BRONNENBUNDELS
 


Wereldtentoonstellingen

Tot 1850 bestond er nergens ter wereld enig animo om de nationale industriële tentoonstellingen een internationaal karakter te geven. Het economische protectionisme vierde hoogtij. In Engeland hadden vanaf 1844 plannen bestaan om industriële tentoonstellingen te organiseren.
De tentoonstellingen kenden er een geweldig succes. In 1848 werden in Londen niet minder dan 73.000 bezoekers geteld, tegen 20.000 in 1847.
Op aandringen van prins Albert besloot men de tentoonstelling van 1851 op werkelijk internationale leest te schoeien. Het idee achter dit plan beoogde het tot stand brengen van een nauwere samenwerking tussen de verschillende landen d.m.v. de welvaart-brengende technologie: een wereldtentoonstelling als lichtbaken van de vrede.

Uit: Mode voor iedereen,
Confectie 1880-1980.

De wereldtentoonstelling werd gehuisvest in een speciaal hiervoor ontworpen gebouw. In het Londense Hyde Park bouwde de architect Joseph Paxton een revolutionaire constructie van staal en glas, het Crystal Palace. In dit gebouw keken in 1851 6.000.000 mensen uit alle lagen van de bevolking, naar producten die daar door 17.000 deelnemers, afkomstig uit de hele wereld, bij elkaar gebracht waren. De manifestatie nam 140 dagen in beslag.
De Engelse onderneming had belangrijke gevolgen voor de hele wereldeconomie. Niet alleen nam in de jaren vijftig de Engelse export aanzienlijk toe en legden de verschillende fabrikanten belangrijke contacten, ook handelsverdragen werden afgesloten waardoor verscheidene landen hun importtarieven gingen verlagen.

De wereldtentoonstelling van 1851 te Londen was de eerste maar zeker niet de laatste.
De afmetingen en bezoekersaantallen van deze reusachtige ondernemingen nemen in de loop van de negentiende eeuw steeds toe. In 1855 te Parijs telt men 24.000 deelnemers en 4.200.000 bezoekers; in 1878 zijn er reeds 52.800 deelnemers en 16.000.000 bezoekers. In 1900 telt men 83.000 deelnemers en 48.100.000 bezoekers, terwijl de tentoonstelling 210 dagen in beslag neemt.Op de wereldtentoonstelling van 1855 te Parijs verschenen de eerste grote aantallen machines voor de confectieindustrie. De snijmachines en de naaimachine stonden er in het middelpunt van de belangstelling. Op diezelfde tentoonstelling presenteerde de Franse mode-ontwerper Worth voor het eerst exportmodellen die in het buitenland gretige afnemers vonden.

De modellen van Worth werden in de andere landen in grote aantallen verveelvoudigd. In Parijs rezen de confectieateliers als paddestoelen uit de grond. Frankrijk stond op dat moment aan de top op het gebied van de confectie-industrie. Vanaf 1870 echter doorbreekt de Duitse confectie, met name in het goedkope genre, de hegemonie van Frankrijk.
Op de wereldtentoonstelling van 1862 verdrong ook de geconfectioneerde lingerie het zelfgemaakte ondergoed. Vijf jaar later, op de wereldtentoonstelling te Parijs, waren de confectiefirma's massaal vertegenwoordigd. In het juryrapport van 1878 werd geconstateerd dat de machinale vervaardiging van textielmaterialen de overhand had gekregen op het handwerk. In geen enkele andere industrie was de omschakeling zo snel als in de kledingindustrie.

Facade van het Crystal Palace, gebouwd voor de Wereld-tentoonstelling 1851
Joseph Paxton Crystal Palace, 1851
Parijs, Gebouw van de Wereld-tentoonstelling 1855
Captain Fowke, Tentoonstellings-gebouw, Londen, 1862
F. le Play, Wereld-tentoonstelling Parijs, 1867
M. Fouquiau, Wereld-tentoonstelling Amsterdam, 1883
Gustave Eiffel, Toren, Parijs, 1889
Wereld-tentoonstelling Parijs, 1900