![]() |
BRONNENBUNDELS |
Ludwig Mies van der Rohe De architect Ludwig Mies van der Rohe werd in 1925 aangesteld als projectleider van een van de belangrijkste 'modelwijken' in Duitsland, de Weissenhofsiedlung in Stuttgart. In 1937 emigreerde hij naar Amerika, waar hij zich in Chicago vestigde en later leider werd van de architectuurafdeling van het Illinois Institute of Technology. Al vroeg ging zijn belangstelling uit naar het gebruikmaken van industriële elementen in de bouw. Het meest kenmerkend van zijn latere werk is het uitwendig zichtbare metalen skelet en het uitgaan bij het ontwerp van een bepaalde grondvorm, waarop een onderling harmoniërend samenstel van elementen wordt gebouwd. De industrialisatie van bouwmethoden De hedendaagse bouwmethoden moeten worden geïndustrialiseerd. Hoewel iedere betrokkene zich hier tot nu toe tegen verzette wordt er nu zelfs buiten de bouwwereld over gesproken. Dit lijkt een stap in de goede richting, alhoewel er maar enkelen echt overtuigd zijn. De industrialisatie, die op allerlei terreinen oprukt, zou al lang het bouwbedrijf hebben ingehaald, ondanks haar achterhaalde opvattingen, ware het niet dat er bijzondere hindernissen waren. Ik beschouw de industrialisatie in de bouw als het belangrijkste probleem voor de huidige architecten en aannemers. Als we hierin slagen, zullen onze sociale, economische, technische en zelfs artistieke problemen gemakkelijk opgelost kunnen worden. Hoe kan die industrialisatie doorgevoerd worden? Deze vraag kan beantwoord worden als we nagaan wat tot dusverre de zaak heeft tegengehouden. Het ligt niet aan de ouderwetse bouwmethoden; ze zijn meer een gevolg dan een oorzaak. Er zijn heel wat pogingen geweest om tot nieuwe bouwmethoden te komen en die zijn alleen succesvol gebleken in die takken van industrie waar industrialisatie mogelijk was. De mogelijkheden van assemblagetechnieken in het bouwen zijn ook al overdreven; die worden alleen gebruikt bij de constructie van fabriekshallen en schuren. |
Uit: L. Mies van de Rohe, De industrialisatie van bouwmethoden. in: G, No. 3, 1924 | |
Ludwig Mies van der Rohe, Weissenhofsiedlung, Stuttgart, 1927 |
|
|
De staalindustrie onderzocht als eerste het vervaardigen van prefab onderdelen, iets wat de houtindustrie nu ook probeert. In alle andere bouwtakken echter wordt de ruwbouw en het meeste binnenwerk op de traditionele manier uitgevoerd met de hand. Het handwerk zal niet verdwijnen door organisatorische veranderingen in de bouwindustrie, noch door verbetering van de werkmethoden, want juist door dat handwerk kunnen kleine aannemers bestaan. Het is al aangetoond dat het gebruik van grotere metselblokken de materiaal- en arbeidskosten kunnen drukken, maar dat maakt nog geen eind aan het handwerk. Bovendien heeft het oude baksteen metselwerk veel voordelen op de nieuwere methoden. Waar het om gaat is dan ook niet de rationalisatie van de huidige methoden maar veel meer een revolutie in de hele aard van de bouwindustrie. De aard van het bouwen zal niet veranderen zolang we feitelijk dezelfde bouwmaterialen gebruiken, want die vereisen nu eenmaal handwerk. Industrialisatie van het constructieproces is een zaak van de materialen. Onze eerste zorg moet dan zijn het vinden van een nieuw bouwmateriaal. Onze technologen moeten en zullen een nieuw materiaal uitvinden dat industrieel kan worden vervaardigd, dat waterbestendig moet zijn, geluidwerend en isolerend. Het moet licht van gewicht zijn en kan en moet zelfs industrieel vervaardigd worden. Alle onderdelen zullen in de fabriek gemaakt worden en op de bouwplaats bestaat het werk slechts uit assembleren. Dit zal slechts heel weinig man-uren kosten en ontzettend veel in de kosten schelen. En dan zal de nieuwe architectuur een eigen gezicht krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat de traditionele constructiemethoden zullen verdwijnen. En mocht iemand betreuren dat het huis van de toekomst geen handwerk meer is, laat hij dan bedenken dat de auto ook niet langer door wagenmakers gemaakt wordt. |
