![]() |
BRONNENBUNDELS |
George Hendrik Breitner
In 1882 schrijft Breitner aan Stolk: Ik zal de menschen schilderen op de straat en in de huizen, die ze gebouwd hebben, 't leven vooraf.. Geschiedenis wilde ik schilderen en zal ik ook, maar de Geschiedenis in haren uitgebreidsten zin. Een markt, een kaai, een rivier, een bende soldaten onder een gloeiende zon of in de sneeuw is net zoo goed en meer geschiedenis dan 'De nichtjes van Spinoza komen hem bezoeken vergezeld door hunne mama'. In een brief uit het jaar 1889 aan zijn oude vriend de schilder Herman van der Weele vroeg Breitner: Wees zo goed en meld me per omgaande, met tekening en uitleg, hoe ik een camera kan maken, zoals ik toen bij jou gezien heb. De schilder Willem Witsen en Breitner leenden en gebruikten waarschijnlijk foto's van elkaar. Het grote schilderij van de Dam in het Stedelijk Museum in Amsterdam is gemaakt naar een foto van Witsen, waarop ook een briefje van Breitner aan Witsen zou kunnen slaan: De afdrukken had ik ook willen meegeven, maar nu is de Dam bij avond zoek. Ik hoop ze vandaag nog te vinden en neem ze dan vanavond mee. |
Uit: Paul Hefting, G.H. Breitner, Brieven aan A.P. Stolk. Utrecht 1970
Uit: Paul Hefting: Brieven van G.H. Breitner aan H.J, van der Weele. in: Ned. Kunsthint. Jaarboek 1976, Haarlem 1977
|
|
39) Breitner,
Foto van het besneeuwde Westerdok. Op de foto is een kwadratuur aangebracht
om de vormen gemakkelijk over te kunnen nemen op het schilderij. |
|
|
Een andere keer schrijft Breitner aan zijn vriend Witsen:
Ik vernam dat je tegenwoordig speciaal bezig bent met vergrotingen. Ik zou je naaml. willen vragen of je soms een stuk heidegrond (voorgrond) voor me had, zou ik je zeer dankbaar zijn. Ik ben naaml. aan een schilderij bezig met een grote voorgrond. Je hebt het misschien wel gezien, met die artillerie en zo. Het moet een eenvoudig inglooiende grond zonder veel tierlantijntjes van zand etc. niets dan heide. Omstreeks 1892 schrijft Breitner aan de heer Groesbeek van kunsthandel Van Wisselingh: Buitendien ik gebruik wel degelijk photos. Het is niet mogelijk dergelijke dingen te maken zonder hulp van photos. Hoe wil je dat ik een Amsterdamse straat maak. Ik maak krabbeltjes in mijn schetsboek, als het kan een studie uit een raam en een schets voor de details, maar de keus, de compositie is toch van mij. |
Uit: A. Venema, G.H. Breitner. Amsterdam 1981 | |
40) Breitner, Het besneeuwde
Westerdok. Olie op doek. |
|
|
De kunsthistoricus Huib Luns schreef over Breitner: De kou verstijft de mensen, maar de dieren bewegen zo natuurlijk dat het prachtig gebruik der fotografie er van valt te leiden. Breitner fotografeerde uitstekend. Witsen deed dat ook. (...) De documentatie, de hulp aan zijn visueel geheugen, die de foto hem bood, heeft hij meesterlijk aangewend. Slechts een enkele maal, ik herinner mij een sleperswagen op een brug, heeft die documentatie hem verraden, als regel wist hij haar dienstbaar te maken aan zijn picturale expressie. De toevallige effecten die pas bij het afdrukken van de foto duidelijk naar voren komen, zullen Breitner tot een enthousiast fotograaf hebben gemaakt en veel van deze effecten heeft hij in zijn schilderijen overgenomen. Hij kende de mogelijkheden van het medium en heeft daarvan gebruik gemaakt. Want zoals hij zelf (...) schrijft, hij gebruikt de foto als schetsmateriaal, dat hem dient om op het atelier rustig alles uit te werken. De foto was in dat opzicht voor velen en ook voor Breitner een uitkomst. |
