![]() |
BRONNENBUNDELS |
Jeff Koons
onderzoekt de drijfveren, waarom mensen dingen willen hebben in de zogenaamde consumptiemaatschappij. Toen het Stedelijk Museum in Amsterdam in 1988 het werk 'Ushering in Banality', het berucht geworden levensgrote varken met engeltjes kocht, haalde dit bericht alle kranten en de TV. Ook in het werk dat hij al eerder maakte probeerde hij de aantrekkingskracht van het 'nieuwe' en de relatie tussen kunst en kitsch bloot te leggen. Kun je een paar van je roestvrij stalen werken in je 'standbeelden reeks' toelichten? Lodewijk XIV is een roestvrij stalen werk. Het was erg belangrijk voor de standbeeldenserie omdat het het ene einddoel bepaalde van het panorama van de westerse kunst dat ik gaf. Aan één kant van de taartpunt, die ik omhoog hield, stond Lodewijk XIV, een symbool van wat er gebeurt als de kunst in handen is van een monarch, hoe kunst uiteindelijk een afspiegeling van een ego wordt, hoe kunst decoratie wordt en al diegenen, die onder politieke controle staan, rustig houdt; aan de andere kant van de taartpunt staan Bob Hope en het Konijn, die symbolisch zijn voor de massa; als je kunst aan de massa geeft, wordt het tenslotte een afspiegeling van een massa-ego en tenslotte ook decoratie. Lodewijk is voor mij een symbool voor wat er met de kunst gebeurd is, sinds die de vrijheid heeft gekregen. Het is ook symbolisch voor hoe kunstenaars gebruik hebben gemaakt van kunst. Ik wou het een nep-luxe verlenen. Daarom is het van gepolijst roestvrij staal. Het werk probeert zo verleidelijk mogelijk te zijn, om alles wat de beschouwer kan verleiden te gebruiken. Ik denk dat het werk gaat over de moeilijkheid het verschil aan te geven tussen wie in de hedendaagse maatschappij een slachtoffer is en wie slachtoffers maakt. (...) Ik heb interviews gelezen, waarin je veel zegt over leven en dood. Welke andere uitgangspunten zijn voor jou van belang? Ik geloof in de moraal van de kunst. Ik geloof dat de morele basis mijn werk behoedt voor kitsch. Nu betekent dat niet dat het nooit immoreel is maar wel dat er een verbinding met een moraal bestaat. |
Uit: Elisabeth Sussman en David Joselit, Interview met Jeff Koons. in: The Binational, American Art o. the late 80s, German Art of the late 80s. Boston/Keulen 1988 | |
Jeff Koons, Lodewijk
XIV, 1986. Roestvrijstaal. |
|
|
Is het terecht om te
zeggen dat je in de installaties van perspex kastjes met kunstmatig evenwicht
(...) met de Nike-posters je ideeën over sociale mobiliteit introduceerde?
Ze droegen ertoe bij om te accentueren dat deze installaties geen individuele
zijnstoestanden vormen maar dat ze ieder ook in een sociale zijnstoestand
functioneren. De basketbal in dat werk verwijst naar de rol die hij in
lagere milieus speelt als zinnebeeld van een sociale opgang. De basketbal
kreeg, ingesloten in de tanks, nog een andere betekenis; hij kreeg iets
van een celvorm, een baarmoeder, een foetus. En de aqualong, reddingboot
en duikuitrusting waren hulpmiddelen voor het evenwicht, voor de zekere
dood. Bij de ballentank had de interactie tussen de ballen ermee te maken
hoe informatie heen en weer wordt gegooid, wat het begin van een denkpatroon
inhoudt. Is dat een reactie op die meer algemene culturele situatie in een breder verband? Ja. We nemen dezelfde informatie tot ons, we doen dezelfde dingen, eten dezelfde dingen en lezen dezelfde dingen. Ons aller waarneming is gelijk geworden. |
||
Maar dat speelt wel binnen een bepaalde klasse. Ik bedoel, in termen van de verdeling van de welvaart zou je kunnen opwerpen dat juist het tegengestelde waar is, dat arm en rijk verder uit elkaar liggen dan vroeger en zeker niet dichter bij elkaar. Ik denk dat mijn werk van belang is voor een dialoog tussen de middenklasse
en de bourgeoisie en de iets hogere echelons van de bourgeoisie, hoewel
het niet makkelijk is de grenzen tussen de verschillende klassen te trekken.
