'Het natspuiten van de tuinman'

Humor gepresenteerd in een vooraf bedachte structuur is een komedie.

Over de ingrediënten en opbouw van een komedie is wel enige overeenstemming te constateren. Maar waarom de een in een deuk ligt bij een komedie als DUMB AND DUMBER en een ander van verveling vijfhoog uit een raam wil springen, blijft een niet te beantwoorden vraag. Desondanks heeft menigeen zich sindsdien over de vraag, wat is leuk, gebogen.

En zoals lang geleden de oude alchemisten op zoek waren naar de formule om van steen goud te maken, zo is menig filmmaker nog steeds op zoek naar de formule die de perfecte komedie oplevert. Een zinloos experiment, dat wel, maar het heeft de afgelopen eeuw veel amusante films voortgebracht.

image

De eerste enigszins volwaardige producten van het nieuwe medium film waren erotische en humoristische filmpjes. Uit die begindagen stamt dus ook de eerste komische (slechts enkele minuten lange) film. Deze eerste film met een verhaallijn werd door de broers Lumière vertoond in 1895. Vrij vertaald heette dit filmpje 'Het natspuiten van de tuinman' en gaat over een ondeugend jongetje dat zijn voet zet op de waterslang van een tuinman. Als deze dan in de tuit van de slang kijkt om te zien waar het water blijft, haalt de jongen zijn voet weg en wordt de tuinman doornat. Voorwaar een grap die nog menigmaal de lachspieren in werking zal zetten. Even nog blijft Frankrijk het voortouw nemen bij het maken van komische films, maar na 1919 zakte de Franse komische cinema in en speelde verder een ondergeschikte rol. Het zijn de Amerikanen die sindsdien, beginnend met de slapstick, het lachende gezicht van het komisch filmgenre beheersen.
De Amerikanen, hoewel veel komische sterren uit die begindagen uit de Britse vaudeville komen, zetten de norm voor wat leuk is met de slapstick. En zoals wel vaker het geval is met Amerikaanse makelij, het is niets nieuws maar wel beter verpakt. De slapstick heeft namelijk al een heel oude voorvader. Veel elementen van de slapstick (en de vele andere komische subgenres) zijn terug te voeren tot de Commedia dell'arte. Sterker nog, er valt veel voor te zeggen dat alle komedies in wezen zijn terug te voeren tot het basis-scenario van de Commedia dell'arte. Deze vorm van komedie stamt uit het 16de-eeuwse Italië. De kern van het verhaal bij de Commedia dell'arte wordt gevormd door twee geliefden. Hoewel de kern van het verhaal, toch zijn ze slechts aangever in de uitvoering. Hun pogingen te trouwen zijn niets meer dan het raamwerk van de komedie. Uiteraard zijn er altijd allerlei belemmeringen waardoor de trouwplannen worden gedwarsboomd. Door die belemmeringen wordt de rol van de bijfiguren, die het huwelijk moeten beletten dan wel juist doorgang moeten laten vinden, erg belangrijk. De trouwlustige jonge maagd in de Commedia dell'arte heeft meestal een trouwe helpster, Columbine (ook wel Riosette) geheten. Verder is er een vader, Pantalone genaamd. Deze wordt vaak afgebeeld als de bekende oude bok die nog wel een groen blaadje lust.

De laatste vaste figuur is Il Capitano, een ijdele kwast en een laffe snoever die zich over het algemeen tooit met een zelfbedachte titel en veelal denkt dat hij onweerstaanbaar is voor vrouwen.

Deze kernfiguren voeren een vrij traditioneel blijspel op. De kolder, de grappen en de grollen worden verzorgd door de bijfiguren, de knechten van de hoofdrolspelers. Deze knechten worden 'zani' genoemd, een woord dat in het Amerikaans terecht is gekomen als zany en zoveel betekent als dwaas, kolderiek. De knechten improviseren er lustig op los. De improvisaties gaan met flinke kloppartijen en gooi- en srnijtwerk gepaard. Om de intrige en de improvisaties gaande te houden is er altijd een contrast tussen de knechten. De een is slim, scherpzinnig, een plannenmaker, de ander speelt de rol van sufferd. Ze tooien zich, afhankelijk van het opgevoerde stuk, met namen als Scapino, Pulchinella (de latere Jan Klaasen), Harlekino, Scaramuccia en Pedrolino (Pierrot). Hun kolderieke, veelal geimproviseerde pogingen het huwelijk tussen de jong geliefden te verhinderen (dan wel tot stand te laten komen) zorgen voor de nodige hilariteit.

