ERIK OF HET KLEIN INSECTENBOEK Godfried Bomans
DE KLEINE ERIK LAG, JUIST OP HET OGENBLIK dat dit boekje begint, in het oude bed van grootmoeder Pinksterblom met den troonhemel en -de zijden kwasten, en keek over den rand van het blanke laken de schemerige kamer in.

Het was het uur waarop de kleine mensen naar bed gaan, het uur waar de grote mensen niet van weten: alle vertrouwde dingen van den muur vervagen zoetjes aan in het groeiende duister, en de wereld wordt stil, zo stil dat zij zelfs niet meer ademt... Buiten stapt nog iemand voorbij: stap, stap, zo klinkt het, en in de verte roept een jongetje hoog en fijn naar een ander jongetje. Zijn stem klinkt in den avond en je denkt- daar is toch een jongetje op de wereld dat nog niet in bed ligt...

Erik lag stil te.kijken naar het raam in de verte en naar de schemerende portretten van den muur. "Het is net," dacht hij, "of er iets gebeuren gaat. En misschien gaat er ook wel iets gebeuren?" En hij besloot om nu eens niet, gelijk op andere avonden. in slaap te vallen, maar goed op te letten of er misschien , @iets gebeuren ging". Nu was daar een goed middel voor. Want onder zijn hoofdkussen lag een boekje, "Solrns' Beknopte Natuurlijke Historie" geheten, en Erik moest daar voor morgen alle insecten uit kennen. Hij had er dezen helen Woensdagmiddag uit zitten leren en was tot aan de meikevers gekomen. Morgenochtend, onder het speelkwartier, zou hij de meikevers er bij nemen.

"Laat eens kijken," mompelde Erik, "hoeveel poten heeft een wesp ook al weer? Zes. De ogen zijn apart verstelbaar e 'n staan voor in den kop. Mooi. Zij leven niet in korven, gelijk de bijen, maar - ja, waar leven zij dan? Zij zullen apart leven, denk ik Nu, dat doet er ook niet toe. Zij behoren tot de familie der vliesvleugeligen en hebben geknikte sprieten.

En hoe staat het met de vlinders? De vlinder verbaast den aandachtigen natuurliefhebber door haar fraaie kleurenpracht. (Erik zei dezen zin twee keer, zo mooi vond hij hem.) Wij kunnen hen rekenen onder de zogenaamde nuttige insecten, maar de kinderen die zij krijgen - welke rupsen worden genoemd - kunnen zeer schadelijk zijn. De door geleding bewegelijke kop (nu kwam er een lastige passage dié Erik veel moeite gekost had) draagt veelledige draad- of borstelvormige, vaak ook knotsvormige, voorts gezaagde of kam vormige sprieten, grote, halfbolvormige samengestelde of enkelvoudige ogen, een kleine bovenkaak en een roltong, die de plaats van de onderkaken inneemt. Nu dat is goed gegaan en ik zou wel eens willen weten of Henkje Sjollema het er ook zo afbrengt. (Henkje Sjollema was het knapste jongetje van de derde klas, hij zat schuin voor Erik. Men kon hem me t de hand aanraken.) En nu de mieren. Die zijn aardig, vooral om- dat er veel kleine lettertjes bij staan, dié men niet behoeft te kennen. De mier behoort, evenals de wesp, tot de familie der vliesvleugeligen. Zij wordt den mens dikwerf ten voorbeeld gesteld, en dit niet zonder reden, want het is een ijverig diertje. Zij wonen in grote hoeveelheden samen in zgn. mierennesten - dat is makkelijk te onthouden, mieren wonen in z mierennesten, prevelde Erik - alwaar zij den geh n dag bezig zijn met het vervoeren van poppen en eieren. In tijd van nood scheiden zij een zuur af, mierenzuur genaamd (mierenzuur geii"d, herhaalde Erik), dat echter voor de industrie van geen belang is. De mannetjes worden eerst in den nazomer geboren. Zij be-- zitten vleugels, doch missen den angel der wijfjes en werkmieren. Hé, dat is vreemd, mompelde Erik ' je zou juist denken dat het omgekeerd is. Eens even kijken. "

Hij haalde "Solms' Beknopte Natuurlijke Historie" onder het kussen vandaan, en zocht de mieren op. ja, daar stond het: ... doch missen den angel der wijfjes en werkmieren. "Dat is toch vreemd," mompelde Erik, "wat zijn dat voor mannetjes?" Zijn blik zwierf naar het schilderij "Wollewei" dat naast zijn bed aan den muur hing. Nu moeten wij eerst iets vertellen over dit schilderij, want dit is het juist waar iets merkwaardigs mee gebeurde.

