BRONNENBUNDELS
 


Mode in aansluiting op trends en design

In 1981 wijdde Domus, onder redactie van Sandro Mendini, twee speciale uitgaven aan mode, waarin verschillende medewerkers een culturele analyse maakten van zowel de gangbare produkties als van alternatieve en meer vooruitstrevende modeontwerpen. De aanwezigheid van veel hooggekwalificeerde ontwerpers maakte Milaan in de jaren zeventig tot een van de hoofdsteden van de modewereld; de ontwerpcultuur in deze stad kon daardoor als referentie-kader voor de design-voorhoede fungeren. De pogingen in Milaan tot niet-commerciële activiteiten op het gebied van de mode kwamen niet voort uit de modewereld zelf. Men zag ze vooral als persoonlijke en zelfgenoegzame buitensporigheden. Jarenlang was dit de opvatting ten aanzien van het werk van Cinzia Ruggeri. Haar kledingstukken zijn gemaakt van met vloeibare kristallen ingesmeerde textiel dat van kleur verandert als het de huid raakt. Ze heeft ook Ziggurat beeldhouw-kleding gemaakt, evenals borduurwerk en applicaties in de post-moderne stijl.

Uit: Nicoletta en Andrea Branzi, Fashion World in: The European lceberg. N. Y. 1985
Cinzia Ruggeri, Ziggurat kleding 'Image of Levi-Strauss ; herfst-winter-collectie 1983-84

Een andere jonge ontwerper behaalde een buitengewoon succes met zijn voorstelling in de Galleria Vinciana in Milaan. Deze presentatie van zijn collectie was meer dan alleen een breuk met de traditionele opbouw van klassieke modeshows. Het bood hem tegen de traditionele regels in een kans tot een vorm van zelfexpressie. Hij regisseerde zelf de uitvoering en de muziek van de voorstelling als entourage voor de presentatie van zijn ontwerpen.
Kortom, dit is een nieuwe benadering die ook wordt gevonden bij andere jonge ontwerpers. Zij plaatsen het kledingstuk in het middelpunt van een uit meer onderdelen bestaande activiteit. Het heeft niets meer van de show van een beroemde ontwerper, die ook parfums, meubels, bloknotes en potloden sponsort. In plaats daarvan is er een bepaalde neiging tot een bijzonder soort eclecticisme. (...) Deze zelfverzekerde ontwerpers hebben een heel nieuw idee van wat het beroep van ontwerper inhoudt. Zij zijn niet zo bezig met het idee een beroemd ontwerper te worden die op grote schaal collecties uitbrengt. Zij zijn eerder vastbesloten van tijd tot tijd bepaalde objecten te bedenken en uit te voeren, wat muziek, of een videoclip, die de beste en meest directe uitingen hun zelfexpressie bevat.

Dit leidt niet tot een creativiteit die vrijelijk zijn gang gaat terwille van zich zelf, een soort Part pour Part; want deze jongere mensen zijn ook gaan zoeken naar nieuwe technieken en materialen, evenals naar nieuwe benaderingen van de praktische vragen van de kledingindustrie. Dit soort problematiek is een van de hoofdpunten van de modecursus gegeven aan de Domus Academie in Milaan. Er vallen tekenen op te merken, die wijzen in de richting van een grotere verdieping en de ontwikkeling van mode met de daartoe geëigende middelen. We zouden kunnen zeggen dat, terwijl de Italiaanse modewereld gedurende de eerste helft van de jaren tachtig zijn successen consoli-deerde, de gangbare opvatting gedurende de tweede helft van de jaren tachtig zal leiden naar de verwerkelijking van nieuwe mogelijkheden. Zelfs al is er sinds enkele seizoenen sprake van een samengaan van zoveel verschillende stijlen, de komende jaren zullen zeker een nieuwe benadering van het ontwerpen van kleding brengen.