Uit: Paul Hefting, De foto's van Breitner. Den Haag 1989 |
|
41) Breitner, Foto van
een werf aan de Bickersgracht. |
![]() |
|
![]() |
42) Breitner, De Werf. Olie op doek. |
|
|
Hij hoefde niet langdurig en onder het oog van toeschouwers te werken
aan doeken, waarvan het formaat in het algemeen ook te groot was om
ze mee naar buiten te nemen. Breitner was geen plein-air schilder, zoals
de Franse impressionisten, die overigens alleen met prachtig weer naar
buiten gingen. Breitner daarentegen schilderde Amsterdam veel bij regen
en wind of natte sneeuw. Er zijn voorbeelden van schilderijen of aquarellen, waarbij Breitner
elementen uit verschillende foto's heeft gebruikt om de compositie te
verbeteren of een betere sfeer te bereiken. Bij het schilderij 'Doorbraak
van de Raadhuisstraat' gebruikte Breitner een foto van het bouwterrein
aan het Jacob van Lennepkanaal. Ondanks de vele relaties die er te leggen
zijn tussen Breitners werk en zijn foto's, blijkt steeds weer dat hij
zich nooit precies aan de foto houdt en deze telkens vrij interpreteert
of verandering aanbrengt. |
|
![]() ![]() ![]() |
43) Breitner, Foto, schets en schilderij van het Rokin
te Amsterdam. |
|
Uit: Elie de Mont, Recensie van het danseresje in: La Civilisation, 21 april 1881
|
Edgar Degas Uit de volgende kritieken blijkt dat men weinig waardering kon opbrengen voor Degas' experimentele beeld van was dat hij inzond voor de zesde impressionistische tentoonstelling in 1881. Ik geef toe dat bepaalde bewegingen accuraat zijn, de
bewegingen van de benen, zelfs van de armen, de totale beweging om zo
te zeggen. Maar wat dan nog? Dat is niet genoeg om iets waar en levend
te maken. Het bewijs dat uw 14-jarig meisje niet echt is, is dat er
niets jongs aan haar is. Haar slankheid is hard; dit is de slankheid
en stijfheid van de ouderdom, niet van de jeugd. Kon u echt wel zo'n
verschrikkelijk, zo'n afstotelijk model tegenkomen? En aangenomen dat
u haar bent tegengekomen, waarom hebt u haar gekozen? Het kind is lelijk maar de zeer verfijnde trekken van
haar kin, haar oogleden en haar enkels houden beloften in voor de toekomst.
Ik beleefde vóór dit kleine standbeeldje één
van mijn hevigste artistieke indrukken van mijn leven - iets waar ik
lange tijd over gedroomd heb. Als ik in dorpskerken deze maagden, deze
heiligen van gepolychromeerd hout zag, overdekt met ornamenten, stoffen
en juwelen, zei ik tegen mezelf - waarom krijgt een grote kunstenaar
nooit eens het idee deze zo naieve en bekoorlijke technieken toe te
passen voor een modern en krachtig werk en het is een ware vreugde om
mijn idee hier uitgevoerd te zien. |
|
|
43) Edgar Degas, 14-jarig danseresje, 1879-80 |
|
44) Edgar Degas, 14-jarig danseresje, 1879-80 |
|
|
Als hij ons een beeldje toont van een danseres, kiest hij uit de meest verfoeilijke lelijkerds; hij maakt er een standaardvoorbeeld van afschrikwekkendheid en dierlijkheid van. En ja, zeker zitten tussen de heffe van de dansscholen arme meisjes, die er uitzien als dit kleine monster. Hoe dan ook, zij is grondig en zorgvuldig bestudeerd, maar wat is het nut van deze dingen in de beeldhouwkunst. Zet ze in een museum voor zoölogie, antropologie of fysiologie, goed, maar in een kunstmuseum - vergeet het maar. De enige ware beeldhouwer van de Intransigante Academie
