MOVING PICTURES

Film bestaat uit een strook flexibel en transparant materiaal. Deze strook wordt met een bepaalde snelheid geprojecteerd op een lichtreflecterend scherm. Bij de projectie wordt de strook in afzonderlijke beelden (“frames”) gesegmenteerd. De projectiesnelheid is sinds de introductie van de geluidsfilm gestandaardiseerd op 24 beelden (“frames”) per seconde. In de periode van de stomme film werden verschillende opname- en projectiesnelheden gebruikt. Bij een projectiesnelheid van minder dan 8 beelden per seconde gaat de illusie van continuïteit in beweging verloren. Er worden dan afzonderlijke stilstaande beeldjes waargenomen. In vrijwel alle filmtheorieën wordt impliciet of expliciet ervan uitgegaan dat de filmstrook bestaat uit afzonderlijke beelden (“frames”) die bij de projectie niet meer als zodanig zijn te onderscheiden en dat deze beelden van fotografische aard zijn in de zin van op lichtgevoelig materiaal (aanvankelijk nitraat, later celluloid) vastgelegde cameraregistraties (vergelijk het Amerikaanse begrip “moving pictures”: de film als “bewegende fotografie”).
de vertelstructuur van de film:
Bij de vertelstructuur wordt er gekeken naar de informatieverdeling tussen het personage en het publiek. Deze verdeling is namelijk van invloed op de mate en de vorm van identificatie van de toeschouwer met een personage en daarmee op de beleving van de toeschouwer.
suspense plot

de toeschouwer weet méér dan het personage

surprise plot

de toeschouwer weet mínder dan het personage

mystery plot

de toeschouwer weet evenvéél als het personage