Kleedgedrag als uiting van protest tegen de gevestigde maatschappij

Alle particuliere opstandigheid en afwijzing, die de jaren zestig kenmerkten, wierpen de mensen terug op zichzelf. Ze moesten een nieuwe individualiteit voor zichzelf creëren. Natuurlijk werd dat proces weerspiegeld door hun kleding, hun buitenkant. (...) Het verval van de gevestigde godsdiensten leidde tot een zoeken naar nieuwe religieuze vormen en ervaringen. Men ging te biecht bij de oosterse religies, met name in India, en dit nieuwe slag 'ontdekkingsreizigers' droeg kralen en belletjes en sandalen aan blote voeten. Ze lieten hun haar groeien en, nog belangrijker, ze droegen het onverzorgd, ongeknipt, ongekapt. (...) Men nam het lot in eigen handen wat de kleding betrof en dat ging gepaard aan een toenemend wantrouwen ten opzichte van de manipulatie door de mode en haar gevestigde belangen, de couturiers en de confectie-industrie.


Uit: Ethel Portnoy, De geklede mens. De Bilt 1986
 

Hippies

'Hippie' was destijds een protest tegen de 'plastic people', dat wil zeggen de conformisten die bon-ton of keurige kledij droegen, de mensen die meededen aan de consumptiemaatschappij. (...) Hiertegen poneerden de Hippies de ongedwongenheid en vrijheid - hun voeten waren bloot of ze droegen sandalen, ze wasten zich niet dagelijks, ze verkleedden zich niet al te vaak en doften zich niet op voor speciale gelegenheden. Hun haar lieten ze lang groeien, ze deden de Indianen eer aan door leer en kleding met franje te dragen. De vrouwen droegen folkloristisch sieraden en Indiase katoen, de mannen droegen de hoofdband van de Amerikaanse Indianen. Ze proclameerden een nieuwe levensstijl, (...) richtten communes op om een contracultuur te stichten ten opzichte van de kapitalistische maatschappij. Dat was alles mogelijk omdat er geld in overvloed was - de jaren zestig waren een periode van welvaart. Hippies (...) konden zich uitstekend staande houden in de marge van de maatschappij.

Punk

In de westerse maatschappij is echter het verzet tegen de vorige generatie onderdeel gaan uitmaken van de inwijdingsriten van de pubers. Maar hoe moesten ze in opstand komen als alles mocht? 'De toegeeflijke maatschappij', zo heetten de jaren zestig en zeventig en dat mogen we niet vergeten. Waren er niet een paar waarden die nog vertrapt konden worden, een paar taboes om te doorbreken? Er moest toch iets zijn! Met de diabolische sluwheid van adolescenten, wier levensdoel het in onze maatschappij lijkt hun ouders het bloed onder de nagels vandaan te halen, hebben ze iets weten te bedenken. Er waren toch nog een paar waarden over uit de jaren zestig. Aardig zijn. Dus besloten de punks, want over hen hebben we het hier, afschuwelijk te zijn, in vodden rond te lopen, gaten te scheuren in hun T-shirts, zich te vermommen als lompen-proletariaat.


 

Goede smaak en bewondering voor het esthetische, dat waren zo ongeveer de enige waarden waaraan de burgerij zich nog vastklampte. Dus besloten de punkers een vreselijke smaak aan de dag te leggen en het lelijke tot religie te verheffen. En hun haar? Hun ouders hadden alles gezien en goed gevonden. De punkers slaagden er niettemin in toch iets te bedenken dat hun ouders met afschuw zou vervullen: ze schoren hun hoofd kaal en lieten een lange streep staan, een stijve hanekam, of ze woelden hun haren door elkaar tot ze op Piet de Smeerpoets leken. Als parodie op sieraden prikten ze een veiligheidsspeld door oor of wang. Als blouse of jurk droegen ze een plastic vuilniszak.
Ze behingen zich met kettingen, ontleend aan de motorrijderscultuur en scherpe uitsteeksels, idem dito. (...) In plaats van de felle discokleuren kozen ze zwart. (,..) En in het begin bereikten zij hun doel: ontzetting.
Hun anarchie op kledinggebied was daarom een expressie van anarchistische opvattingen in het algemeen. (...) Punk kwam op aan het begin van de huidige economische crisis. Men nam het vooruitzicht van armoede en gebruikte dat trots als leuze. De grote slogan van de Punkbeweging was: No future.
Punk kwam aan zijn eind toen het verschijnsel zich verspreidde naar groepen die niets te maken hadden met de bijbehorende ideologie. Anders gezegd: elementen van Punk zijn overgenomen door de mode en op die manier ontkracht.