BRONNENBUNDELS
 


De 'ontdekking' van Japan

Leighton houdt een lezing over de geweldige indruk die de kunst uit het Verre Oosten heeft gemaakt tijdens de Internationale tentoonstelling van 1862 in Londen. Hij vergelijkt de enorme bloei van deze kunst met de prachtige planten, die de tropische bodem voortbrengt. Hij wil aantonen dat de vormgeving van deze Aziatische volken de wetten van de natuur volgt en 'regels van de kunst' kent.
Hij heeft ook gesproken over het belang van het contact dat de Nederlanders in de vorige eeuwen met Japan hebben onderhouden (onder andere over de collectie van Von Siebold in Leiden, nu deel van het Rijksmuseum voor Volkenkunde) maar meent dat men weinig heeft geprofiteerd van de artistieke lessen van Japan.
Dan volgt een beschrijving van het tentoongestelde:

Maar om te beginnen met de kunst van deze bijzondere mensen, die, hoewel zij hun veiligheid zoeken in afzondering, geenszins blind lijken te zijn voor invloed van buitenaf en uit elke bron kennis willen opdoen: hoe feodaal en afgesloten zij ook zijn, toch komen de Japanners in hun denkwijze veel vrijer op ons over dan hun buren de Chinezen, daar zij, hoewel gebonden door een sterke traditie, altijd bereid zijn te leren zoals veel van hun kunst en nijverheid duidelijk laat zien. Europese invloed zien wij in hun geweren en schepen; van Europa hebben zij lineair perspectief geleerd zoals zij vele andere wetenschappen zullen leren. Ik begin met architectuur omdat het bouwen de primaire taak van de mens is - constructie kwam vóór versiering - hoewel het ene moeilijk zonder het andere kan bestaan; de man die een vurenhouten kistje construeert brengt een mooi ornament tot stand als hij tegelijkertijd een zwaluwstaartverbinding maakt, dubbel zo mooi omdat het uit de constructie voortkomt; zo gaan constructie en versiering samen.

De Japanse architect heeft te kampen met vele moeilijkheden; de architecten bouwen zoals hun vaderen bouwden - niet alleen uit conservatisme zoals de Chinezen, maar omdat zij de elementen tegen zich hebben. Mensen kunnen iets opbouwen maar de elementen in Japan kunnen het met de grond gelijk maken, want aardbevingen komen er vaak voor en maken een houten constructie noodzakelijk - gebouwen die zo gewoon zijn dat ze nauwelijks uitkomen boven een zeer simpel Zwitsers chálet: de gevelversieringen en de pannen van de nok zijn nog de belangrijkste bijzonderheden van gebouwen die zelden meer dan twee lagen hebben, met galerijen en veranda's - deuren en afscheidingen bestaan uit schuivende elementen en het hele gebouw rust op een stenen vloerplaat op houten poten en staat erbij als een soort ledikant op vier poten, want deze vorm kan het beste de aardschokken weerstaan. De tempels en poorten zijn van hout met zware tent-vormige daken, zoals de woningen van de Tartaren en Chinezen maar met veel zuiver Indiase details.

Uit: John Leighton: On Japanese Art. A Discourne delivered at Royal lnstitution of Great Britain in Londen op 1 mei 1863

Van mijn schetsen is A ontleend aan een graftombe, waarvan er honderden op hun begraafplaatsen te vinden zijn en men ziet een toepassing van de heilige boon en lotus, die zeer veel voorkomen in zowel het oude Egypte als in India. Fig. 1 en 3 zijn zuiver klassiek, hoewel ze beide in China en Japan gebruikelijk zijn. Fig. 2 komt ook veel voor krullen verenigd in een knop - maar dit ziet er meer Assyrisch uit. In hun bouw- en beeldhouwkunst met een religieus doel streven de Japanners naar waardigheid met behulp van de symmetrie: een majestueus effect dat niet op andere wijze is te bereiken, een strengheid die in de werken van de oude Egyptenaren zeer ver doorgevoerd was, hoewel ook de Grieken en Romeinen zich goed bewust waren van de kracht van de symmetrie.
Bij de versiering van hun wereldlijke objecten lijken de Japanners zich erop toe te leggen exacte herhaling of spiegelbeelden te vermijden of zij doen, als zij dit aantreffen, alles wat zij kunnen om een exacte indeling of herhaling van enig onderdeel teniet te doen.
Je kunt zeggen dat de Japanse kunst in zeer hoge mate berust op het pittoreske, hoewel zelden om het picturale te bereiken - dat wil zeggen, zij produceren nooit een picturaal beeld, want het hoofdelement van deze kunst ontbreekt eraan: het licht en donker (een mantel die bij ons een massa overtredingen bedekt) kennen zij niet. Kunst van het hoogste niveau kan zonder licht/donker bestaan en doet dat ook vaak. (...)

