Hans Holbein

Hans Holbein werd geboren in de Zuid-Duitse stad Augsburg, met Antwerpen de belangrijkste handelsstad van het Habsburgse Rijk. Zijn vader, Hans Holbein de Oude, was een bekend schilder van altaarstukken en portretten en leidde zijn beide zoons Ambrosius en Hans in het vak op. Daarna stuurde hij ze om het schildersvak verder te Ieren naar Basel, centrum van boekdrukkers, humanisten en vrijdenkers. In het begin van Holbeins carrière was Basel een rustige, welvarende stad. Maar in de jaren twintig begon de leer van Luther en andere nieuwlichters het daar ernstig te bederven. Het was niet alleen een religieuze protestbeweging maar ook een sociale. ledereen van enig aanzien werd bang, hield zich stil of vluchtte de stad uit. Holbein was getrouwd en had een zoon. Zijn vrouw was in verwachting van een tweede kind. Hoe moest hij, ambitieus als hij was, aan opdrachten, dus aan geld komen? Onrust en plunderingen aan kloosters en kerken ten noorden van Basel hadden het maken van altaarstukken en andere religieuze schilderijen zo goed als lam gelegd. Als kunstenaar had je, om je vleugels te kunnen uitslaan, belangrijke beschermheren en opdrachtgevers nodig.

   Erasmus

Gelukkig was Holbein in Basel met Desiderius Erasmus bevriend geraakt. Hij had een aantal van zijn boeken waaronder Lof der Zotheid geillustreerd en verschillende portretten van de internationaal befaamde humanist geschilderd. Erasmus gaf de kunstenaar de noodzakelijke recommandatiebrieven mee om in Londen te gebruiken. Daar, in die booming town waar tachtigduizend mensen leefden, wilde Holbein zijn geluk beproeven. Tijdens een eerdere reis naar Frankrijk had hij vergeefs bij koning Frans l gesolliciteerd. Die was wat kunstenaars betreft voornamelijk Frans en ltaliaans georienteerd en had een aantal jaren de oude Leonardo da Vinci voor zijn hof weten te winnen. Daar maakte de jonge Holbein dus geen schijn van kans. Ook de Habsburgse keizer Karel V had zich omringd met Vlaamse kunstenaars van naam en probeerde wat later - met succes - Titiaan naar zijn hof in Madrid te lokken.

Wie een groot kunstenaar aan zich weet te binden, maakt kans op onsterfelijkheid. Dat lukt ook de kunstenaar wanneer hij in staat is een prachtig portret van zijn machtige opdrachtgever te schilderen. Een mooie deal

Engeland, waar de concurrentie klein was, werd voor Holbein de uitdaging. Hendrik VIII was hard bezig zijn hof internationaal aanzien te geven en wilde de twee machtigste vorstenhoven op het vasteland naar de kroon steken. Hij had, berekenend als hij was, Catharina van Aragon, nicht van Karel V, gehuwd. Zij had een Europese opvoeding achter de rug en kon daarom haar ambitieuze echtgenoot uitstekend van advies dienen, hoe je paleizen moest bouwen en inrichten en hoe je het hofleven kon opluisteren. Hendrik ging aan de slag. Hij bouwde maar liefst vijftig paleizen, organiseerde feesten, optochten, theatervoorstellingen, eetpartijen en liet kostbaar vaatwerk, schitterende kleding en juwelen (ook Holbein heeft dat voor Hendrik VIII gedaan) ontwerpen en uitvoeren. Daar werden allerlei kunstenaars voor ingehuurd. Engelse kunstenaars waren er nauwelijks of niet. Er was geen traditie. Dus liet hij Vlamingen, Hollanders en ltalianen ronselen, maar van internationaal niveau getuigde hun werk niet.
Toen Holbein in 1536 officieel tot hofschilder van Hendrik VIII was aangesteld, deed hij veel meer dan alleen portretten maken. Maar ook het meeste van dat Engelse decoratiewerk is op enkele tekeningen en kopieën na verdwenen. Alleen van de honderden portretten die Holbein in Engeland moet hebben geschilderd, is een klein deel bewaard.

