BRONNENBUNDELS
 


Keith Haring

Mijn vroegste herinneringen aan tekeningen waren de tekeningen die ik met mijn vader maakte. Ik moet toen vier jaar geweest zijn. Mijn vader tekende stripfiguren voor me en dat kwam erg dicht bij de manier waarop ik ben gaan tekenen, in een lijn en een omtrek. (...)

Dat jaar, 1977, was er een enorme overzichtstentoonstelling van Pierre Alechinsky (1). Ik kon het niet geloven, dat werk! Het stond zo dicht bij wat ik deed! (...) Iets wat zo dicht bij de zich spontaan voortplantende figuurtjes kwam die ik maakte, dat had ik nog nooit gezien. Ineens stroomde ik vol met zelfvertrouwen. Hier was een vent die hetzelfde deed als ik, maar op een grote schaal en gemaakt in het soort kalligrafie waar ik in werkte en er waren kaders die teruggingen op de strip, op de hele reeks van strips, maar op een heel vrije, expressieve manier, die alles te maken had met toeval, alles met intuïtie, alles met spontaniteit, met druppels die hij laat staan en de streek die hij laat zien, maar groot! En een geweldige obsessie voor inkt en een penseel! En een obsessie voor papier! En dat alles was helemaal, maar dan ook helemaal in de richting die ik op wilde. Alechinsky verpletterde me. Vanaf dat moment veranderde alles voor me.

(1) Pierre Alechinsky is in zijn werk zeer geïnspireerd door de Japanse calligrafie

Uit: De Straatkunstenaar, in: HP/De Tijd, 4 oktober 1991
In mijn laatste jaar Pittsburgh gebeurde nog iets heel belangrijks en dat was een lezing van de kunstenaar Christo die ik meemaakte. Na de lezing vertoonde hij een film over een van zijn werken, Running Fence. Ik was diep ontroerd. Het was de vervulling van alle filosofische en theoretische ideeën die ik had over kunst in het openbaar en bij grote gebeurtenissen. Ik bedoel: als je zag hoe die mensen, die boeren, die zich tegen het project van Christo verzet hadden, 's morgens vroeg opstonden om de zonsopogang weerspiegeld te zien in die Running Fence, en daar stonden en zeiden dat dit het mooiste was dat ze ooit hadden gezien! Ik bedoel, de totale ommekeer in die mensen, die toch boeren waren! Als je zag hoe ontroerd en aangesproken en geïnspireerd ze waren door dat kunstwerk! Al was het nog zo eigentijds en al was het nog zo vreemd aan alles wat ze kenden, die geforceerde ingreep door een kunstenaar had hun de dingen heel anders leren zien.

Gesprek met Keith Haring

De twee jaar aan de School of Visual Arts in New York experimenteerde ik met allerlei dingen die je buiten school niet kon. Schilderen deed ik dus niet, trouwens dat kunnen ze je toch niet leren. Je kunt het of je kunt het niet. Maar de school kon me faciliteiten bieden om in die tijd een hoop video-tapes te maken en ingewikkelde technische experimenten uit te halen, allemaal dingen zonder enige praktische betekenis. Maar langzaam drong het tot me door dat ik nogal indirect bezig was en dat dit eigenlijk niet de snelste manier was om het effect te bereiken dat ik wilde. Ik raakte geïnteresseerd in de semiotiek, vooral die van Umberto Eco, en de relatie tussen taal, de woorden, hun onderlinge ordening en vooral hoe symbolen betekenis krijgen door taal, maar toch bevredigde het werken met de taal me maar ten dele.

