![]() |
BRONNENBUNDELS |
De wandtapijten van
Lebrun over het bewind van Lodewijk XIV
Charles Le Brun (1619-1690) kreeg in Parijs een opleiding in de beeldende kunsten. Al in 1638 werd hij tot 'peintre du roi' benoemd. Tijdens een lang verblijf in Rome raakte hij onder de indruk van het Romeinse kunstleven. Terug in Parijs behoorde hij tot de oprichters van de Académie als verzamelpunt voor de meer theoretisch geinteresseerde kunstenaars. Vele jaren voerde Le Brun er de boventoon. Tot zijn plichten behoorde het houden van kunstkijkdagen en het organiseren van lezingen (conférences) voor een groot publiek. Omstreeks 1660 begonnen de belangen van de staat onder minister Colbert en die van de Académie steeds meer parallel te lopen. Le Brun was er zeer op bedacht de schone kunsten in Frankrijk te bevorderen.
Hierin kwam hij tegemoet aan de intenties van de koning, die Monsieur
Colbert de uitvoering van zijn orders toevertrouwde. Deze minister deed
niets zonder Le Brun te raadplegen en deze schilder nam niet alleen de
taak op zich van de zorg voor de uitvoering van zaken in het algemeen
maar was ook zeer nauwgezet wat zijn eigen zaken betreft. Hij werkte zorgvuldig
zijn schilderijen tot in de finesses af en stelde zich nauwkeurig op de
hoogte van alles dat met zijn kunst te maken had, hetzij door goede boeken
te lezen, hetzij door geleerden te raadplegen. (...) Zijn faam verspreidde
zich door heel Europa, vooral om wat hij maakte voor de koning. Het belangrijkst
zijn zijn grote schilderingen met de geschiedenis van Alexander de Grote
op het plafond van de galerij en de grote staatsietrap in Versailles. |
Uit: Roger de Piles, Abrégé de la vie de peintres. Idée du peintre parfait, 1699 | |
|
|
|
De tent van Darius: De koninginnen van Perzië aan de voeten van Alexander Men moet de vaardigheid van de ambachtsman bewonderen in het feit dat hij voor het ontwerp van dit onderhoud van Alexander met de koninginnen precies het moment heeft gekozen waarop Sysigambis, na zich eerst per abuis tot Ephestion te hebben gewend, zich aan de voeten van Alexander werpt en hem om vergeving vraagt. Want hij geeft ditmoment op zo'n elegante wijze weer dat hij in dit schilderij een oneindig aantal fraaie gelaatsuitdrukkingen laat zien die het onvergelijkelijk maken. De schilder volstond er niet mee in het gezicht van Alexander zijn jeugd, de mildheid van zijn gemoedstoestand, zijn moed en al die andere hoedanigheden tot uitdrukking te brengen, die de geschiedenis die grote vorst toedicht. Maar wij zien bovendien in zijn beweging vier verschillende handelingen. Het mededogen jegens de vorstinnen komt zichtbaar naar voren, in blik en gedrag; zijn geopende hand toont zijn clementie en drukt volmaakt zijn welwillendheid uit ten opzichte van dat hof. Zijn andere hand, die hij op Ephestion laat rusten, toont duidelijk dat deze zijn gunsteling is of liever zijn alter ego. Dat hij zijn linkerbeen een stap terug laat doen, is een teken van wellevendheid
ten opzichte van deze vorstinnen. De schilder heeft hem niet meer gebogen
afgebeeld, omdat hij hem weergeeft op het moment dat hij deze vrouwen
aanspreekt, omdat het geen gebruik bij de Grieken was en bovendien kon
hij niet erg bukken, omdat hij in de laatste slag een dijwond had opgelopen. |
Uit: André Félibien, Conférences. 1663 | |
Uit: Pierre Verlet e.a., La Tapisserie. Lausanne 1965 |