Wij hebben gehoord dat er in Japan geen kunstakademies zijn en dat de kunstenaars geen hogere status hebben dan de handige ambachtsman en dat is wellicht veelbelovend voor de toekomst - degene die de Natuur bestudeert, loopt minder gevaar gefêteerd of verwend te worden of onder zijn beroemdheid te lijden.
De voorbeelden van de Japanse vaardigheid in het tekenen, die ik heb kunnen verzamelen, verschillen sterk en ik twijfel eraan of het de beste voorbeelden zijn die het land biedt; maar al lopen zij sterk uiteen, zij zijn alle zeer interessant voor de kunststudent, die al iets kan leren van het geringste exemplaar. Mijn voorbeelden komen voornamelijk uit de tentoonstelling die net is afgelopen en ik geloof dat zij vooral uit Edo stammen: de grotere gekleurde voorbeelden zijn heel opmerkelijk omdat zij op een typische manier het menselijk gezicht goddelijk weergeven, die niet te zien is in de kleinere gravures of in de natuur - een kluchtig soort grimas, die overal doordringt met een Egyptische eenvormigheid, hoewel in tegenstelling tot de Egyptische voorbeelden de Japanse kunstenaar van het perspectief geleerd heeft om ogen zowel als gezichten in verkort te tekenen -dus niet zó, maar zó... (11), (12) Afgezien van deze afschuwelijke grimas, die wij altijd in de trois-quart gezichten aantreffen, samen met een gebrekkige weergave van hoofd, handen en voeten, zijn deze voorbeelden heel interessant, kloppen qua verhoudingen, actie en draperieën, terwijl ze in kleur heel suggestief zijn; sommige kleurschakeringen en patronen zij uiterst fraai.

fig.1
fig.2

fig.3

11) Dus niet zó
12) maar zó

 

De landschappen zijn uiterst vreemd; het lijkt alsof atmosferisch perspectief buiten hun vermogen ligt, behalve in een of twee gevallen, waar men witte nevel heeft willen weergeven en ook bij regen, mist en sneeuw. Bij het weergeven van wolken lijkt de Japanse kunstenaar in grote verlegenheid te zijn - de gekleurde linten, die zij over de lucht uitstrekken, lijken meer op banderollen voor inscripties dan op zwevende dampen. (...)
Zij zijn goed in hun compositie en verenigen twee of meer figuren met bewonderenswaardige lijnen, hoewel de Japanners net als de vroege kunstenaars uit andere culturen een hoog standpunt kiezen, waarbij alle figuren zo komen te staan alsof je op hen neerkijkt. Als volk hebben zij een oordeelkundig kleurgebruik - zelden brengen zij disharmonieën voort, zowel in hun pogingen te schilderen als in hun toegepaste kunst - iets wat men nauwelijks kan zeggen van Engelsen of Fransen. (... )
De Japanners hebben een hoog peil bereikt in de kunstnijverheid, waarbij hun veelzijdigheid van denken opvallend is; zelden herhalen zij iets uit gewoonte of kopiëren zij zonder enige wijzigingen. Hoe anders dan de Chinezen, bij wie een kleermaker een kledingstuk steek voor steek voor u reproduceert inclusief verstelwerk of porseleinfabrikanten porseleinen vazen compleet met barsten en oneffenheden - plus- èn minpunten - namaken. In hun produkten vermijden zij angstvallig de symmetrie (zoals ik eerder al zei) en streven zij ernaar binnen het kleinste bestek de grootste variëteit te verwezenlijken. En terwijl zij de natuur conventionaliseren, vereren zij haar tot het uiterste; sommige van hun gebruiken komen op ons verbazend kluchtig over.
(...)
De meeste dieren en planten worden op Japanse voorwerpen prachtig weergegeven. Allerlei soorten schepsels zijn ondergeschikt gemaakt aan het voorwerp, dat zij versieren. De wijze, waarop bloemen en vogels over oppervlakken worden gebogen en gedraaid. is zeer merkwaardig en ook de wijze waarop zij ideeën voor vormen suggereren - soms zo natuurgetrouw dat men verbaasd staat van de kunde van de tekenaar terwijl andere zo sterk geconventionaliseerd zijn dat je aan hun capaciteiten gaat twijfelen.
(...)
Men weet dat de Chinezen bedreven waren in het graveren in hout en metaal lang voor de beschaving daagde in Engeland of Europa ook maar droomde van boeken met drukletters, maar weinigen zouden, denk ik, een jaar geleden hebben durven veronderstellen dat Japan (1) het eerste land was waar kleurendruk bestond; toch zou dit weleens het geval kunnen zijn, want in geen enkel geval geven de voor u liggende exemplaren er blijk van naar iets westers gekopiëerd te zijn - omdat ze allemaal met de hand zijn gedrukt in vlakke kleuren zonder pers; secundaire of tertiaire kleuren worden heel af en toe tot stand gebracht door met kleur op kleur te werken, zoals wij doen, die geen omtreklijnen gebruiken om vorm aan te geven.

