Isaac Israëls (1865-1934)

Isaac Israëls schilderde met losse toets en vrolijke kleuren drie meisjes die op ezeltjes langs het strand rijden; een jongen loopt er achteraan.

Terwijl Isaacs vader, Jozef, de schilder was van het handwerkende vissersvolk, portretteerde Isaac bij voorkeur de mondaine badgast, of chique stadsmeisjes op ezeltjes, zoals hier. De vrolijke, luchtige manier van uitbeelden verraadt invloeden vanuit Frankrijk. Isaac kwam in contact met Franse kunstenaars tijdens de buitenlandse reizen die hij met zijn vader maakte, én doordat veel buitenlandse kunstenaars huize Israéls bezochten. Isaac kreeg de belangstelling voor kunst, reizen en literatuur met de paplepel ingegeven en hij ontwikkelde zich als een wonderkind. Op 16-jarige leeftijd maakte hij een schilderij voor de Tentoonstelling van Levende Meesters in Den Haag, dat nog vóórdat het voltooid was, gekocht werd door Mesdag voor diens privé-collectie.

Opdracht 12 CKV

In 1886 schreef hij zich in aan de Rijksacademie in Amsterdam, maar hij werd weggestuurd omdat hij al te zeer gevormd was: daar was voor hem niets meer te leren. Isaac bleef in Amsterdam wonen en probeerde daar het eigentijdse stadsleven vast te leggen, hierbij mede geïnspireerd door de boeken van Zola. Hij schetste het leven op straat, in de theaters en café's, zoals Manet en Degas dat in Frankrijk deden. Isaac werkte veel samen met George Hendrik Breitner; de twee kunstenaars stimuleerden elkaar.

In de schilderijen van zowel Breitner als Israëls verschijnen kortstondige momenten uit het dagelijks leven.Van Breitner is bekend dat hij veel fotografeerde en dat hij die moment-opnames gebruikte bij het schilderen. Israëls probeerde het moment te vangen in de talloze schetsen die hij maakte: hij noteerde wat hij zag. Een truc die beide schilders graag gebruikten om snelheid uit te beelden en het gevoel van een 'snapshot' te verkrijgen is het uit het beeld laten lopen van een figuur: de lijst snijdt de voorstelling af.

In 1903 verhuisde hij naar Parijs, waar hij tien jaar woonde; de tien jaren daarna bracht hij voor het grootste deel in Londen Oor. In 1923 keerde Isaac terug naar zijn ouderlijk huis in Den Haag. Daar werd het atelier van zijn vader zijn nieuwe werkplaats. Tot aan zijn dood produceerde hij daar zijn kleurige schilderijen.