BRONNENBUNDELS
 


Byzantijnse weefsels

Byzantium, de Islam en de door Karel de Grote gestichte eerste Europese staat waren de machten, die na de ondergang van de antieke wereld opkwamen. (...)
Met de Arabieren, dragers van de banier van de Islam, verscheen een jong, tot nu toe onbekend volk op het toneel van de geschiedenis. Het onderwierp het hele Middenoosten, Noordafrika en Spanje aan zich en aan zijn nieuwe godsdienst. (...) De produkten van de zijdeweverij vormden gemeten naar hun waarde een voornaam bestanddeel van de toenmalige wereldhandel. Zoals uit de verbodsbepalingen van de keizer om zijde buiten de staatsweverijen te vervaardigen of te bewerken blijkt, waren er in Byzantium al in de 4de eeuw zijdeweverijen. De keizerlijke werkplaatsen schijnen pas in de tijd van keizer Justinianus een bijzondere bloei te hebben beleefd. In een griekse tekst van een bisschop uit de 5de eeuw wordt beschreven hoe men zijde volgens een tekening weeft. Men kende ondermeer holosericae of geheel zijden en subsericae of halfzijden weefsels. Zijde was ook in Byzantium zeer kostbaar.

1) Zijdeweefsel met Sassanidische motieven, Byzantium, 11e eeuw.

2) Zijdeweefsel, Griffioenen met vleugels, Islamitische invloeden, Byzantium, ca. 1000.
3) Zijdeweefsel met dubbelkoppige adelaren, Byzantium, 11e eeuw.

De in Constantinopel bestaande weverijen, die gynaeceum heetten omdat er alleen maar vrouwen werkten, werden staatsbedrijven. De zelfstandige ondernemers, zijdebewerkers, ververs, wevers en kooplui werden zowel in Tyrus als Beiroet uitgeschakeld en kwamen in de verdrukking. Velen weken naar Perzië uit. Over de oudste produkten van deze byzantijnse staatsweverijen zijn nauwelijks betrouwbare berichten voorhanden. Er is een duidelijke verwantschap zowel wat de inhoud als de vorm betreft, met zijdeweefsels uit het laat-antieke Middenoosten, waarvan wij de herkomst in Syrië en Alexandrië hebben te zoeken. Niet minder moeilijk is het onderscheid tussen van oorsprong sassanidische zijden stoffen en de byzantijnse imitaties. Er zijn hanen, eenden, olifanten en ook senmurws of draken op te zien in cirkels en ruiten zoals men ze tot aan de 12de eeuw ook op wandschilderingen en mozaieken aantreft. Op de huwelijksakte van Otto II (de duitse keizer) en de byzantijnse prinses Theophanou verschijnt een griffioen, die een ezel neerwerpt in een grote met parels bezette cirkel overeenkomstig de motieven op sassanidische zijden stoffen. Hij verschijnt in een dergelijke vorm ook op een geweven tapijt uit de St. Gereonkerk in Keulen.

 
 

Dit zijn de belangrijkste bewijzen voor de manier waarop deze motieven van het sassanidische Perzië via Byzantium in het westen zijn terechtgekomen. Het is moeilijk te zeggen in welke byzantijnse weefsels men het hoogtepunt van de artistieke ontwikkeling moet zien, in die met de leeuwen of in die met de tweekoppige adelaars, die vanwege de herkomst uit de keizerlijke werkplaatsen en de relatie met het keizerlijk huis, al in de middeleeuwen imperiale of keizerlijke stoffen werden genoemd. De adelaar was het symbool van het keizerschap. Over deze byzantijnse imperiale stoffen wordt in de pauselijke inventaris uit 1293 gezegd: item dalmaticam rubeam de panno imperiali de Romanla ad actuilas magnas cum duobus capitibus / eveneens een rode dalmatiek uit keizerlijke stof uit Romanla met grote adelaars met twee hoofden. 'Sinds de stichting van het Latijnse keizerrijk door de kruisridders in 1204 werd Byzantium Romanla genoemd. Deze keizerlijke stoffen zijn echter veel ouder. Een bisschop omstreeks het jaar 1000 heeft een 'casula purpurea quae grandes aquilas coloris coccini contextas circumquaque monstra- bat / een purperen kazuifel die overalgrote geweven adelaars toonde van een scharlaken kleur' een imperiale stof met adelaars dus, aan de St. Eusebiuskerk in Auxerre geschonken.