(1) De Chinezen ontwikkelden de drukkunst met houten blokken in de zesde eeuw en de veelkleurendruk in lijn in de zestiende eeuw. Laat in de zeventiende eeuw vervolmaakten de Japanners de kleurendruk met houten blokken onder invloed van Chinese kleurenprenten.

Ook in Frankrijk maakten de Japanse produkten op de Parijse wereldtentoonstelling van 1867 diepe indruk. De lezing voor de Centrale Unie van de Toegepaste Kunsten in de Industrie, waaruit hieronder een fragment volgt, is een aansporing voor alle producenten om lering uit het Japanse voorbeeld te trekken.

Wel, Mijne Heren, blader in deze albums, bekijk deze kamerschermen, bezie deze bescheiden vellen, bestudeer al de produkten van de Japanse nijverheid, meubels, ivoren, porseleinen voorwerpen, lakwerk, bronzen en u zult spoedig tot de ontdekking komen dat de voornaamste kenmerken van de Japanse decoratieve kunst zijn: 1. De afwezigheid van symmetrie, 2. De stijl, 3. De kleur. Laten we dan meer in het bijzonder conclusies trekken uit de Japanse kunst. Laten wij ons te binnen brengen dat haar wezenlijke kenmerken de a-symmetrie, de stijl, de kleur en verder de vindingrijkheid, de verbeeldingskracht zijn die de knap gekende en duchtig bestudeerde natuur transformeren en haar voegen naar de expressieve behoeften van de kunst;
laten wij ons het zo juiste gevoel voor kleurcontrasten herinneren, waardoor de Japanse kunstenaars voor geen enkel hevig effect terugdeinzen. Laten wij ons ook de schitterende rijkdom van hun composities herinneren, hun zoeken naar harmonie in vorm en decoratie, naar het karakter in de tekening; hun onuitputtelijke vruchtbaarheid, de overvloed waarmee ze eindeloos de meest afgezaagd lijkende motieven varieren om ze te bezielen, er bekoorlijkheid en een geheel eigen, onverwachte smaak in te leggen.

Ze hebben de liefde voor de kunst onvoorstelbaar ver opgevoerd. Niet alleen wat betreft het zien hebben ze de zeldzaamste genoegens bereid, de kostelijkste geneugten door alle rijkdommen, alle begoocheling, alle betovering van de kleur ten toon te spreiden maar ze zijn nog verder gegaan en hebben wat ik zou willen noemen de esthetiek van de tastzin ontdekt. De vormen van de door hen vervaardigde objecten worden met verfijning berekend om alle verfijningen van de tastzin op te wekken en te strelen. Hun kleine meubels, hun kistjes, hun juwelen, van altijd vernuftige en immer gevarieerde vormgeving; hun bekoorlijke amuletten, hun knopen, zo gezocht om hun motief en uiterlijk; al die kleinigheden zetten aan tot en roepen bij wijze van spreken om gestreeld te worden.
Ze zijn van een onuitputtelijke fantasie, verzorgd, verfijnd, met een zeer mathematische precisie afgewerkt en gemaakt om exact te passen bij de vormen van de handpalm en de vingers. Geen enkel uitsteeksel; alle hoeken zijn bij die voorwerpen afgezwakt, afgerond, zodat ze bij aanraking het niet te omschrijven gevoel geven van een harde en toch kneedbare materie.