Uit: Paul Donker Duyvis, Elk station is mijn galerie. in: Museumjournaal 1982/3

Ik kreeg toch steeds meer het gevoel dat ik maar beter kon gaan tekenen, door beelden te maken die even duidelijk zouden zijn als de videobeelden die ik opnam.
Getekende beelden die je kon lezen als informatie: menselijke figuren, dieren en vliegende schotels. Later breidde mijn beeld-repertoire zich steeds verder uit, en naarmate je dingen herhaalt krijgen ze meer betekenis want met die nieuwe toevoegingen kun je andere combinaties maken die weer andere associaties oproepen. Al gauw'krijg je dan een zelfstandige taal, een taal van beelden, die door mijn eigen manier van tekenen direct herkenbaar is. Ik greep terug op tekeningen uit mijn kindertijd. Cartoonachtige dingen met simpele figuurtjes, Mickey Mouse, tekeningen uit de tijd nog voordat ik abstract werkte in een calligrafische stijl à la Alechinsky. Het geeft een lekker vrij gevoel als je alles weer kunt tekenen wat je wilt, op je eigen manier. Ik beperk me tot de basiskarakteristieken, want hoofd, armen en benen geven voldoende houvast. Je begrijpt onmiddellijk dat het een mens is, in ieder geval sneller en directer dan met het woord mens. (...)


Keith Haring, Andy Mouse, 1986
 
Ik werk nog steeds op straat en vooral in de ondergrondse, op de afficheborden. Als de advertentietermijn verlopen is, plakt men de panelen met zwart papier over, een ideale ondergrond om daar met krijt wat mee te doen. Elk zwart bord dat ik tegenkom, vul ik met een tekening en als je er een paar naast elkaar aantreft kun je er gemakkelijk een hele grote op uitwerken. Je weet nooit hoe lang zo'n tekening blijft staan, maar het is wel zeker dat duizenden mensen er aandacht aan schenken en na verloop van tijd je stijl gaan herkennen. Het liefst werk ik overdag, als het erg druk is, hoe meer mensen het zien en er met elkaar over praten, hoe beter. Ja, waarom doe je zoiets? Op straat heb je een groot publiek, en als ik thuis op mijn atelier werk, zie ik toch maar heel weinig mensen, en bovendien alleen ingewijden. Maar wat de preciese betekenis van dat alles is? Ik geef geen eenduidige boodschap, maar zet vooral vraagtekens bij bepaalde situaties, geheel anders dus dan de advertenties ernaast. Sommige onderwerpen spreken voor zich, zoals de nucleaire wapens, de televisie en de manier waarop het kruis als symbool is gebruikt, maar het zijn nooit politieke slogans. Sommigen zien mijn werk zelfs als dat van een religieuze fanaat of een gek, en zeker niet als kunst.
De waardering voor de graffititekenaars is vaak helemaal afwezig, hoewel er erg goede kunstenaars tussen zitten. In New York is de kwaliteit van de graffiti erg hoog. Hier in Nederland zie je alleen maar amateuristische rommel, dat valt me erg op. In New York is men er echt trots op en wordt er eerst heel lang thuis geoefend op papier om een hoge graad van perfectie te bereiken. Ze vinden dat je op z'n minst toch je naam als een 'logo attack' in één vloeiende beweging moet kunnen neerschrijven. Ikzelf kan dat trouwens ook niet, daarvoor moet je op straat zijn opgegroeid, in het milieu van een grote stad. Pas toen ik in de ondergrondse ging tekenen, heb ik veel van die graffiti mensen ontmoet. We nemen dezelfde risico's om ons te manifesteren. Omdat vooral de laatste tijd veel mensen willen weten wie toch die kruipende babies, die blaffende honden tekent, geef ik iedereen een button met de babytekening, die een handelsmerk van me geworden is, een soort signatuur. Zo verbind ik de mensen met mijn werk, en geef ze omgekeerd het gevoel dat zij ermee verbonden zijn. Je krijgt een soort sneeuwbal effect, iedereen wil van die buttons de achtergrond kennen. (...)

Keith Haring, 1985

AI mijn werk gaat over het menselijk leven, de kruipende babies zijn een teken voor leven, energie, geluk en het positieve in de menselijke wereld, maar men wil er ook wel de stralenkrans van een radioactieve of een elektrische baby in zien. De kruipende mens staat tussen het machtige twee-benige wezen en de honden, en is een soort tussenvorm tussen natuur en cultuur. Mijn tekeningen zijn een reactie op vorige kunststromingen als minimal en concept, en op overrationalisatie in het algemeen, zoals bij Andy Warhol die zegt een machine te willen zijn. Als ik schilder ontstaan er drippings van verf en onvolkomenheden die met menselijkheid te maken hebben en een verzet vormen tegen de technologie en de computermaatschappij. Het beangstigt mij dat je een heel ras van werkers kan klonen voor een maatschappij die afgestemd is op productie, efficiency en geld, zodat vele menselijke talenten overbodig zijn. Iedereen die vandaag de dag over een humane maatschappij praat, kan die langzamerhand niet meer los zien van een mogelijke nucleaire oorlog. Langzaam worden we ons dat bewust, zoals ook blijkt uit de Europese vredesdemonstraties.