Het is vooral lastig om de kunstenaars in te delen - uit te vinden tot
welke klasse wij behoren. Wij zweven. Het lijkt mij dat je in je recente werk neigt naar het decoratieve, de middenklasse. Maar ik houd desondanks vast aan bepaalde minimalistische vereisten.
Er is een zekere karigheid en een zekere leegte in het werk, een leegte
van binnen die een leegte aan de buitenkant schept. Ik geloof dat banaliteit
juist nu redding brengt, een uitweg biedt. |
||
Opmerkingen van Koons over zijn werkwijzen: In wezen ben ik iemand met ideeën. Ik ben niet fysiek betrokken bij de productie. (...) Hij geeft zijn eigen versie van een media-bewuste theorie. Men hoeft hem daarover niets wijs te maken, hij leeft volgens deze theorie. Over reclame zegt hij: Het is in wezen het medium dat de waarneming van de mensen
bepaalt, van het leven zelf, van de manier waarop men met anderen omgaat.
De media bepalen de realiteit. Als hij het over zijn kunst heeft, heeft Koons de neiging
zijn eigen idealistische jargon te gebruiken. In zijn werk lijkt hij van
de vooronderstelling uit te gaan dat elk object een tweede natuur heeft,
een onderliggende betekenis, die er op wacht om onthuld te worden. Zijn
door hem openlijk beleden verlangen om vele sectoren van de maatschappij
te bereiken kan ook overkomen als klassebewust (zoals wanneer hij spreekt
over werken die het proletariaat en andere die de hogere klassen aanspreken),
maar is eigenlijk wel ter zaken doende. Toch is er, terwijl Koons' werk
kan worden beschouwd als verduidelijking van de manier waarop kunst, consumptiegoederen
en reclame ieder weerspiegelingen zijn van en een beroep doen op de smaken
en waarden van specifieke sectoren van de maatschappij, niet veel bewijs
dat dit onderscheid duidelijk is aan anderen dan aan een zeer goed geïnformeerd
kunstpubliek. (...) |
Uit: Thomas Crow, Versies van het pastorale in recente Amerikaanse
kunstwerken. in: The Binational, American Art in the late 80s, German
Art in the late 80s. Boston/Keulen 1988
Uit: Roberta Smith, Rituals of Consumption in: Art in America, mei 1988
|
|
Jeff Koons, New Hoover
Deluxe Shampoo-Polishers, New Shelton Wet/Dry 10 gallon, New Shelton Wet/Dry
5 gallon, Displaced Tripledecker, 1981-87. |
![]() |
|
In al deze werken met 'Nieuw' stelde Koons de begeerte
naar goederen van de consumptiemaatschappij gelijk aan het dwangmatig
najagen van het nieuwste in de vernieuwing van de kunst van het modernisme
en vergeleek hij het semi-esthetische (zoniet semi-religieuze) aura van
gloednieuwe huishoudelijke apparatuur met de 'uitstraling' van het kunstobject.
Nieuw zijn leek voor Koons een toestand van volmaaktheid, van volledig
onbedorven integriteit; voor hem heeft een ding de meeste kracht als het
nieuw is. (...) De 'Equilibrium' serie werd geïntroduceerd in zijn
eerste solotentoonstelling in 1985. (...)