is Degas. Samen met een paar pastels, die zijn faam niet zullen vergroten,
stelt hij 'Een danseresje van veertien jaar' ten toon, het wassen beeldje
dat hij al zo lang in het vooruitzicht heeft gesteld. Waarom is ze zo lelijk? Waarom is haar voorhoofd half
met haar bedekt, al net als haar lippen gemarkeerd door een verdorven
karakter? |
Uit: Henry Trianon, Recensie van het danseresje in: Le Constitutionnel, 24 april 1881
Uit: Paul Mantz, Recensie van het danseresje. in: Le Temps, 23 april 1881
|
|
Uit: Edgar Degas, Notitieboek. in: R. Goldwater, Artists on Art
Uit: Paul Valéry, Degas, danse, dessins. Parijs 1936 |
Ongedateerd Een schilderij is iets dat evenveel schurkenstreken, trucage
en bedrog verlangt als het uitvoeren van een misdaad. Schilder valselijk
en voeg daar een natuurlijk accent aan toe. Hoewel de camera een grote invloed had op de kunst in de
laatste helft van de 19de eeuw, was hij vooral van belang voor de impressionisten,
die er een onschatbaar instrument in vonden om hun reacties op het ogenblik
vast te leggen en om bewegingen te analyseren. |
|
|
45) Edgar Degas, Danseuse, ca 1880. Foto | |
Want hij had een grote waardering voor de fotografie in een tijd, waarin kunstenaars er nog minachting voor hadden of niet durfden toe te geven dat zij er gebruik van maakten. Hij maakte zelf een paar heel mooie foto's en ik koester nog steeds een bijzondere uitvergroting, die hij aan me gaf. De foto laat Mallarmé (1) tegen de muur geleund zien, dichtbij een spiegel, met Renoir die op een divan er tegenover zit. In de spiegel kun je nog net als spookgestalten Degas met de camera en Madame en Mademoiselle Mallarmé onderscheiden. Voor dit meesterwerkje in zijn soort waren negen olielampen
nodig en een vreselijk kwartier lang onbeweeglijkheid van de personen.
Het was het mooiste portret van Mallarmé, dat ik ooit gezien heb,
afgezien van Whistlers bewonderenswaardige litho. De foto's van Muybridge
legden alle fouten bloot, die beeldhouwers en schilders hadden gemaakt
in hun weergave van de verschillende houdingen van het paard. Zij lieten
zien hoe inventief het oog is of liever hoezeer het gezichtsvermogen de
gegevens heeft bijgesteld, die het ons geeft alf het positieve en onpersoonlijke
resultaat van de waarneming. (...) Maar deze ingelaste pauzes in de beweging bestaan slechts
in de verbeelding. Alleen waarschijnlijke houdingen konden aan een zo
snelle beweging worden toegeschreven. Het zou de moeite waard kunnen zijn
om te trachten dit creatieve zien, waarbij het begrip de gaten vult in
de zintuigelijke waarneming, door middel van gedocumenteerde vergelijkingen
te bepalen. (1) Frans dichter uit de 19de eeuw |
||
(...) Overbekend is natuurlijk dat Degas, behalve schilder,
een belangrijk beeldhouwer is geweest. Dezelfde onderwerpen die hij
tweedimensionaal afbeeldde, vooral renpaarden en danseressen, gaf hij,
op kleine schaal, ook driedimensionaal gestalte. Daarmee bleef hij bezig
tot vijf jaar voor zijn dood. In 1912 werd hij namelijk gedwongen te
verhuizen wat hem, toch al bijna blind, zo terneer sloeg, dat hij nergens
meer belangstelling voor had. Maar voordien, toen zijn gezichtsvermogen
wel danig was verzwakt, wat aan zijn laatste pastels duidelijk is te
zien, boetseerde hij nog, want dit kon hij gedeeltelijk op de tast doen.
(...) |
Uit: W.F. Hermans, Degas. in: NRC Handelsblad 19 februari 1988 |