![]() |
BRONNENBUNDELS |
Ideaalbeeld of liever naar het leven? Francisco de Holanda, een Portugese miniaturist (1517-1584) maakte in Italië kennis met Michelangelo. Gesprekken met deze kunstenaar legde hij vast in zijn werk De Pintura Antigua. Misschien zijn de woorden niet geheel betrouwbaar, de strekking waarschijnlijk wel. Hieruit blijkt een verschil tussen de Italiaanse opvatting van schilderkunst en de Vlaams/Nederlandse zienswijze. Schilderijen uit Vlaanderen zullen een vroom mens in het algemeen beter bevallen dan welk Italiaans schilderij ook maar. Die zullen hem nooit een traan doen laten, terwijl Vlaamse schilderijen ze rijkelijk doen stromen en dat niet door de kracht en de kwaliteit van het schilderij, maar vanwege de goedheid van de godvruchtige persoon. Het zal vrouwen aanspreken en dan vooral erg oude en erg jonge vrouwen en ook monniken en nonnen en bepaalde edellieden die geen gevoel voor echte harmonie hebben. In Vlaanderen schilderen ze met het oog op uiterlijke precisie of het soort dingen dat je leuk kunt vinden en waar niets kwaads over te zeggen is, zoals bijvoorbeeld heiligen en profeten. Ze schilderen stoffen en metselwerk, het groene gras van de velden, de schaduw van bomen, rivieren en bruggen, dat noemen ze landschappen met wat figuren hier en wat figuren daar. Ook al vinden sommigen het mooi, het is allemaal gedaan zonder verstand of gevoel voor kunst, zonder symmetrie of verhoudingen, zonder oordeel of durf. Toch zijn er landen waar ze slechter schilderen dan in Vlaanderen. Ik spreek niet zo laatdunkend over Vlaamse schilderkunst omdat er niets van deugt, maar omdat men probeert zoveel dingen goed te doen (die elk op zich voldoende zouden zijn voor grootsheid) dat men er niets goed doet... |
Uit: Francisco de Holanda, De Pintura Antigua | |
En niets is edeler en vromer dan de ware Italiaanse schilderkunst op zijn best, omdat bij wijze mensen de vroomheid nergens zo door opgewekt en versterkt wordt als door de moeilijkheidsgraad van een perfectie die één is met God. Want goede schilderkunst is niets anders dan een kopie van de volmaaktheid van God en een herinnering aan Zijn schilderijen. Het is muziek, een melodie die alleen door het intellect begrepen kan worden en dan nog met grote moeite. Daarom is schilderkunst van dit soort zo zeldzaam dat niemand het kan bereiken. Verder zeg ik (en degene die het hoort zal het waarderen): Er is geen klimaat of land onder de zon en de maan, buiten het koninkrijk Italië, waar men goed kan schilderen. Daarom verklaar ik dat geen enkele natie of volk (ik maak een uitzondering voor een of twee Spanjaarden) zich perfect de italiaanse manier van schilderen (die dezelfde is als van de oude Grieken) eigen kan maken of kan imiteren, op zo'n manier dat het niet direct herkenbaar is als buitenlands, hoezeer ze zich daartoe moeite en inspanning getroosten. En mocht er door een of ander groot wonder toch iemand uitmuntend worden in het schilderen, dan zien we slechts dat hij als een Italiaan geschilderd heeft, ook al was het helemaal niet zijn bedoeling om Italië te imiteren. Daarom noemen we alle goede en echte schilderkunst, en niet alleen de schilderkunst uit Italië, Italiaans. En omdat Italië meer meesterlijke en meer edele voorbeelden van prachtige schilderkunst voortbrengt dan welk ander land ook, noemen we goede schilderkunst Italiaans en als goede schilderkunst in Vlaanderen of in Spanje (dat het meeste op ons lijkt) gemaakt wordt is het toch Italiaans. Want deze buitengewoon edele wetenschap behoort aan geen enkel land. Het kwam uit de hemel. Toch is het vanouds meer in ons eigen Italië te vinden geweest dan in welk ander koninkrijk dan ook op aarde en ik denk dat dit wel zo zal blijven. In Italië worden grote prinsen als zodanig niet beroemd of in ere gehouden, maar ze noemen juist de schilders goddelijk. In Italië gaf men de voorkeur aan een geïdealiseerd beeld boven het Hollandse gevoel voor 'realisme', waar overigens wel bewondering voor bestond. |
||
De 17de eeuwse dichter Andries Pels laat in het volgende gedicht merken dat ook in Holland sommigen het gevoel hadden dat al te grote natuurgetrouwheid niet strookte met verheven onderwerpen. De 'worsten' waar sprake van is, zijn de rollen die om de heupen werden gedragen om de rok op te laten bollen.
