BRONNENBUNDELS
 


De camera obscura

Constantijn Huygens (1596-1687) was secretaris van stadhouder Frederik Hendrik maar ook een all-round geleerde. Hij was goed thuis in de klassieke schrijvers, schreef en dichtte, was zowel in de beeldende kunsten als muziek geinteresseerd en hield zich ook op de hoogte van de vorderingen in de natuurwetenschappen. Op vrij jonge leeftijd schreef hij een autobiografie in het Latijn, die pas in de 19de eeuw tussen zijn papieren werd teruggevonden. 'Daghwerck' is een gedicht van meer dan tweeduizend regels met een commentaar in proza. Het is opgedragen aan zijn vrouw Susanna; hij heeft hierin het dagelijks leven met allerlei wetenswaardigheden vastgelegd.

Uit zijn geschriften komt de kijk van een 17de eeuwer met een brede belangstelling naar voren, die goed op de hoogte is van de ontwikkelingen van zijn tijd. In de volgende fragmenten vertelt hij over zijn ervaringen met de camera obscura.
Huyghens gedreven belangstelling voor de camera obscura kan worden gedateerd op zijn bezoek aan Drebbel gedurende zijn Londense verblijf in 1622. Het instrument dat in andere vorm al eeuwen bekend was, werd in de 16de en 17de eeuw een bezienswaardigheid in heel Europa.

Hebb' ick aengename niewe tijdingen, ick salse u binnens huijs voorbrenghen, gelijckmen in een duijstere Camer door een geslepen Glas bij sonneschijn verthoont 'tghene buijtens huijs om gaet, maer aeverechts.

 

 

 

 

 

 

 

Uit: Constantijn Huyghens, Daghwerck

 

Uit: Constantijn Huygens, De briefwisseling van Constantijn Huygens. Ed. J.A.Worp. Den Haag 1911-18

Uit: A.H. Kan, De jeugd van Constantijn Huygens door hemzelf beschreven. Rotterdam 1971

 

 

 

 

 

 

Terwijl anderen een astronomische en theatrale belangstelling voor de camera obscura hadden, gold Huyghens' interesse de zuiver beeldende aspecten - een interesse die door zijn landgenoten werd gedeeld. Het vermogen om er beelden mee te maken, biologeerde hem in het bijzonder:

Ik heb bij mij thuis Drebbels (1)andere instrument, dat zeker bewonderenswaardige effecten oplevert bij het schilderen van weerspiegelingen in een donkere kamer: het is mij niet mogelijk er u de schoonheid van te verklaren in woorden: alle schilderkunst is hierbij vergeleken morsdood, want hier is het leven zelf of iets meer verhevens, als het woord er niet aan ontbrak. Figuur, contour en beweging ontmoeten elkaar op een natuurlijke en uiterst plezierige wijze.

Zoo heb ik Torrentius (2) leeren kennen in het huis van mijn vader, toen hij eens in gezelschap van een aantal ontwikkelde mannen van aanzienlijke stand zich met een beleefd en dringend verzoek tot mij wendde - men zegt namelijk, dat die groote wijsgeer mijn naam altijd, ook al kende hij mij niet, met de meeste achting noemde - zoogenaamd om het optische werktuig te mogen zien, waardoor de gedaante van dingen, die zich daarbuiten voordoen, in een besloten ruimte op een wit vlak wordt geprojecteerd. Want met dat uiterst nauwkeurige instrument placht ik toen, nadat ik juist uit Engeland en van Drebbel was teruggekeerd, ook tot groot vermaak van de schilders te werken. Bij die gelegenheid vroeg Torrentius, die overal, zooals ik zeide, met zijn nederige bescheidenheid en hoffelijke manieren te koop liep, als was hij vol bewondering en aandacht voor die bewegelijke beelden, of nu ook de poppetjes, die hij op de plaat zag, zich levend buiten het vertrek bevonden. Toen ik daarop zonder aarzelen een bevestigend antwoord had gegeven en, zooals dat gaat, al mijn aandacht daaraan wijdde, hoe ik mijn vrienden door afwisseling in hetgeen ik vertoonde, zou amuseren, begon ik achteraf nog eens, toen hij was weggegaan, over die onnozele vraag en die voorgewende onwetendheid in iets, dat tegenwoordig iedereen bekend is, na te denken en kreeg ik gegronde argwaan dat het een handige streek van hem was om vooral die uitvinding geheim te houden', daar hij al zijn best had gedaan zich de schijn te geven, als ware zij hem volslagen onbekend. Ja zelfs heb ik later met instemming van de De Gheyns (3) durven beweren, dat de listige vent voornamelijk door van dat hulpmiddel gebruik te maken bij zijn schilderen dat had bereikt, wat het domme volk met zijn gewoon beperkt oordeel het liefst aan goddelijke bezieling had toegeschreven.