Het bezat eigenlijk helemaal geen naam, doch Erik had het bij zichzelf "Wollewei" gedoopt omdat men er witte schaapjes zag grazen in een groene weide. In de verte leunde een oude herder op zijn staf, en een kleine herdersjongen blies op een koperen hoorn. Doch wat Erik het mooist vond van dit schilderij, was dat de schilder er met eindeloos geduld alle insecten op geschilderd had die men maar bij mogelijkheid bedenken kon: rupsen en kevertjes kropen over de takken van de bomen, kleine spinnen weefden er hun web, dikke hommels droegen honing aan, en vlak tegen de onderlijst lag een enorm slakkenhuis. Dat moest wel zo groot zijn Omdat het vooraan lag, begreep Erik. In het gras, rechts onderaan, kronkelde een worm, en een doodgravertje stond er belangstellend naar te kijken alsof hij zich afvroeg welken kant het zou opgaan. Mieren waren er ook: zij holden ijverig tussen de afgevallen bladeren door elkander heen, maar Erik kon niet zien wie of er nu een angel had en wie niet. "Nu, misschien is het daar ook te donker voor," besloot hij, en bleef met zijn handen onder zijn hoofd het schilderij te kijken.

"Wat moet het toch heerlijk wezen," peinsde hij hardop (want hij was nog steeds bang in slaap te vallen), "wat moet het toch heerlijk wezen om daar te leven! Nooit geen proefwerken meer over insecten, want iedereen is daar zelf insect; altijd honing in over-vloed, je speelt maar wat in het groene gras en de dag is voorbij. 's Avonds lang opblijven, niemand die er wat van zegt. En dan slapen in die rode papaver daar links, of in het slakkenhuis, als daar plaats is. 's Ochtens sta je op, je wast je handen in een dauwdruppel, en klaar ben je. En dan loop je wat rond en kijkt naar het leggen van de eieren en het uitkomen der larfjes, want je bent de enige die er wat van weet. 0, wat zou ik. . .

Opeens klonk er in de kamer een zacht, ingehouden gelach. Het was of er iemand zich vreselijk vrolijk maakte en het werkelijk niet meer houden kon. Erik ging langzaam overeind zitten, en tuurde in de opperste verbazing de kamer. in.

"Is daar iemand?" riep hij.Hi, hi, hi!" klonk het vanaf de wand. Erik keek naar boven, en toen zag hij iets zeer ver-wonderlijks. Grootvader Pinksterblom, de roem van de familie, die oude strenge heer wiens baard opzij van zijn twee wangen als klimop.naar boven groeide en die op het kerkhof buiten de stad onder een grafzerk lag, groot eenoes om de gehele familie Pinksterblom te bedekkén, welnu, deze grootvader Pinksterblom hield zijn neus tussen duim en wijsvinger en schudde van het ingehouden lachen. Zodra hij echter bemerkte dat Erik naar hem keek, stopte hij haastig zijn duim in het vestzakje waar het sinds twintig jaar zat, en staarde ernstig naar een spijker aan den overkant. "Ik moet het mij verbeeld hebben, " dacht Erik, strak naar het portret starend. Zijn hart sloeg zo luid dat het hem toescheen of het hele bed met matras en al mee klopte. Hij bleef zo wel een minuut zitten, doch er gebeurde niets.

Weet je wat," sprak Erik ten slotte in zichzelf, "ik zal mij omdraaien naar den muur. Als hij dan denkt dat ik ingeslapen ben, keer ik onverwacht mijn hoofd om"

Vaklokaal CKV-1 digitale school

Samenstelling bronmateriaal uitsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 uit het algemeen deel  voor havo en atheneum en het vak ckv vmbo. Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

 Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.


10/18/2004 last update