|
Uit: Andries Pels, Gebruik en misbruik des tooneels. Amsterdam 1681 (... ) | |
Uit: Samuel van Hoogstraeten, Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkomst: Anders de zichtbaere Werelt. Rotterdam 1678. | Samuel van Hoogstraten,
een leerling van Rembrandt, is het meest bekend geworden door zijn verhandeling
over de schilderkunst, die in 1678 aan het eind van zijn leven verscheen.
De 'Inleyding' is een mengeling van aan de ene kant een vertoon van geleerdheid met verwijzingen naar antieke schrijvers en Italiaanse kunstenaars en aan hen ontleende termen en ideeën en aan de andere kant een nuchtere kijk op alle praktische zaken, die nodig zijn om goed te schilderen. Hij beveelt vooral aan 'naar het leven' te tekenen, dat wil zeggen alles weer te geven zoals het zich aan het oog voordoet. Van het oogmerk der Schilderkomst; watze is, en te weeg brengt. De Schilderkomst is een wetenschap, om alle ideen, ofte denkbeelden,
die de gansche zichtbaere natuer kan geven, te verbeelden: en met omtrek
en verwe het oog te bedriegen. (...) Hoe de zichtbaere Natuer zich bepaelt vertoont. De byzondere eygenschappen aller dingen vertoonen zich dan eerst aen
ons in haeré vormen en gedaentens: niet zoo alsze van de natuerkundigen
beschreven worden, maer zoo alsze alleen, gelijk de schael om het et',
de uitwendige gestaltens bepalen, en de lichaemen, die zy begrijpen, als
door een buytenste, van andere dinge afscheyden: gelijk als de wijn, in
een flesse besloten, de gedaente des bokaels aenneemt, zoo wordt de vorm
van de flesse het voorwerp van 't geene een Schilder bespiegelt, en zoodanich
begrijpt hy alle natuerlijke dingen, en yder in 't byzonder. De bepalingen
der dingen bestaen in lengte, en breete, hoochte en diepte, holte en bult,
recht en kromte, schuinte en scheefte, en op zoo veelerley manieren, als
uit linien en punten kunnen getrokken worden; en eenigerhande vorm uitmaken.