Uit: Ernest Chesneau, L'art japonais. Lezing gehouden voor de CENTRALE UNIE VAN DE TOEGEPASTE KUNSTEN IN DE INDUSTRIE op vrijdag 19 februari 1869

13) Detail textiel, gereproduceerd in 'Le Japon Artistique', juni 1988

 


Men zou denken dat zo'n voortdurend daarmee bezig zijn de Japanse werken een buitengewoon flauw karakter moet geven. Het tegengestelde doet zich voor en inderdaad, met de zuiverheid van oordeel en smaak die hun eigen is, zijn de Japanse kunstenaars er in geslaagd die tinteling van de vorm te doen uitkomen door de accentuering van het energieke karakter van de tekening en eveneens door het onverwachte van de combinaties die ten grondslag liggen aan de architectuur, die in- en uitwendige constructie van diezelfde voorwerpen. Zij wekken bij de liefhebber het idee van kracht en stevigheid; zij wekken de illusie, het gevoel van diepte door de geest en nerveuze lijn van de tekening. Men zal bijvoorbeeld opmerken dat het decoratieve patroon toegepast bij dit lakwerk, deze ivoren, deze houten voorwerpen, deze schalen van een zo kunstig afgeronde vorm, altijd een hoekige, gebroken, vaak contrasterende, in richting tegengestelde vorm aanneemt maar ook altijd, we moeten er met nadruk op wijzen, altijd in overeenstemming met de natuurlijke voorbeelden die een beetje overdreven zijn en waar met opzet het accent op de kracht ligt.
Maar wat bij de industriële fabricage overheerst zijn in de eerste plaats de vindingrijkheid en onuitputtwelijke verbeeldingskracht, die zich bewijzen in het onophoudelijk varieren van de vormen van de voorwerpen en toch nauwgezet het principe van hun functie respecteren door zich allereerst te voegen naar de functie die ze moeten vervullen, door een zorgvuldige aanpassing aan het gebruik, aan het nut waarvoor ze gemaakt worden.

Men ervaart dan ook steeds bij een kunstwerk dat uit Yedo komt een werkelijk esthetisch genot en proeft volop de bevrediging die een perfect werkstuk geeft.
En nu, Mijne Heren, wat kan het resultaat zijn van deze voordracht over een kunst die door het contact met de westerse beschaving verminkt gaat worden, als dat al niet is gebeurd. Op het moment dat wij in Japan de zeden, gebruiken, de gewoonten en de kunstvormen van het Westen introdiceren, zou ik de dwaze pretentie hebben u te bewegen om de Franse kunst te onderwerpen aan de Japanse kunst? Deze gedachte ligt verre van mij.
Ik kom u niet vragen om die kunst uit het Verre Oosten domweg na te bootsen of zelfs na te volgen; ik weet dat ik dat niet gedaan zou krijgen van de vrije geest van onze kunstenaars. Ik weet dat zij er nooit in zullen toestemmen hun persoonlijkheid prijs te geven ten bate van een gemakzuchtig gedoe, dat hetzij uit het nabootsen zonder begrip, hetzij uit het ordeloos en zonder inzicht door elkaar halen van een uitheemse kunst bestaat.
Maar ik geloof dat u deze subtiele en betoverende ideeën zult bestuderen, deze beginselen van een wetenschappelijke benadering en van een zo diepgaand besef van kunst en dat u die aan zult weten te wenden, zult weten te verruimen, te vervolmaken, aan te passen aan onze doeleinden, voor de allerhoogste glorie van de Franse smaak en voorspoed van onze industrie op de wereldmarkt.