(1) Cornelis Drebbel is een 17de eeuwse Nederlandse natuurkundige
(2) Nederlandse schilder aan wie slechts één stilleven met zekerheid wordt toegeschreven; dit kan met behulp van een camera obscura geschilderd zijn.
(3) Familie van Nederlandse kunstenaars

25) Camera Obscura's uit de 17e eeuw

 

 

 

 

Uit: The Life and Letters of Sir Henry Wotton ed. Logan Pearsall Smith. 2 vols. Oxford 1907

Dit vermoeden wordt inzoover bevestigd aan de eene kant door de sprekende gelijkenis van Torrentius' schilderwerk met deze schaduwbeelden, aan de andere kant door het onweerlegbare, het in niets te kort schietende, dat men hem toekent in zijn kunst tegenover de werkelijke gedaante van een voorwerp, iets waarvan, naar men wil, de beschouwers volkomen verzekerd zijn. En ik kan mij niet genoeg verbazen over de nalatigheid, waarmee tot nu toe zooveel van onze schilders als hulpmiddel iets, dat even aangenaam als nuttig voor hen is, hetzij versmaad, hetzij niet gekend hebben.

Sir Henry Wotton was omstreeks 1615 de Engelse ambassadeur in Den Haag en woonde daar naast de familie Huygens. Hij bezocht de natuurkundige Kepler en geeft de volgende beschrijving van diens experimenten met de camera obscura. Camera Obscura's uit de zeventiende eeuw

Hij bezit een kleine zwarte tent (het doet er niet zoveel toe van welke stof), die hij plompverloren in een veld op kan zetten, waar hij wil, en je kunt het draaien (als een windmolen) naar believen naar alle windstreken. Het ding kan min of meer door één persoon gehanteerd worden, naar ik begrijp, al is dat misschien niet heel erg gemakkelijk. Het is heel nauw en donker behalve één gaatje met een doorsnede van bijna 4 cm, waaraan hij een lange perspectivische koker bevestigt met een bolle lens in het voornoemde gaatje en de holle aan het andere uiteinde, dat reikt tot ongeveer het midden van deze opgezette tent. Hierdoor worden alle zichtbare uitstralingen van objecten zonder uitzondering geleid, zodat ze op een papier vallen, dat zo is aangepast dat het ze op kan vangen. En zo trekt hij ze na met zijn pen zoals ze er van nature uitzien, waarbij hij zijn kleine tent steeds van hoek laat veranderen, tot hij alle aanzichten van het hele veld heeft getekend. Dit heb ik aan Uwe Weledele beschreven omdat ik denk dat er voor de choreografie een goed gebruik van zou kunnen worden gemaakt: want om er anderszins landschappen mee te maken zou bekrompen zijn, hoewel zeker geen enkele schilder ze zo precies kan maken.