Door linien dan moet men de natuerlijke dingen leeren op 't papier brengen,
zoo alsze ons toeschijnen. |
|
Daeramme behoortmen een bequame afstant te beraemen, om na eisch der voorvallen te gebruyken. Eerstèlijk hebben wy aen te merken, dat wy met onze oogen rondom ons zien, en desweegen geen rechte linie kan gebogen worden, die op alle plaetsen onze oogen Beven na is; maer wel een kromme, als den omtrek van een kring, waer van het middelpunt in ons oog is: gelijk gy zien kunt voor een gebouw of Kerk staende, dat niet alleen beyde de einden der mueren, maer ook de Torens van ons afloopen, verkorten en verschieten. Hoe dwaeslijk waer 't, dit aldus af te beelden, ten waer u werk, ook van zeer naby gezien wordende, 'tzelve nootzakelijk vereischte. Maer indien gy 't zy Kerk of Toren wilt teykenen, zoo zult gy niet eer stil houden van te rug te treeden, voor dat gy het gansche gebouw met een opslach der oogen kunt begrypen: en gy moogt niet eer beginnen, voor dat gy eerst het geene gy nateykenen wilt, met uw paneel of papier, 'tzelve in de hand houdende, kunt bedekken. En dit moet gy altijts voor een regel houden, schoon gy een levende figuer, stokbeelt, of wat het ook zijn mach, voorneemt; anders zult gy licht in wangestalt vervallen, zonder te weeten waer uit die spruit. Gy zult ook uw teykening ten minsten een elleboog lengte wijt van uw oog houden, om de zelve van gelijken geheel in 't oog te kunnen bevatten. Maer indien gy maer eenich deel. 't zy een trony of hand nateykent, zoo zal d'afstant zoo naeuw niet luisteren, echter kanze na bescheidenheit genomen, niet lichtelijk te verre zijn. Dezen regel, schoon meer verkiezing als wet, is alleen ten aenzien van byzondere dingen, als tot Teykeningen en Schilderyen, die op alle plaetsen mogen verzet, verhangen en verdragen worden, en om de gebreeken te vermijden: want hier in wort dikwils gemist, dat de beelden het hooft na boven, en de voeten na onder verkorten: de geplaveide vloeren breder als lang, de pilaren zoo rond als een ey, en de vierkanten scheefhoekich worden; ja dat de Piramiden en andere steenen schijnen te hellen. Maer dit dient alleen tot waerschuwing, want de rechte afstant wort na allerley aert van werk in de Deurzichtkunde geleert; 't zal hier genoeg zijn, datmen den afstant niet lichtelijk minder neem, als de hoogte of breette van 't werk. |
||
Wat ons aengaet, wy geeven deze, en, zoo'er noch meer verschillende geesten zijn, yder de vryheyt haer behaegen te volgen; en verwerpen geen tulp om dat het geen roos, noch geen roos om dat het geen lely is. Wy zullen de konstdeelen verhandelen, een yder verkieze daer uit 'tgeen hem 't waerdichst dunkt. AI wat de konst stuk voor stuk vertoont, is een nabootsing van natuerlijke dingen, maer het by een schikken en ordineeren komt uit den geest des konstenaers hervoor, die de deelen, die voorgegeven zijn, eerst in zijne inbeelding verwardelijk bevat, tot dat hy ze tot een geheel vormt, en zoo te zamen schikt, datze als een beelt maken: en dikwils een menichte beelden eender Historie zoodanich schikt, dat'er geen de minste te veel noch te weynich in schijnt te zijn. En dit noemtmen met recht een waerneming der Simmetrie, Analogie en Harmonie. Ten is niet genoeg, dat een Schilder zijn beelden op ryen nevens malkander stelt, gelijk men hier in Hollant op de Schuttersdoelen al te veel zien kan. De rechte meesters brengen te weeg, dat haer geheele werk eenwezich is, gelijk Clio uit Horatius leert: Breng yder werkstuk, zoo 't behoort, Slechts enkel en eenwezich voort. Rembrant heeft dit in zijn stuk op den Doele tot Amsterdam zeer wel, maer na veeler gevoel al te veel, waergenomen, maekende meer werks van het groote beelt zijner verkiezing, als van de byzondere afbeeltsels, die hem waren aenbesteet. Echter zal dat zelve werk, hoe berispelijk, na mijn gevoelen al zijn meedestrevers verdueren, zijnde zoo schilderachtich van gedachten, zoo zwierich van sprong, en zoo krachtich, dat, nae zommiger gevoelen, al d'andere stukken daer als kaerteblaren nevens staen. Schoon ik wel gewilt hadde, dat hy 'er meer lichts in ontsteeken had. |