![]() |
BRONNENBUNDELS |
Leonardo da Vinci (1452-1519) was een veelzijdig begaafde kunstenaar uit de Italiaanse renaissance. Die veelzijdigheid is terug te vinden in zijn schets- en aantekenboeken, waarin hij zijn waarnemingen en experimenten op velerlei gebied noteerde. Al deze aantekeningen heeft hij nooit verwerkt tot een samenhangend systeem, omdat hij rusteloos op zoek bleef naar steeds nieuwe ontdekkingen. Zo spreekt hij in het ene manuscript over drie soorten licht, terwijl hij in andere notities vier soorten onderscheidt. |
||
17) Leonardo da Vinci, het bewijs en
de reden waarom in lichte gedeelten bepaalde delen sterker zijn belicht
dan andere.
|
![]() |
|
Het bewijs en de reden waarom in lichte gedeelten bepaalde delen sterker zijn belicht dan andere. Als je een historisch schilderij opbouwt,
neem dan twee punten, het ene is het gezichtspunt en het andere het
punt waar het licht vandaan komt; en kies dit op zo groot mogelijke
afstand. Waar de hoeken die worden gemaakt door
de invalslijnen het meest gelijk zijn, zal het helderste licht zijn
en waar ze het meest ongelijk zijn, zal het het donkerste zijn. Hoewel de ballen a b c door één raam worden belicht, zul je niettemin, als je de lijnen van hun schaduwen volgt, zien dat deze elkaar snijden op een punt en de hoek n vormen. Aangezien bewezen is dat elk bepaald licht afgeleid is of schijnt te zijn van één enkel punt, zal de zijde, die er door wordt verlicht, het heldere licht hebben op het deel waar de stralingslijn loodrecht invalt, zoals boven te zien is in de lijnen a g en ook in a h en in I a; en dat deel van de verlichte zijde zal minder helder zijn waar de invalslijn de zijde treft tussen twee minder gelijke hoeken, zoals te zien is in b c d. En hierdoor kun je ook te weten komen welke delen van licht verstoken zijn, zoals te zien is in m k. |
Uit: Leonardo, Een bladzijde uit zijn schetsboek. In: L. RETI (red.), Leonardo da Vinci, Utrecht/ Antwerpen 1974 |
|
Uit: Leonardo, Aantekeningen. In: ED. J.P. RICHTER, The literary works of Leonardo da Vinci, Londen, 1970 |
Manuscript G 3 v, Institut de France, Parijs
Manuscript E 3 v, Institut de France, Parijs
Het eerste soort licht, waarmee ondoorzichtige
lichamen worden verlicht, wordt bijzonder genoemd en het is de zon of
het licht uit een raam of een vlam. Het tweede soort wordt universeel
genoemd en wordt aangetroffen in bewolkt weer of in mist en dergelijke.
Het derde is het getemperd licht als de zon zich in de avond of in de
morgen geheel achter de horizon bevindt. Manuscript B.N. 2038 33b, Institut
de France, Parijs |
|
![]() |
18) Leonardo da Vinci, Handen |
|
Een object zal het grootste verschil in licht en schaduw vertonen als het gezien wordt in het sterkste licht, zoals in zonlicht of 's nachts in het licht van een vuur. Maar dit moet in de schilderkunst niet te veel toegepast worden omdat het werk grof en zonder gratie zal blijven. Een object dat in getemperd licht gezien wordt, zal weinig verschil tussen licht en donker vertonen en dit is het geval wanneer het tegen de avond loopt of als het een bewolkte dag is en werken die dan geschilderd worden zijn zacht en elk gezicht krijgt gratie. Dus moet men in alles uitersten vermijden: te veel licht maakt het werk grof, te weinig hindert ons in het zien: de middenweg is de juiste. Trat. 93 Vaticaanse bibliotheek (transscripten
uit de 16de eeuw van manuscripten van Leonardo, die nu voor een groot
deel verloren zijn) |
||
Codex Madrid 1125 v Manuscript A 20 r, Institut de France,
Parijs |
||
19) Piero della Francesca, Detail uit Madonna met kind,
engelen en heiligen ca 1473
|
![]() |
|
Manuscript F, 75 r, Institut de France,
Parijs |
||
19) Piero della Francesca, de droom van Constantijn,
Fresco in de S. Francesco, Arezzo
|
|
|
Manuscript Br.M. 196 a, British Museum,
Londen |