Johannes Vermeer

De voorstellingen, die de Hollanders op het doek zetten, berusten niet op in theorie bedachte en daarna geconstrueerde (of in 19de eeuwse termen 'academische') beelden maar op optische of met het oog waargenomen beelden. De camera obscura kan hierbij een mechanisch hulpmiddel zijn geweest om het zien te versterken. Een onomstotelijk bewijs dat dit apparaat voor het vervaardigen van schilderijen is gebruikt, is er niet maar er wordt nog altijd ijverig naar gezocht.

Velen hebben ieder op hun eigen wijze betoogd dat Vermeer gebruik maakte van een camera obscura. (...) Tot nu toe is echter niemand geslaagd directe of gedocumenteerde bewijzen aan te dragen om deze bewering te staven. Het is alleen zo dat bepaalde kenmerken van Vermeers schilderijen duiden op het gebruik van een lens, zoals de geaccentueerde relatieve omvang van figuren of meubelstukken in de voorgrond, de minutieus accurate - 'fotografische' - weergave van bepaalde objecten en het gebruik van kleine druppeltjes verf om de lichte deeltjes op reflectieve vlakken als metaal, keramiek of gepolijst hout weer te geven.

Uit: Wio Joustra, Oermeer schilderde met een camera in: De Volkskrant 4 maart 1989

26) Johannes Vermeer, De muziekles. Detail.

Tussen Vermeer en de natuurvorser en uitvinder van onder meer de microscoop Antonie van Leeuwenhoek bestaan enkele interessante overeenkomsten. De meest in het oog lopende is dat ze op dezelfde pagina van het doopregister van de Nieuwe Kerk in Delft staan. Verder is bekend dat Van Leeuwenhoek de executeur testamentair was van Vermeer. Na zijn terugkomst uit Amsterdam in 1654 had Van Leeuwenhoek een manufacturenhandel, terwijl Vermeer van zijn vader een handel in satijnen stoffen erfde.

Het is dus bijna ondenkbaar dat, als ze elkaar al niet als jongens kenden, ze elkaar op latere leeftijd in een stadje als Delft toen was, nooit hebben ontmoet. Ze woonden niet ver van elkaar vandaan en de grote ommekeer in Vermeers stijl van schilderen vond plaats in 1656, vlak nadat Van Leeuwenhoek weer in Delft was teruggekeerd. Het meest belangwekkende feit tenslotte is dat Van Leeuwenhoek twee keer is geportretteerd door Vermeer, namelijk in zijn werken De Geograaf en de Astronoom. (...) Het wetenschappelijk werk van dr Philip Steadman, architect en directeur van het Centre of Configurational Studies aan de Open Universiteit van Engeland, toont op originele wijze aan dat Vermeer in verschillende schilderijen sporen van zijn unieke werkwijze heeft achtergelaten. Dank zij die aanwijzingen weet Steadman onder meer de lengte uit te rekenen van de kamer waarin Vermeer werkte en die een integraal deel uitmaakt van de werken waarvoor de meester de meeste waardering kreeg, namelijk zijn interieurs (23 van de in totaal 35 schilderijen, die bekend zijn). Van 'De Muziekles' en ten minste een half dozijn andere schilderijen is het vervolgens mogelijk de precieze drie-dimensionale geometrie van het atelier van Vermeer te reconstrueren.

De techniek die Steadman daarvoor gebruikt, is in essentie die voor het opzetten van een frontaal of één verdwijnpunt perspectief, maar dan in spiegelbeeld uitgevoerd. Steadman beproeft zijn theorie zelf door een model van 'De Muziekles' na te bouwen op een schaal van een op zes en vervolgens de foto, gemaakt vanaf het punt in de kamer waar Vermeer moet hebben gewerkt, te vergelijken met het originele schilderij. Het resultaat is fascinerend.


 

27) Reconstructie van de ruimte zoals die op het schilderij te zien is.

 

28) Foto van een gereconstrueerde ruimte naar aanleiding van De muziekles.