Hier werden Spaulding basketballen opgehangen in aquariumachtige bakken, die met water waren gevuld. Deze werken gingen vergezeld van verschillende apparaten om je drijvende te houden - een rubber vlot, een snorkelvest, een aqualong - heel precies tot in het kleinste detail in brons gegoten. (...) De drijvende ballen, die leken op onschuldige ongeboren wezens die in vruchtwater drijven, schenen een natuurlijk evenwicht en nieuw, onbeproefd leven te symboliseren. |
|
|
Jeff Koons, Three Ball Total Equilibrium Tank, 1985 |
![]() |
|
Basketbal heeft een sociale functie op vele niveaus: als vorm van vermaak maar ook als lot uit de loterij voor een zwart jongetje om uit het getto te komen. De drie bronzen apparaten om te blijven drijven symboliseerden
de duurdere, niet beroepsmatige recreatievormen van de hogere klassen-en
daarom meer succes en veiligheid. Maar ze suggereerden ook een verloren
evenwicht. AI waren ze hulpmiddelen om fysiek te overleven, hun functie
was dodelijk gestopt, omdat ze in brons waren gegoten. Wel verre van je
drijvend te houden, zouden ze je regelrecht naar de bodem slepen. De bronzen
apparaten vormden in thematisch opzicht de genadeslag bij de Equilibrium
serie en toonden, doordat ze in brons waren gegoten, hoe het Nieuwe voor
altijd kon worden bestendigd. Maar ze signaleerden ook een opmerkelijke
verschuiving in Koons werk. Hij begon hiermee een beweging van ready-made
naar 'opnieuw gemaakt'- van de provocerende, in beeldhouwkundig opzicht
opwindende presentatie van echte dingen naar de hyper-realistische, morsdode
namaak ervan. Weg was de magische, maar gemakkelijk te ontleden vormverandering
van het alledaagse. Op Koons' prachtige volumes van gevonden voorwerpen
werd inbreuk gemaakt door een dikke en dure materialiteit. Koons volgende
serie 'Genot en Ontaarding' richtte zich op het ritueel van de consumptie
van sterke drank, op de manier waarop dat met glamour wordt omringd door
de reclame en op de ernstige gevolgen die worden verhuld door statusbewust
drinkgerei en toebehoren. |
|
|
Jeff Koons, Aqualong, 1985. Brons. |
![]() |
|
Al was het als geheel
treffend, de 'Genot en Ontaarding' tentoonstelling was ook problematisch.
Het leek onwaarschijnlijk dat de ondermijnende bedoeling van de objecten
overeind zou blijven als je ze afzonderlijk of bij een verzamelaar thuis
zag. Uit het totaal weggehaald dreigen de werken er uit te zien als de laatste
foto-realistische sculptuur, ja, erger nog, komen ze gevaarlijk dicht bij
de echte voorwerpen - omdat ze nergens zoveel op lijken als op kostbare
salonstukken of blikvangers. (...) In de serie 'Statuary' richt Koons zich op leven en dood van het kunstobject. De serie bestaat uit een groep figuurtjes, poppen, portretbustes en dergelijke - stuk voor stuk versleten clichébeelden - weer gegoten in roestvrij staal. De serie bevat een paar van Koons meest bizarre, volslagen autonome beelden en ook de meest effectieve gegoten werken, die hij tot nu toe heeft gemaakt, zonder toevoeging van posters of wat voor muurwerken dan ook. Deze duurzame, roestvrij stalen objecten hebben hun eigen voetstukken. De beste -vooral een levensgrote buste van Lodewijk XIV- dragen de tekens van tegenspraak direct aan het oppervlak, waar ze behoren. Deze 'beeldhouwkunst'serie is natuurlijk een uitspraak over de ontwikkeling van de kitsch. De serie toont kunst die is ontdaan van zijn esthetische bedoelingen en wordt gebruikt om te voldoen aan allerlei zuiver sociale functies en gewone menselijke verlangens. Kopieën