 

Uit: E. en J. de Goncourt, Dagboek. Amsterdam 1985

Edmond en Jules de Goncourt waren Franse schrijvers, die ook een tijdlang zelf de schilderkunst beoefenden. Edmond leefde het langste. Hij schreef verscheidene studies over Japanse kunst, waaraan hij als een van de eersten in Frankrijk grotere bekendheid gaf. In hun dagboeken noteerden de broers hun niet altijd even vriendelijke indrukken van het kunstenaarsmillieu, waarin zij verkeerden.

woensdag 31 maart 1875

Wat heb ik de afgelopen dagen een tijd doorgebracht in de winkel aan de rue de Rivoli, waar de welgevulde mevrouw Desoye troont temidden van haar kostbaarheden die aan een Japanse afgod lijken toe te behoren. Een bijna historische figuur van onze tijd, deze vrouw, wier winkel de plaats is geweest, de school om zo te zeggen, waar zich de grote Japanse beweging heeft gevormd die zich op het ogenblik uitstrekt van schilderkunst tot mode. Aanvankelijk waren het een paar zonderlingen, zoals mijn broer en ik, daarna Baudelaire, daarna Villot, daarna Burty, welke laatste op de verkoopster even verliefd was als op haar spullen; daarna, in ons kielzog, de groep onafhankelijke schilders; ten slotte de mensen uit de toonaangevende kringen met hun pretentie van 'kunstzinnige naturen'.

zaterdag 18 februari 1877
Het is merkwaardig, zo'n revolutie als de Japanse kunst heeft teweeggebracht bij een volk dat op artistiek gebied volstrekt onderworpen was aan de Griekse symmetrie, en dat zich nu plotseling hartstochtelijk is gaan interesseren voor een bord met een bloem die niet meer precies in het midden staat, voor een stof waarvan de harmonie niet meer bestaat uit overgangen naar halve tinten, maar slechts uit het op een geraffineerde wijze naast elkaar plaatsen van zuivere, heldere kleuren .... Wie zou twintig jaar geleden een vrouw in een gele jurk hebben durven schilderen. Dat heeft men pas kunnen doen na de Japanse Salomé van Regnault. En dat eigenmachtig invoeren, in de Europese manier van zien, van die keizerlijke kleuren uit het Verre Oosten, is een ware revolutie in het kleurengamma van schilderkunst en mode.

zondag 20 december 1885
Bij de Japanners is de kunstnijverheid al in zo hoge mate kunst, dat er bij hen niet, zoals bij ons, die duidelijke scheidslijn bestaat tussen nijverheid en kunst, bijvoorbeeld tussen een schrijnwerker en een schilder.

woensdag 17 februari 1892
Terwijl hij de grote houtsneden aan het doorbladeren was die Hokusai van de berg Fuji heeft gemaakt, zei Manzi: 'Kijk, daar heb je de grote gele vlakken van Money. En hij had gelijk. Want het is onvoldoende bekend wat onze hedendaagse landschapsschilders van die prenten hebben overgenomen, en vooral Monet, die ik dikwijls bij Bing tegenkom op het kleine zolderkamertje met Japanse prenten, waar Lévy zit.

Siegfried Bing

was in Parijs een bekende handelaar in Japanse kunst. Hij bracht zelf een aantal jaren in Japan door. Hij richtte het blad 'Le Japon artistique' op, waarvan 36 nummers uitkwamen, om de Japanse kunst en zijn denkbeelden daarover onder de aandacht te brengen. Eén van zijn bekendste klanten was Vincent van Gogh.

 

14) Omslag van 'Le Japon Artistique', april 1889

Onze grote nationale musea, waar de wonderen van alle stijlen, alle tijdperken en alle landen, met uitzondering van een enkele, opeengestapeld zijn, hebben met minachting geweigerd hun deuren te openen voor de nieuwkomer. In de etalages van de bazars vindt het Japanse voorwerp in zijn minst verheven vorm een toevluchtsoord. Dáár probeert het temidden van een schilderachtige wirwar de weinig ervaren blik van de voorbijganger te trekken. En deze, aangetrokken door de ontegenzeggelijke bekoring, die ondanks alles uitgaat van die duizenden snuisterijen uit het buitenland, vergeet zich af te vragen of dat wat hij ziet iets anders voorstelt dan de vage afschaduwing van een kunst die vroeger krachtig en gezond was... En als één van onze kunstenaars zich aangetrokken voelt door die bevallige schetsen, die met aangeboren virtuositeit zijn neergezet door de een of andere hedendaagse Japanse tekenaar, wat zou hij dan wel niet zeggen als hij de bewonderenswaardige albums onder ogen kreeg, waarin de beroemde meesters uit vroegere tijdperken wedijverden in genialiteit met de houtsnijders die hun werken moesten interpreteren en vermenigvuldigen? (... )

