BRONNENBUNDELS |
De Apocalyps van Angers Het mooiste wandtapijt van de XIVe eeuw is ongetwijfeld de Apocalyps
1), bewaard in Angers 2). Deze monumentale serie is geweven
in Parijs, dat niet alleen het belangrijkste produktiecentrum was, maar
ook de eerste markt voor wandtapijten in Europa. De serie is uitgevoerd
voor Lodewijk I van Anjou (1339-1384), broer van de Franse koning Karel
V, door Nicolas Bataille. (...) Lodewijk I was sterk betrokken bij deze
uitvoering. Voor de kartons* vroeg hij Jan van Bondolf, bijgenaamd
Hennequin van Brugge, hofschilder van Karel V en beroemd kunstenaar die
in Parijs werkte van 1368 tot 1381. (...) 1) Apocalyps is het Griekse woord voor onthulling of openbaring.
Het meest bekend is de Openbaring van Johannes in de bijbel. Johannes
schreef zijn boek in de tweede helft van de eerste eeuw als banneling
op het eiland Patmos. Deze tekst sluit aan bij een reeks joodse apocalyptische
geschriften. Zowel de joodse teksten als die van Johannes hebben een voorspellend
karakter en bieden visioenen over een vernieuwde schepping na een rampzalig
einde. Tussen beide is echter een groot verschil: in de christelijke versie
(die van Johannes) is vooral de terugkeer van Christus als verlosser belangrijk.
In de opbouw van dit bijbelboek speelt het heilige getal zeven een grote
rol.
2) Het omstreeks 1380 geweven tapijt wordt tentoongesteld in het kasteel van Angers. In 1954 is daar een speciale tentoonstellingsruimte ingericht voor deze nu nog 100 m lange en 4.50 m hoge tapijtenreeks die oorspronkelijk 140 m lang en bijna 6 m hoog moet zijn geweest. |
Uit: Madeleine
Jarry, La Tapisserie, des origines à nos jours. Parijs 1968. |
|||
De tekst is stellig van een grote schoonheid en heel dichterlijk, maar de afbeeldingen staan zeker op dezelfde hoogte. Zoals alle profetieën hebben die van de apostel Johannes iets duisters en maken ze op het eerste gezicht een verwarrende indruk. Het is duidelijk dat het cijfer zeven, genoemd in de geschriften van de evangelist, voor hem de volmaaktheid symboliseert, en dit cijfer is hier welbewust overgenomen: een serie van zeven verbroken zegels, zeven bazuinstoten, zeven lege kelken, zeven plagen, zeven overwinningen enzovoort. Over de identiteit van de zeven grote tronende figuren, die vroeger aan het begin van elk van de zeven oorspronkelijke tapijten over de gehele hoogte waren afgebeeld, is men het niet eens; sommige interpretatoren zien er bisschoppen in, hoeders van de zeven kerken van Azië, (...) Oorspronkelijk moet het geheel ongeveer honderdvijf taferelen hebben omvat; zevenenzeventig zijn bewaard gebleven, sommige compleet, andere gedeeltelijk. |
||||
Ze waren verdeeld in twee horizontale lagen en onder elke voorstelling stond in gotische letters de uitleg van het onderwerp, maar deze verhalen zijn volledig verdwenen evenals de rand die versierd met bloemen, planten en dieren de aarde voorstelde; de banen van de hemel die waren gevuld met engelen zijn fragmentarisch bewaard. Niet alleen de onderwerpen, maar ook de stijl van de tapijten vertonen een zekere gelijkenis met de verluchte handschriften. De oudste tapijten geven de figuren weer voor een effen, afwisselend rode of blauwe achtergrond. De andere hebben een met zeldzame planten en gestyleerde bomen opgevulde achtergrond, die zijn getekend met een gesloten contour waardoor de vormen plat lijken en zich krachtig aftekenen tegen de achtergrond. Deze indruk van kracht wordt benadrukt door het kleurengamma dat beperkt is tot vijftien; de verschillen in kleur-waarde in de achtergrond wijzen erop dat de kleurbaden naar behoefte werden aangemaakt. Tegenwoordig hebben de zuivere kleuren zoals het blauw, het rood en het groen enigszins hun levendigheid verloren maar er is een gelukkig evenwicht bewaard gebleven met de andere, gebroken tinten bruin en grijs. |
||||
Uit: Frits van der Meer, Apocalyps. Antwerpen, ca 1975 |
Wat het eerst opvalt is de onwaarschijnlijke duidelijkheid, de leesbaarheid van de afzonderlijke taferelen. Iedereen die de hoofdmotieven van de Openbaring kent, herkent op het eerste gezicht vrijwel alles. De Mensenzoon, gezeten tussen de Kandelaren; de Troon met de Oudsten; de Liturgie rondom het Lam; de Vier Ruiters; de kleine bleke zielen, roepende onder het Altaar; de Arend met het drievoudige Ve! op een gekrulde spreukband; de in hun brede bed onder één deken slapende 'zalige doden die in den Heer sterven', terwijl engelen hun zieltjes ten hemel opnemen; de bazuinende en de fiolen der Wrake uitgietende engelen; de Drie Beesten; de Hoer die in haar spiegel kijkt en de beker der ontucht omhooghoudt; de Ruiter op het witte paard, 'met de vele kransen' (hier ineengeschoven aureoolschijven om zijn Christushoofd); en dan al dat vuur: uit de wolken, de Put, het hemels Wierookvat, uit de brandende berg; de ineentuimelende speelgoedsoldaatjes, de dodelijk verschrikte mensen die in rotsspelonken kruipen en verdrinken naast omgekeerde scheepjes; tenslotte de Levensstroom tussen de altijd vruchtdragende bomen. |
|||
Apocalyps van Angers, De zevende bazuin, Het gezang van de 24 oudsten, 1375-80 |
||||
Die leesbaarheid ligt hieraan, dat alle figuren scherpe silhouetten vormen tegen een om en om donkerrode en indigoblauwe achtergrond. Ook de compacte groepen - van de Oudsten, de Beestaanbidders, de Palmdragers, de verrezenen - doen dat; evenzo de ommuurde stadjes en de openluchtkapel van de hemelse Tempel. Sommige van die silhouetten zijn van nature al welsprekend, zoals: de uiteenflappende vleugels van de engelen, de mat-galopperende paarden, de spreukbanden die tegen het fond krinkelen uit handen, monden en bekken; de Ark in de hemelse Tempel. (...) De oevers van de zee, de bronnen, de stromen en de beken silhouetteren keurig het blauwgestreepte, rustige of woelige water. De hemel is altijd een duidelijke pluk gefriseerde schelpwolkjes waaruit dan koppen, stemmen, roepende, engelen, bliksems, vuurstralen en de Zeven Donders naar beneden schieten, prachtig scherp tegen de achtergrond. |
||||
En ook de eigenlijke visioenen (...) treffen onfeilbaar,
omdat de graad van abstractie nog net voldoende is om het volstrekt ongewone
te suggereren. Er zijn wel evenwijdige terreinplooien waartussen figuurtjes
opduiken, maar er is geen diepte: nergens een poging om een derde dimensie
op te roepen. De kunstenaars deden het met contouren tegen een isolerende
achtergrond, en dat treft hier veel krachtiger dan in de miniaturen, waarop
de achtergrond niet isoleert en in de regel leeg en anders gelijkmatig
gekleurd en onbeduidend blijft. Hier spreekt alles door die tegenstelling
van silhouet en donker fond, ook al is dat fond, in wat losse scènes,
bespikkeld met kleine strooimotieven.
|
|