van kopieën van kopieën hebben hier de overhand; de originelen zijn al lang aan het gezicht en het bewustzijn onttrokken. (...) In het kort komt het hier op neer dat elk object een glijdende neergang vertegenwoordigt door historische tijdperken, smaakniveaus en eindeloze perversies in gebruik en betekenis heen - een val die in zekere mate wordt gestopt en zelfs bij gelegenheid omgekeerd door de omzetting in roestvrij staal. Koons heeft het materiaal 'proletarisch zilver' genoemd en het is hier heel armzalig. In feite lijkt het bijna massief te zijn. (...) Als iets een thema is in de 'Statuary' serie is het het begrip waarde
zelf, waarvan het verlies juist wordt gedramatiseerd door de kopie van
het origineel in roestvrij staal. Deze werken kan men ook beschouwen als
een allegorie van de strijd van het individu om een evenwicht te vinden
tussen persoonlijke waarde en marktwaarde. |
|
|
Uit: Jhim Lamoree, De kunst. in: Haagsche Post, 23 december 1989. |
(...) De sculpturen van Jeff Koons gaan zó van
de fabriek naar de galerie, in een oplage van meestal drie. Toen het Stedelijk
dit voorjaar (1989) Koons 'Ushering in Banality' (het levensecht gebeeldhouwd
varken met schattige knaapjes als hoeders aan z'n zij) voor meer dan twee
ton aankocht, gilde de Hollandse stem des volks: schande! Zo'n soort beeldje
staat bij mijn tante naast de sanseviria in de vensterbank!
Als Koons naar het belang van zijn big wordt gevraagd, recht hij zijn rug, schraapt zijn keel en zet zijn zorgvuldig voorbereide spraakwaterval open. 'Dat varken is een banaal, vanzelfsprekend en zeer herkenbaar beeld. Het schept geen afstand, creëert geen moeilijkheden, behalve misschien de vraag waar je het ook alweer eerder hebt gezien: op de TV, in een film of op een ansichtkaart uit Europa. Het is een vrolijk beschilderd houten beeldhouwwerk, je wilt het aanraken, je wordt er naar toegetrokken, het krijgt een haast religieuze geur. Het is optimistisch in hart en nieren, qua beeld, qua kleur, qua inhoud.' Koons bedoelt natuurlijk gewoon dat hij ons kitsch in de maag heeft gesplitst, maar nee, de kunstenaar houdt er een deftige theorie op na. 'De big staat in de traditie van de Barok, zoals al mijn werk, omdat het de behoeften van het publiek wil bevredigen. De Barok en de Rococo in de zeventiende en achttiende eeuw gaven de mensheid valse religiositeit, valse sentimentaliteit, valse erotiek, valse luxe en ga zo maar door. Daarna, met de Romantiek, begon de heerschappij van het subjectieve; toen ontstond de klasse der bohémiens die dachten dat hun eigen innerlijk voor de rest van de wereld van belang zou zijn. Postmoderne kunst beweegt zich weer in het objectieve, richt zich weer op de noden van de mens.' |
|
(... ) Zijn huiskamer is het cliché van een huiskamer: trutterig
alles op z'n plaats, geen pluisje of barstje te bekennen, de mooiste spulletjes
onder een spotje of een strategische plek pousserend. Als oons tijdens
ons gesprek kucht, verontschuldigt hij zich. Maar hij is ook, conform
de huidige mores, ambitieus en zelfverzekerd: 'Ik heb een sterk decennium
achter de rug, met de beste shows die er in New York te zien zijn geweest.
Ik gaf het publiek wat het wilde: spektakel. Zoiets hadden ze nog nooit
gezien.' Koons vindt dat de kunstenaars zich hebben verschanst in de schoonheid.
En dat is een quantité negligeable geworden. 'Het gaat er niet
meer om een esthetische categorie te vervolmaken of te creëren, het
gaat nu om de communicatie, om de macht van het beeld, om propaganda.
|