 

 


De zwart-wit gestreepte rechthoek ontstond als een gebouw met ramen, maar werd gereduceerd tot een symbool voor de neutronenbom, voor de dreiging van vernietiging. Omdat men vond dat mijn werk zich al te apocalyptisch ging ontwikkelen, heb ik een maand lang grijnzende gezichten getekend, die ook al snel angstaanjagend werden, vooral toen ik er een derde oog aan toevoegde, een oog voor meditatie of misschien ook wel het boze oog. Ik ging het kruis gebruiken toen de paus zich achter Solidariteit en de moral majority zich in Amerika achter Reagan opstelde die een soort persoonlijke vriendschap met God heeft.

Religie gaat ook bij ons een steeds grotere rol spelen. Een oorspronkelijk redelijk idee over hoe de mensen moeten samen leven, wordt in de praktijk door de macht van de kerk gebruikt om mensen te controleren en van allerlei dingen af te houden in plaats van ze te stimuleren. Als ik een figuur teken die in een knellende bescherming de handen voor de ogen van een ander houdt, refereer ik aan de steun van de paus voor Solidariteit die natuurlijk heel dubieus is, immers ze is tevens een gebaar tegen het communisme, want communisme is anti-christendom. Het beeld van de man die met het kruis achter de rug een ander doodsteekt, spreekt voor zich: zo zijn in Amerika de Indianen verdreven en vermoord 'Manifest Destiny with God on our side'. Stokken in handen van mensen symboliseren fysieke en politieke macht.

'Fuck you' maakte ik als een zeer persoonlijke reactie op een kritiek in een krant die over die grote lichtbeelden op Times Square opmerkte dat het elegante vormen waren, gedestilleerd uit de graffiti in de getto's, alsof ik de getto's commercieel zou willen exploiteren. Op zo'n manier krijg je dus een merkwaardige dialoog tussen criticus, kunstenaar en de toeschouwer die mijn woedeuitbarsting niet eens zal begrijpen en er gewoon tegen aan kijkt als een kunstwerk. Ik gebruik veel aan elkaar tegengestelde symbolen, zoals de piramide en de vliegende schotel. De piramide heeft te maken met een onbekende macht, mysterie en magie, misschien dachten ze vroeger wel dat ze in zo'n bouwwerk de eigen energie konden bewaren. De piramide staat voor een oude beschaving, zoals de vliegende schotel een onbekende hogere beschaving buiten de aarde symboliseert. Een mysterieuze vliegende schotel relativeert het gedoe op aarde en de onbeperkt lijkende macht van religie en politiek. En Mickey Mouse teken ik omdat hij een onderdeel van mijn jeugd is. Dat heb ik honderden malen gedaan, dat symbool van de Amerikaanse popcultuur.

 

Uit: Erik Beenker, In de metro had-ie meer plezier. in: De Volkskrant 14 maart 1986

Toen ik in de metro werkte was dat de enige mogelijkheid mijn werk onder de mensen te brengen. Ik wilde een publiek. Maar ik heb nu zoveel meer mogelijkheden gekregen. Ik kan mijn werk nu niet alleen via galeries en musea laten zien, maar ook via tijdschriften, die gaan in honderdduizenden kopieën over de hele wereld, ik doe commerciële dingen. Dus in plaats van dat ik mijn werk via reclameborden aan de mensen opdring, maakt mijn werk deel uit van de popcultuur en komt vanzelf onder de mensen. Bovendien wou ik niet alleen maar een Newyorkse straatkunstenaar blijven. Maar ik had wel meer plezier toen ik in de metro werkte.