"De ambassadeurs" 1533  [bovenstaande afbeelding vergroten]

Links is de opdrachtgever Jean de Dinteville (c.1503-1555) afgebeeld, die door de Franse koning Frans 1 als gezant naar Engeland was gestuurd om toe te zien op de scheidingskwestie van Hendrik VIII. Dinteville trad in plaats van Frans 1 tevens op als peetoom van Elisabeth, de op 7 september 1533 geboren dochter van Hendrik en Anne Boleyn. Rechts staat Georges de Selve (c. 1508-1541), een Franse bisschop die in mei 1533 op een geheime missie in Engeland verbleef. Vóór de twee heren in het midden van de voorgrond zweeft een doodshoofd. Dit verwijst als memento mori naar de vergankelijkheid van al het aardse, niet alleen naar de sterfelijkheid van de geportretteerden, maar ook naar de tijdelijkheid van alle voorwerpen op de etagère die zo fraai zijn weergegeven. Holbein heeft de schedel bewust perspectivisch vervormd, en laat deze als anamorfose zien. Als we de voorstelling frontaal bekijken, ziet de schedel eruit als een onbegrijpelijk voorwerp. Als we er echter vanuit een extreem schuin perspectief naar kijken, verandert het onwerkelijk overkomende gewrocht opeens in een schedel, terwijl de natuurgetrouwe portretten en de objecten dan juist vervormd en onwerkelijk lijken. 

Zo is de dood alom aanwezig, ook al zijn we niet in staat die te herkennen. Als we hem echter herkennen, wordt het leven onherkenbaar, terwijl de mooie dingen in het gezicht van de dood tot vergankelijke schijn worden.

Portretten van vorsten dienden als propagandamiddel, werden onderling uitgewisseld of aan relaties geschonken. Was het portret geslaagd dan werden er tientallen kopieën, klein en groot, van gemaakt.Dat deed de schilder zelf, maar hij kon dat ook overlaten aan assistenten En dat hing weer af van de belangrijkheid van de ontvanger van het portret. Holbein moet verschillende portretten van Hendrik VIII hebben gemaakt.

Een sprekende gelijkenis zal zo een portret absoluut niet zijn geweest, dat was veel te aards. Het portret van een vorst moest ook symbool van macht zijn. En het was de kracht van Holbein om een sprekende gelijkenis tegelijkertijd tot symbool en icoon te maken.

                      

De werkwijze van Holbein:

Eerst tekende hij zijn modellen naar het leven. De kop kreeg de grootste aandacht en was de persoon in kwestie iemand van aanzien, zoals in het geval van Jane Seymour en Erasmus, dan werden de handen ook naar het leven getekend. Geld zal ook een rol hebben gespeeld. Hoe langer de kunstenaar aan het werk was, hoe groter het paneel en duurder zijn verf materiaal- goud, zilver,ultramarijnblauw waren kostbaar - hoe duurder het portret werd. Na de tekening, waarvoor door het model een aantal uren werd geposeerd, perforeerde de kunstenaar de omtreklijnen. De tekening werd vervolgens op het gegrondeerde paneel gelegd en houtskoolpoeder werd door de gaatjes geblazen. Holbein paste nog een andere methode toe, die in de zestiende eeuw veel werd gebruikt en het voordeel had dat de tekening niet werd beschadigd. Die kon dan later 'opgewerkt' worden en als zelfstandig kunstwerk dienen. Onder de tekening werd een wit blad gelegd dat aan de achterkant met houtskoolpoeder was zwart gemaakt. Vervolgens werden de lijnen van de tekening met een scherp voorwerpop he paneel doorgedrukt. Uitermate handig.

Het schilderij werd in lagen opgebouwd: witte grondering, ondertekening, een imprematura, dat is een geschilderde onderlaag in grijs of een aardkleur. Daarop werden de verschillende kleuren aangebracht en tenslotte een transparante glacis-laag. In een enkel geval, zoals in het portret van Hermann von Wedigh uit het Metropolitan Museum, paste Holbein een heel lichte imprematura toe. Vandaar dat het portret er zo stralend uitziet.

Vaklokaal CKV-1 en CKV- 2 digitale school

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum. Overnemen voor commerciele doeleinden verboden. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Geraadpleegde literatuur: Vrij Nederland 23/8 2003 In dienst van koning Blauwbaard door Ella Reitsma.  Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.
02/20/2010 last update