Is het verwonderlijk dat onze kunstenaars en industriëlen zich met hartstocht gestort hebben op de nieuwe goudmijn? Ongelukkigerwijze hebben zij zich zó overhaast, dat het fataal had kunnen worden voor de zaak, die het heette te dienen. Omdat men te weinig van de nieuwe kunst afwist, gebruikte men er alle losslingerende brokjes van, goed of slecht, naar gelang het toeval die ons in handen speelde en, wat ernstiger is, men paste ze toe zonder maat en onderscheidingsvermogen. Thans heeft de tijd deze ondoordachte vervoering gekalmeerd en het ogenblik lijkt aangebroken om de grondslagen te herzien met de rijpheid van de verworven ervaring.
Dankzij geduldig zoeken hebben de mooiste voorbeelden van Japanse nijverheid de laatste jaren hun weg naar Europa gevonden. Daarvan moet men voortaan die kiezen, die, ondanks hun lokale kleur, ook passen bij de eclectische schoonheid die geen vaderland kent.

Uit: Siegfried Bing, Programme. in: Le Japon artistique n ° 1, mei 1888

 

Men zal zich in het bijzonder moeten richten op onderwerpen die zich zonder moeite laten aanpassen aan de eisen en gewoonten van onze westerse cultuur, onder vermijding van alles wat alleen maar blindelings na-apen of vernederende kopieën zou opleveren.
Zo luiden de doelstellingen die voorop zullen staan bij de keuze van de stukken voor het blad, waarvan de eerste aflevering vandaag aan het oordeel van het publiek is voorgelegd. Zo zullen ze geleidelijk steeds beter uit de verf komen in de afleveringen die daarna zullen volgen en die de maat zullen aangeven van het overvloedige gemak, waarmee de Japanse verbeeldingskracht uiting heeft weten te geven aan ontelbare variaties van schitterende motieven, alle geijkt door de meest vernuftige en zuivere smaak.
Onze producenten zijn schrander genoeg om een dergelijke overvloed aan kostbaar bronnenmateriaal niet ongebruikt te laten en onder onze ontwerpers en boekillustratoren, architecten en woninginrichters, fabrikanten van behang en fantasiepapier, stofbedrukkers en zijdewevers, pottenbakkers, bronsgieters en edelsmeden, kortom onder die hele schare werkers in honderd en één kleinschalige kunstindustrieën, is er niet één, die geen verzameling documenten, die het werk van verscheidene generaties belangrijke kunstenaars samenvat, heeft weten te vinden om met vrucht te raadplegen.

Men zou er echter niet tevreden mee moeten zijn om aan deze voorbeelden slechts motieven te ontlenen, zoals de Japanse kunstenaar ze bedacht heeft. Men moet er meer in het algemeen lering uit trekken; het bekijken ervan kan een aanwijzing zijn voor een kritische geest tot uiterst serieuze overwegingen over de fundamentele principes van het Japanse ornament, vergeleken met de tradities van onze school.
Terwijl het terrein waarop onze verbeelding zijn gang kan gaan strikt is ingeperkt door de strenge wetmatigheden, die wij onze stijlen noemen en terwijl onder het juk van dergelijke beperkingen onze nijvere kunsten een stijfheid hebben gekregen die de vermetelheid van het persoonlijk initiatief verstikt, laat Japan door zijn verhelderende werkwijze ons een glimp zien van grootse en verre horizonten. Niet dat de kunstenaar in dat land zich van elke regel losmaakt en zijn fantasie de vrije teugel laat. Verre van dat. Maar de gids waar hij steeds de aanwijzingen van volgt heet de natuur. Het enige toezicht waaraan dit werk zich wil onttrekken is dat van de zogenaamde Japan-mode, die op dit moment onze salons teistert. Deze mode van klatergoud heeft niets gemeen met de delicate kunst, nu eens aristocratisch dan weer volks, waarvan eenvoud en distinctie altijd het fundamentele principe zijn. Verre van onderworpen te zijn aan de grillen van een frivole bevlieging, is deze kunst voortaan onvergankelijk verbonden met de onze. Het is een druppel bloed die zich heeft vermengd met ons bloed en die geen macht ter wereld er weer uit zou kunnen halen.

15) Georges de Feure, Ontwerp voor een kleed, 1900