Als het jatten van jouw tekeningen een probleem is, kun je toch net als Picasso van stijl veranderen, zodat niemand ziet dat ze van jou zijn?

Ik denk niet dat je je stijl kunt beheersen. Stijl is hetzelfde als persoonlijkheid. Als ik alle tekeningen vanaf mijn vijfde jaar, toen ik begon te tekenen, naat elkaar zou leggen, zou je zien dat alles iets gemeenschappelijks heeft. Net als bij Picasso. Afgezien van zijn vroege werk kun je meestal toch meteen zien dat het een Picasso is.

Wat is dan jouw stijl?

De lijn. Zelfs mijn schilderijen hebben meer te maken met tekenen dan met het klassieke idee van schilderen. Ze zijn opgedeeld in details en de lijn speelt daarbij een grote rol.

Maak je vooraf schetsen?

Nooit. Ook niet voor de schilderijen. Eerst doe ik de kleurvlakken, daarna komen de lijnen. Dat is voor een deel ook de kracht van het werk. Het is een soort tijdopname van iets wat op dat moment gebeurde. Het is een soort automatisch schrijven op de manier waarop de surrealisten of abstract- expressionisten dat deden, vanuit een bepaalde geestesgesteldheid. Dat proces is voor mij het interessantst, dat je elke seconde een beslissing moet nemen, werkt met vergissingen, met fouten. Daarom ben ik ook niet voor alles wat ik maak verantwoordelijk. Er gebeuren dingen die ik niet onder controle heb, er gaan dingen mis die dan het belangrijkste deel van het schilderij blijken te zijn. Tot op zekere hoogte maakt het schilderij zichzelf en het enige dat je doet is proberen de kwast vast te houden. Dat is ook de reden waarom ik de schilderijen geen titel geef. Meestal begrijp ik pas lang nadat ik het schilderij gemaakt heb de betekenis van het schilderij.

 
 

Ik zie toch een paar schilderijen die een duidelijke boodschap lijken te hebben. Een monster dat dollars braakt, een neger met boeien om. Is je recente werk meer verhalend?

Ja en nee. Ik maak zowel schilderijen die voornamelijk uit tekens bestaan als werk dat meer verhalend is. Dat laatste doe ik als ik een bepaalde mening wil geven. Dat schilderij met het monster dat dollars braakt en een bijbel vasthoudt gaat bijvoorbeeld over de valse bijbeluitleg. Daarmee heb ik de moral majority op het oog, onze tv-fundamentalisten. Dat schilderij van die zwarte man met handboeien en een wereldbol die in tweeën splijt en waar bloed uitstroomt, is het enige schilderij met een titel: Michael Stewart, USA for Africa. Het is een soort portret van een vriend van mij die door politieagenten in New York is vermoord, omdat hij zwart was. Het is een combinatie van die gebeurtenis en de anti-apartheid. Sommige schilderijen zijn meer uitgesproken dan andere, maar ze vertellen nooit een bepaald verhaal, ze staan altijd open voor alle mogelijke interpretaties.

Je hebt het over een soort portret. Maak je geen portretten?

Ik heb wel portretten gemaakt, maar meestal zijn de beelden universeel. Ze hebben geen bepaald gezicht en stellen niet een bepaald persoon voor. Het zijn geen symbolen, oertekens.

Je gebruikt ze in plaats van woorden.

Ja, taal is zo begrensd. Er zijn zoveel verschillende talen. Als ik een mens teken, kan dat door iedereen worden herkend. Ook als ik een Mickey Mouse teken, want die gaat dwars door de culturen heen. Ik geloof dat de global community waar Mc Luhan het over had, nu echt bestaat. Er is niet meer zoveel verschil tussen schilderkunst uit Europa of Amerika, zoals ook in de muziek invloeden uit allerlei landen zitten. Hoe mensen op mijn tekens reageren hangt van hun achtergrond af. De kruipende baby is een teken voor energie, leven, het positieve in de wereld, maar door de stralenkrans die ik er meestal omheen maak associëren anderen het met radio-activiteit. Mijn werk laat zich lezen, maar is nooit eenduidig.