Wie met dit 16de-eeuwse basis-scenario in het hoofd terugblikt op de vele filmkomedies zal bemerken dat in wezen bijna alle (film-)komedies dit scenario in zich hebben. Afhankelijk van de toon, stijl of feitelijke invulling kan er een onderverdeling worden gemaakt in subgenres als bijvoorbeeld slapstick, sitcom, comedy of manners, parodie, black comedy en de zo populaire actie-komedie.

[ Lees verder over de Commedia Dell'Arte.................]

Het meest elementair zit Commedia dell'arte in de eerste komische films: de slapsticks. Komedies waarin valpartijen, acrobatische toeren en 'keiharde' knokpartijen schering en inslag zijn. In deze slapsticks (denk aan de films van Charlie Chaplin, Buster Keaton, Harold Lloyd, enzovoort) zitten ook de drie basistypes van de karakters (de knechten uit de Commedia dell'arte), die veel later in films als DUMB AND DUMBER, FOUR WEDDINGS AND A FUNERAL, THE MASK, TRUE LIES, NAKED GUN en MRS. DOUBTFIRE  terugkomen in de komisch-klungelige jacht op de door de hoofdpersoon begeerde vrouw. Deze drie oertypes zijn: 
  • De naïeveling, de sufferd, de simpele ziel die zich altijd laat belazeren en overal met open ogen intrapt. 
  • Daarnaast is er de zot, de clown, de losbol die voor de verwarring en de chaos zorgt. 
  • In de derde plaats is er de goedbedoelende schavuit, de slimmerik die de plannen maakt die gedoemd zijn te mislukken, de onverlaat dus die de zot en/of naïeveling in onmogelijke situaties brengt.
De drie basistypes zijn bijna altijd terug te vinden in komische films. Soms door één hoofdrolspeler. Denk aan Leslie Nielsen als Frank Drebin uit de NAKED GUN-reeks, die de liefde van Priseilla Presley wil winnen. Aan Tom Hanks die als Forrest Gump gedreven wordt tot onmogelijke prestaties door zijn onbereikbare liefde Jenny. Aan Jim Carrey die in THE MASK alles doet om Cameron Diaz te veroveren. Of aan Arnold Schwarzenegger, die in TRUE LIES geen brug te ver gaat om zijn vrouw Jamie Lee Curtis opnieuw te veroveren. Maar vaak ook als (gelegenheids-) duo (Carrey en Daniels in DUMB AND DUMBER op veroveringsjacht naar Lauren Holly). Het is bijna altijd de vrouw die ervoor zorgt dat de jacht op haar uitloopt op another fine mess.

Natuurlijk is er een verschil tussen deze moderne komedies en de slapsticks. Het essentiële verschil (behalve de moderne special effects) is dat de spitsvondige dialoog een belangrijke rol speelt in het bepalen van het humorgehalte. Nu is dat op zich ook niets nieuws. De opvolger van de slapstick was de crazy comedy, waarin naast de komische chaos die de knechten veroorzaakten, de spitse dialogen de zaal plat kregen. De films van de legendes van de crazy comedy, The Marx Brothers, W.C. Fields, Laurel & Hardy, zijn goede voorbeelden van films waarin de spitsvondige dialoog even belangrijk is als de valpartijen, vechtpartijen en gevaarlijk stuntwerk.

Vandaag de dag noemen we de crazy comedy de actie-komedie. Inderdaad, Amerikanen vinden zelden iets nieuws uit maar ze weten - gelukkig voor de liefhebbers van de komische film - wel telkens de verpakking te veranderen. Spektakel luidt de nieuwe verpakking, waarin de humor zich wonderwel thuisvoelt. Maar ook andere populaire komische genres huldigen de regel dat 'cherchez la femrne' eigenlijk de enige basis is, die een komedie kans geeft op succes.

