BRONNENBUNDELS
 


Constructivisme

Vladimir Tatlin (1885-1953), een abstracte kunstenaar en toegewijde materialist in de kunst, had Picasso in 1913 in zijn Parijse atelier opgezocht en kende zijn driedimensionale constructies, die hij trachtte na te streven in zijn vroegste abstracte reliëfs. Met de Russische revolutie veranderden zijn ideeën radicaal: hij raakte ervan overtuigd dat de kunst qua doel en functie voornamelijk sociaal moest zijn. Zijn standpunt ging eerder dan dat van Malevitsj de nieuwe Sovjet-kunst beheersen. Mettertijd leidde zijn aandrang dat kunst praktisch, gemakkelijk te begrijpen en sociaal nuttig moest zijn, direct tot de emigratie van de meest vitale en internationaal invloedrijke Russische avant-gardekunstenaars, de constructivisten. Hun avontuurlijke abstractie werd vervangen door een banale en niet-uitdagende kunstvorm, het sociaal-realisme.

Uit
Sam Hunter en John Jacobus,
100 jaar moderne kunst.
Amsterdam 1977

Tatlins meest opmerkelijke werkstuk was zijn voorstel van het Monument van de Derde Internationale, een open, spiralende metalen toren, ontworpen om draaiende ruimten te bevatten waarin regeringskantoren gevestigd konden worden. De onverzoenbare verschillen tussen Malevitsj puristisch standpunt en Tatlins utilitarisme werden op een gegeven ogenblik ten gunste van Malevitsj opgelost toen in 1920 de gebroeders Naum Gabo (geb. 1890) en Antoine Pevsner (1886-1962) een nieuwe synthese van Tatlins overtuiging, dat de kunst zich moet aanpassen aan de moderne technologie en de non-objectieve stijl van Malevitsjs onthechte abstracties, bereikten.

Tatlin, Monument voor de derde Internationale (maquette)

In 1920 publiceerden de broers hun historische Realistisch Manifest om hun constructies, die in Rusland dat jaar voor het eerste tentoongesteld werden, te verklaren en te verdedigen. In dit document stelde Gabo een kunst voor die zou worden geconstrueerd uit moderne materialen en "in de vormen van ruimte en tijd", zodoende gelijktijdig de moderne wereld aanvaardend en toch tegen de materialistische ideologie ingaand. Een ander radicaal uitgangspunt was de verklaring dat zij "een nieuw element, een kinetisch ritme als- de basisvorm voor onze perceptie van de werkelijke tijd" zouden bevestigen, een belofte van een nieuwe bewegingssculptuur die vreemd genoeg slechts, in één kunstvoorwerp verwezenlijkt werd.

Gabo's Kinetische Constructie: Vibrerende Veer uit 1920. Gabo's doorzichtige structuren in materialen als glas, metaal en plastic suggereerden niet alleen een bevestiging van de moderne technologie, maar zelfs een afhankelijkheid van bepaalde topologische modellen en mathe-matische formuleringen. Gevoelige en vindingrijke eigenschappen zorgden er echter voor dat zijn werken geen steriele formules werden of een buitensporige aanbidding van wetenschappelijke modellen. Zijn beelden verwijzen naar organische en spirituele ervaringen, in overeenstemming met de universalistische doelstellingen van de andere pioniers in de twintigste eeuwse abstractie.

Naum Gabo, Ontwerp voor een kinetische costructie, 1922
Andere Russische constructivisten die in hun geboorteland achterbleven, onder wie Alexander Rodchenko (1891-1956), bereikten slechts kortstondig het hoge niveau van Gabo's abstract oeuvre, gevoed door de stuwkracht van de eerste fase in Ruslands waarlijk revolutionaire kunst. Mettertijd vestigde de officiële partijlijn en de esthetiek de gelijkberechtigdheid van de praktische en schone kunsten, terwijl het sociaal-realisme van een anekdotische in weinig inspirerende aard in de plaats kwam van het constructivistisch "realisme". Constructivistische idealen en methoden werden echter in de jaren twintig en dertig door Lissitsky en László Moholy-Nagy door geheel Europa verspreid. Vooral de laatste werd van invloedrijke betekenis door zijn leraarschap aan het Bauhaus.

 

Aangezien de creatieve stroom, die in de USSR in de jaren twintig begon te vloeien, abrupt werd stilgezet als deel van de zuiveringsprocessen en de sociaal-realistische 'academische reactie in de jaren dertig, is het moeilijk belangrijke figuren naar voren te halen aangezien individuele carrières een te korte tijd kenden voor hun ontwikkeling. Enkele van de allervroegste Sovjetprojecten zijn schimmenspelen, maar op een rationeel propagandistischer manier dan het werk van de Berlijnse expressionisten. Veel werd er niet gebouwd wegens de economische moeilijkheden, en wat er gebouwd werd gebeurde vaak toevallig en leek onbevredigend. Vladimir Tatlins toren, het Monument voor de Derde internationale (1920), is een buitensporig plan vergelijkbaar met de imaginaire architectuur van Sant 'Elia en Taut en ook, als wij het niet helemaal naar het terrein van de fantasie willen verwijzen, met de Eiffeltoren - dat vreemde werk van ingenieursvisie dat op een of andere manier en in een van de meest prozaische en conservatieve tijden gebouwd kon worden.
Tatlins project bracht het, hoewel het nooit verwerkelijkt werd, tot model op grote schaal. In tegenstelling tot de Eiffeltoren werd Tatlins ontwerp verondersteld drie ronddraaiende archi-tecturale glazen vormen te bevatten - een kubus, piramide en cilinder -, ruimten waarin de diverse organen van de Communistische Internationale gehuisvest zouden worden. Zij zouden ook op verschillende snelheden draaien -per jaar, maand en dag -, waarschijnlijk om de vergaderingen van de diverse organen bij te houden. De meer dan 400 meter hoge spiraal, die de opmars van de mensheid moest symboliseren, was een expressieve en abstracte vervorming van de contouren van de Eiffeltoren; men kan zich afvragen of Tatlin betreffende zijn "uitvinding" niet geinspireerd was geweest door Robert Delaunay's talrijke kubistische wijzigingen in zijn structuur. Tatlins extravagantie is zowel representatief voor de utopische drang, die elders in de periode na de wapenstilstand duidelijk bleek, als ook voor de beslissende rol die de architectuur zou gaan spelen in de nieuwe sovjetstaat.

 

Beschilderde wagon van een Agitproptrein, 1919