 
Keith Haring in de Popshop, Tokyo, 1989

Zijn er veel niveaus?

Ik weet niet hoeveel. Er zijn mensen die mijn werk bijbels interpeteren, of als Azteken-cultuur. Het hangt helemaal af van welke informatie ze in hun hoofd hebben.

Een van de niveaus is ook dat het decoratie is, design.

De reden dat ik T-shirts ontwerp, radio's of wat dan ook, is niet alleen dat ik dingen wil maken die er leuk uitzien. Ze hebben ook een bedoeling, ik gebruik dezelfde symbolen als in mijn werk. Maar dat ik in dit soort zaken verwikkeld ben geraakt komt doordat mijn werk steeds populairder werd. Over de hele wereld verschenen de beelden in boeken en tijdschriften en op tv. De eerste jaren heb ik de meeste aanbiedingen afgewezen, maar mijn werk werd overal gekopiëerd, je kunt nu in alle landen imitatie-Keih-Haring-dingen kopen: kleren, horloges, schoenen. Omdat ik zag dat de mensen ze echt wilden hebben, besloot ik zelf te gaan ontwerpen, want imitaties blijven imitaties. Ik bedoel, ze kunnen een idee kopiëren, maar niet de authentieke stijl. Daarom wil ik echt interessante dingen maken die wel integer en authentiek zijn.

 
 

Je hebt in New York een Pop-Shop en een postorderbedrijf waar je je eigen ontwerpen verkoopt?

Ja, het is een uitdaging om in die twee werelden te zijn. Aan de ene kant in het museum en tegelijkertijd in winkels. Omdat mijn werk zo populair is, zijn mijn schilderijen en tekeningen duur geworden, maar nu kunnen mensen voor een paar dollar dingen van me kopen die toch authentiek zijn. Het maakt de schilderijen niet minder waard en mijn radio's niet duurder, vind ik. Waar ik mee bezig ben is te vergelijken met wat de kunstenaars van het Bauhaus en De Stijl wilden: dingen vorm geven om vorm aan de maatschappij te geven. Ik zou ook graag gebouwen willen vormgeven of wat dan ook. Ik bedoel, kunstenaars moeten meer invloed krijgen op de cultuur. Dan zou er niet zoveel lelijks om ons heen zijn. Toegepaste kunst is toch helemaal vergeten, vroeger werden gebouwen nog versierd met ornamenten, nu zijn ze toch stomvervelend geworden, saai. (...)

Keith Haring kijkt op het door hem ontworpen Swatch-horloge en stopt abrupt. Hij moet weg, wil oefenen. De volgende dag gaat hij het grote doek voor de trappenhal (in het Stedelijk Museum van Amsterdam) beschilderen. Meestal werkt hij met de kwast en acrylverf, maar omdat het doek doorschijnend is en kwastverf de poriën afsluit, wil hij spuiten. Dan blijft het transparant. Hij heeft echter lange tijd niet met een spuitbus gewerkt. Met een groepje nieuwsgierigen sta ik 's ochtends vroeg te wachten op de eerste strepen van Haring. Uit een Haring-radio schettert zijn favoriete hip-hop muziek. Er staat een batterij spuitbussen klaar. Haring schudt een bus, buigt voorover en maakt in een vloeiende beweging een figuur die in een zigzagstaart eindigt. In alle vier hoeken komt er een.

(...) Haring had van links naar rechts willen gaan, maar is van gedachten veranderd. Na de hoeken volgen de zijkanten, langzaam werkt hij naar het midden toe. De verflucht is al snel niet meer te harden. (...)
Haring werkt met een gasmasker op. De muziek staat nog keihard aan. (...) Keith Haring is al bijna bij het midden. Het lijkt wel of hij in een zwembad staat, om hem heen krioelen de figuren. 'Hij is in zijn element', zegt iemand van het Stedelijk. 'Door het inrichten heeft hij het een paar dagen niet kunnen doen, maar hij kan het niet laten. Toen ik met hem op straat liep en we langs een stoffige auto kwamen, maakte hij, hup, in het voorbijgaan, snel even een krabbeltje.'

 
t