Het directeurschap van Le Brun werd gekenmerkt door zijn respect voor de traditionele techniek van het weven. Praktisch gezien bestond zijn rol eruit dat hij, zoals de teksten vermelden, 'ontwerpen maakte voor de tapijten en ze naar behoren liet uitvoeren'. Onder het ontwerp of het idee verstond men in deze periode het authentieke werk van de kunstenaar; het ontwerp was iets anders dan het 'model', dat een schildering was ter grootte van het tapijt en dat alleen maar werd bijgewerkt door de bedenker ervan. Het was ook iets anders dan het karton of patroon dat voor de uitvoering van het weven zelf werd gebruikt. Meestal was het zo dat Le Brun een tekening maakte, zoals voor 'De audiëntie van de gezant' of voor 'De koning bezoekt de Gobelins'. Vervolgens werd hiervan onder zijn toezicht een schets geschilderd door één of meer andere schilders; weer andere kunstenaars, die vast aan de Manufacture verbonden waren, werden belast met het maken van het model. Als het ging om het naweeen van een schilderij, ging men meteen over tot de vervaardiging van het model. Zo ging het met de serie van de Alexanderslagen. Hierbij moet nog eens worden onderstreept dat er geen grisaille gehoogd met kleur meer werd gemaakt als in de middeleeuwen maar evenmin zoals in de renaissance, die als dogma het primaat van de schilderkunst had, een kant en klaar schilderij. Wat er wel werd gemaakt was een kopie naar het origineel, speciaal bedoeld voor een vertaling naar een geweven tapijt. Feitelijk liet Le Brun, die goed op de hoogte was van de regels van het gebruik van kleuren, de wevers alle vrijheid voor het omzetten in kleur. |
|
![]() |
Charles Le Brun, Wandtapijt
uit de serie L'Histoire du Roi, Lodewijk XIV bezoekt les Gobelins (15 oktober
1667). Detail |
|
Hij legde hun alleen zijn tekening en zijn vormgeving
op en eiste daarvan een correcte weergave. Nooit matigde Le Brun zich
aan het tapijtweven ondergeschikt te maken aan de schilderkunst, maar
met een omgekeerde doortastendheid schrok hij er niet voor terug om armen
en kuiten uit Rafaëls ontwerpen aan te passen. Een van Le Bruns eerste
maatregelen bij zijn komst in de Gobelins was de leerjongens te verplichten
de tekencursus te volgen. (...) Le Brun stond in zijn opvattingen niet
alleen; veel schilders lieten hun schilderingen onaf om aan de wevers
de kleurstelling over te laten. (...)
Om deze modellen en kartons te laten maken moest Le Brun zich wel omringen met een ploeg uitvoerende schilders. Ieder had zijn specialiteit, zijn talent: zij waren in groepjes onder een ploegbaas ingedeeld; sommigen schilderden architectuur, anderen hielden zich bezig met ornament, dieren of landschap.( ...) |
||
![]() |
Charles Le Brun, Wandtapijt uit de serie L'Histoire du Roi, Audiëntie door Lodewijk XIV verleend aan kardinaal Chigi die een brief met excuses van Paus Alexander Vifl voorleest |
|
|
De tapijtseries die tot 1683 in de Gobelins werden geweven en in talrijke exemplaren als koninklijk geschenk over heel Europa werden verspreid, verkondigen uitsluitend de grootheid van het bewind van Lodewijk XIV en vooral de persoonlijke glorie van de koning. In dit opzicht was Lodewijk XIV niet zo heel erg vernieuwend; hij week nauwelijks af van het, zij het ongetwijfeld met nog overdadiger vertoon, verspreiden van triomfantelijke festiviteiten, zoals zijn voorouders, onder wie de Medici, voor hem. Hij bracht ze op een systematische wijze tot perfectie, waarbij hij alle middelen van de hele werkplaats gedurende twintig jaar inzette voor de exclusieve uitvoering van zijn plan. Dit plan werd evenwel stapje voor stapje heel behoedzaam ontwikkeld.
(...) |
|
![]() |
Charles Le Brun, Wandtapijt uit de serie L'Histoire du Roi, Kroning
van Lodewijk XIV in Rheims (17 juni 1654). Detail |