De hoogtijdagen van de slapsticks en crazy comedies waren begin jaren '30 wel voorbij en de opvolger, de screwball comedy, heerste in de jaren '40 op het witte doek. De jaren '40, beheerst door de Tweede Wereldoorlog en de naweeën daarvan, kenden weinig komedies of opvallende subgenres. Met uitzondering wellicht van de Britse komedies van Powell en Pressburger of de draken van films die Bob Hope, Bing Crosby en Dorothy Lamour maakten, de zogenaamde 'Road to...'-movies, waarin volgens de Commedia dell'arte-regels weer twee klunzen op jacht gaan naar de vrouw en al plannen makend in komisch bedoelde situaties terechtkomen. In de jaren '50, het era waarin Hollywood haar oorlog moest beginnen tegen de televisie, en de daaropvolgende decennia is er nauwelijks meer sprake van een overheersend subgenre. Satires, black comedies, parodieën, comedy of manners, action-comedy, sitcom, het begint allemaal wat door elkaar te lopen. Kenmerkend voor de meeste van deze subgenres is een soort (komisch) verzet tegen de maatschappij.

 

THE SEVEN YEAR ITCH

Meest sprekend voorbeeld van een filmmaker uit die tijd die de heersende moraal op de hak neemt, is Billy Wilder. Zijn zedenkomedies (comedy of manners) als THE SEVEN YEAR ITCH (uit 1955, waarin Tom Eweil op komische wijze Marilyn Monroe wil veroveren) en SOME LIKE IT HOT (uit 1959, waarin Marilyn Monroe Tony Curtis probeert te veroveren) nemen een loopje met maatschappelijke codes. Woody Allen (altijd op jacht naar 'zijn eeuwige Annie Hall') neemt de heersende moraal meer satirisch op de hak, terwijl anderen juist op een zwartgallige, meer cynisch-humoristische wijze tegen het wereldbeeld aanschoppen.

Marilyn Monroe in "Some Like it Hot" als Sugar Kane

Some Like It Hot

Genre: Komedie
Speelduur: 122 minuten
Zwart-Wit
Regie: Billy Wilder
Scenario: I.A.L. Diamond, M. Logan, Robert Thoeren, Billy Wilder
Camera: Charles Lang
Montage: Arthur P. Schmidt
Muziek: Adolph Deutsch, H. Gibbs, Gus Kahn e.a.
Productie: United Artists
Met: Jack Lemmon, Tony Curtis, Marilyn Monroe

Een hilarische screwball comedy. Chicago, de jaren twintig. (Drooglegging: alcohol was verboden) Twee jazzmuzikanten zijn getuige van een bloedbad tussen vechtende bendes en ontvluchten de stad, bang om door de gangsters herkend te worden. Ze duiken onder in een meidenorkest, dat op weg is naar Florida. Het duo vermomt zich om mee te kunnen spelen met de band, de Sweet Sue’s Society Syncopaters. De maskerade werkt. Maar wat te doen als de liefde in het spel komt?
Lemmon en Curtis zijn hilarisch als vermomde vrouwen en Monroe steelt de show als de verleidelijke maar naïeve Sugar Kane. Vakkundig laat de regisseur in het midden of Sugar vermoedt wat er achter de maskerade van haar vriendinnen schuilgaat. 

De laatste tijd geven een beeld waarin alles wat maar leuk is kan. Van subgenres met voorgeschreven regels als bij de screwball, slapstick of crazy comedy lijkt nauwelijks meer sprake. Lijkt, want toch is het basis-scenario van de Commedia dell'arte, en daarmee de drie basistypes, overeind gebleven. Denk maar aan LOOK WHO'S TALKING (John Travolta als naïeveling die Kirstie Alley wil veroveren, terzijde gestaan door de komische schavuit van een baby), TWINS (Amold Schwarzenegger als näieve sul en Danny DeVito als komische schavuit met snede plannen) en JUNIOR (met Schwarzenegger en DeVito in dezelfde rolverdeling, alleen is nu Emma Thompson 'object du désir'). Het zijn voorbeelden van het Commedia deil'arte-scenario in een moderne verpakking. Daarnaast blijven dus de actie-komedies, de gemoderniseerde crazy comedies met veel acrobatisch gooi- en smijtwerk afgewisseld met spitse dialogen en een overdaad aan spectaculaire special effects, uiterst populair.

02-05-2010   

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1 en ckv-2 voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven: