![]() |
BRONNENBUNDELS |
Giulio Romano
aan Federigo Gonzaga
Mantua, 10 juni 1536 Zeer doorluchtige en eminente Heer! Graaf Brunoro heeft mij het verwijt gemaakt dat ik had nagelaten Uwe
Excellentie op de hoogte te houden over de voortgang van de bouwwerken.
Tot nu toe heb ik dit overgelaten aan Messer Zaffardo, die mij meedeelde
dat Uwe Excellentie hem had opgedragen om U van tijd tot tijd over de
voortgang van het werk te berichten. |
Uit: P. Carpi, Giulio Romano ai servigi di Federigo Gonzaga. Mantua 1920 Giulio Romano aan Federigo Gonzaga | |
|
||
|
||
Uit: Giovanni Gaye, Carteggio inediio d ártisti dei secoli XIV,XV<XVI. Florent 1839-40 |
Blijkens de volgende brief was Federigo Gonzaga van mening dat Giulio wel wat harder op kon schieten met het werk aan het paleis, hoewel beide partijen wisten dat het een loos gebaar betrof, omdat steeds opnieuw uitstel de gewone gang van zaken was. Giulio, omdat we begrepen hebben dat geen schilder aan onze vertrekken in het Palazzo del Tè werkt, geloven we dat het in augustus niet af zal zijn en evenmin in september of zelfs in oktober. Tot nu toe mogen wij wat gelachen hebben over het vele uitstel, maar nu wij zien dat ook deze laatste datum zal voorbijgaan zonder dat wij voldaan zijn, moeten wij je zeggen, dat als je daar niet aan voldoet, wij op zoek moeten naar andere schilders om het af te maken. |
|
Sebastiano Serlio was schilder en architect. Als eerste publiceerde hij een praktisch modellenboek met renaissance-motieven voor architecten. Hij legde de klassieke zuilenorden vast in regels en verhoudingen. Dit boek droeg bij aan de snelle verspreiding van kennis over Rafaël en Bramante buiten Italië. Uit het onderstaande fragment wordt duidelijk dat Serlio het werk van Giulio Romano bewondert en ook een vermenging van de verschillende zuilenorden nies afwijst, als het maar fatsoenlijk blijft! In deze vrije opstelling tegenover het gebruik van klassieke elementen is hij enigszins te vergelijken met postmoderne architecten. Het was de gewoonte van de oude Romeinen om de rustieke
stijl niet alleen met de Dorische maar ook met de Ionische en Korinthische
ordes te vermengen. Aldus zal het geen misvatting blijken om een dergelijke
mengeling met één van deze stijlen te maken, omdat men op
deze manier gedeeltelijk het werk van de ambachtsman weergeeft; omdat
de zuilen die worden bijeengehouden met rustieke stenen en ook de architraaf
en het fries die door zuilen worden onderbroken, het werk van de natuur
laten zien, maar de kapitelen en een deel van de zuilen en ook de kroonlijst
met het fronton mensenwerk weergeven en deze stijlvermenging is naar mijn
mening zeer welgevallig voor het oog en er blijkt een grote kracht uit....
en Giulio Romano heeft meer dan wie ook behagen geschept in deze vermenging,
getuige verschillende lokaties in Roma en ook in Mantua is dat zeer fraaie
Palazzo del Tè, niet ver buiten de stad, waarlijk een voorbeeld
van architectuur en schilderkunst voor onze eeuw. (...) Men kan ook zeer wel, niet afwijkend van hetgeen de
Antieken deden, het rustieke werk vermengen en combineren met het Dorische
en het Ionische en soms zelfs met het Korinthische, al naar gelang men
toe wil geven aan zijn grillen. Hiervan zou men echter eerder kunnen zeggen
dat het getuigt van willekeur dan van rede; daarom behoort de bouwmeester
uiterst gematigd en terughoudend te werk te gaan, in het bijzonder bij
openbare werken van groot gewicht, waar het aanbeveling verdient het fatsoen
in acht te nemen. |
Uit: Sebastiano Serlio, Regole generali di Architettura.
Venetië 1537
|
|
Sebastiano Serlio, Poort
in rustieke stijl |
![]() |
|
![]() |
Sebastiano Serlio, Poort in een combinatie van bouwordes |
|
|
Vaak heb ik een fronton gebroken
om er een afbeelding of een wapen te plaatsen. Zo ook de voorzijden van
vele zuilen, pilasters en bovenlijsten, daarbij af en toe friezen, trigliefen
en lofwerk verbrekend. Wanneer al deze dingen worden weggelaten, de kroonlijsten
aangevuld waar zij gebroken waren en de zuilen voltooid waar zij breuken
vertoonden, zullen deze werken ongeschonden en in hun oorspronkelijke staat
terugkeren.
Deze poort heeft elementen uit de Dorische, de Korinthische, de rustieke en om u de waarheid te zeggen ook uit de bestiale stijl: de zuilen zijn Dorisch, de kapitelen een mengeling van Dorisch en Korinthisch, de pilasters aan weerskanten Korinthisch in hun decoratieve details en zo ook de architraaf, het fries en de kroonlijst. De gehele poort wordt, zoals te zien is omgeven door de rustieke orde. Wat de bestiale of beestachtige orde aangaat kan men niet ontkennen dat aangezien er een paar stenen door de natuur zo gevormd zijn dat ze de gedaante van een dier hebben, zij een 'beestachtig' werk zijn. |
|
De kunsthistoricus Ernst Gombrich publiceerde in 1934 voor het eerst over Giulio Romano. Hij noemde hem toen 'anti-klassiek' in zijn opstelling als maniëristisch kunstenaar. Enkele jaren geleden heeft Gombrich die opvatting herzien en hij kiest, mogelijk onder invloed van het postmodernisme' van onze tijd, voor de term 'post-klassieke' stijl. Ik ben het eens met die auteurs die van mening blijven,
dat Giulio in zijn speels gebruik van het onaffe als nonchalante vorm,
van de nood een deugd heeft gemaakt. De hele gang van zaken bij de bouw
van het paleis dwong hem te improviseren. Hij had geen betere oplossing
kunnen bedenken dan het gegeven dat hij moest improviseren te koppelen
aan een demonstratie van weloverwogen minachting voor betweterige regels.
Deze ideeën en die van Serlio zijn niet met elkaar in tegenspraak,
omdat de 'minachting' in feite meer staat voor de deugd der natuurlijkheid
dan voor kunstmatigheid. Maar ik vind het wel van belang er hierbij met
nadruk op te wijzen dat vrijheid ophoudt vrijheid te zijn als er geen
regels zijn om tegen in te gaan. Net als in de retorica bestaat er in
de bouwkunst een enorm verschil tussen de regels niet kennen' en 'ze welbewust
doorbreken'. |
Uit: E.H. Gombrich, Architecture and rhetoric in Giulio Romano's Palazzo del Te. in: New Light on Old Masters, Oxford 1986 |
|
Michelangelo, Studie voor de westwand van het trappenhuis. In deze
schets is vooral de groepering van de zuilen in strijd met de regels.
Michelangelo, Studies voor de trap van de Biblioteca Laurenziana
|
![]() |
|
Het valt nauwelijks te ontkennen dat het bestaan van deze regels bij
bepaalde kunstenaars in deze periode ambivalente gevoelens opriep. Tenslotte
blijkt deze reactie uit een befaamde passage bij Vasari, die zelf een
zestiende eeuws architect was en die slechts twaalf jaar na Giulio, voor
wie hij een diepe bewondering koesterde, werd geboren. Ik doel hierbij
op de beroemde lofprijzing op Michelangelo's Nieuwe Sacristie van de San
Lorenzo in Florence: 'Voor het interieur ontwierp hij een decoratie, die
meer variatie en meer nieuwe elementen in zich droeg dan wie ook van de
oude of moderne meesters tot dan toe had weten te scheppen.' Deze vrijmoedigheid had degenen die zijn werk bestudeerden, zeer aangemoedigd hem na te volgen en het resultaat was werk in een nieuwe beeldtaal. Dientengevolge staan kunstenaars voor altijd en eeuwig bij hem in het krijt vanwege zijn verbreken van de boeien en de ketenen, die mensen voordurend hadden gedwongen de normale weg te gaan.' Wat mij in deze passage vooral interesseert, is niet zozeer de lof, die Vasari de meester die hij zo bewonderde toezwaait als wel zijn vijandigheid ten opzichte van de 'boeien' en 'ketenen' die door Vitruvius en de antieken zijn opgelegd. Kan iemand zich voorstellen dat Giuliano da Sangallo' of Bramante (1) op deze manier in opstand zouden zijn gekomen? ' (1) kunstenaars die eerder in de renaissance leefden en er op uit waren die regels juist te ontdekke |
|