||
Uit: L. Mies van der Rohe, Het ontwerpen van appartementen. in: Bau und Wohnung, 1927 |
Het ontwerp van appartementen Heden ten dage vereist de economie rationalisatie en standaardisatie voor huurhuizen. Aan de andere kant vraagt de toegenomen complexiteit van onze wensen om flexibiliteit. De toekomst zal met beide rekening moeten houden. Om deze reden is skeletbouw het best passende systeem. Het maakt het mogelijk om rationeel te bouwen en het interieur vrij in te delen. Als we keukens en badkamers, vanwege het loodgieterswerk, als vaste kern beschouwen, dan kan de hele overige ruimte worden verdeeld met verplaatsbare wanden. Dit zou naar mijn mening voldoen aan alle normale woonwensen. |
|
Politiek van de expositie in Stuttgart, 1927 Het probleem van het moderne bouwen is op de eerste plaats een architectonisch probleem, ondanks de technische en economische aspecten. Het is een ingewikkeld probleem van planning en kan daardoor alleen worden opgelost door creatieve denkers, niet door berekening of organisatie. Daarom vind ik het noodzakelijk, ondanks de huidige aandacht voor rationalisatie en standaardisatie, het Stuttgart-project te vrijwaren van eenzijdige of doctrinaire benadering. Daarom heb ik toonaangevende vertegenwoordigers van de moderne beweging uitgenodigd om hun bijdrage te leveren aan het probleem van de moderne woning. Ik heb er van afgezien om een strak programma op te leggen, zodat elk individu zo vrij mogelijk werd gelaten in het uitvoeren van zijn ideeën. Bij het tekenen van het algemene plan vond ik het belangrijk om regels te vermijden die de vrije uiting konden belemmeren. |
Uit: L. Mies van der Rohe, Politiek van de expositie
in Stuttgart. in: Bau und Wohnung, 1927
|
|
Uit: L. Mies van der Rohe, Inaugurele rede als directeur
van de architec-tuurafdeling aan het Armour Institute of Technology, 20
november 1938. in: F. Neumeyer, Mies van der Rohe, Das kunstlose Wort.
Berlijn 1986
|
Inaugurele rede Iedere opleiding moet zich eerst en vooral richten op de praktische levenssfeer. Maar wil er van een echte opleiding sprake zijn, dan moet zij daarenboven in de persoonlijke sfeer doordringen en de mens uitdagen. Het eerste dient de mens in staat te stellen zich in het praktische leven staande te houden. Het verschaft hem de hiertoe nodige kennis en vaardigheden. Het tweede doel richt zich op een volledige vorming van de pesoonlijkheid. Het moet hem in staat stellen een juist gebruikte maken van de verworven kennis en vaardigheden. Echte vorming mikt dus niet alleen op doelen, maar ook waarden. Met onze doelen zijn wij aan de specifieke structuur van ons tijdperk gebonden. Waarden daarentegen liggen verankerd in de geestelijke bestemming van de mens. |
|
![]() |
Ludwig Mies
van der Rohe, Illinois Institute of Technology, Chicago, 1939. Ontwerpschets |
|
|
Onze doelstellingen bepalen het karakter van onze civilisatie,
de waarden die wij poneren, bepalen het niveau van onze cultuur. Hoezeer
doel en waarden ook wezenlijk verschillen en tot verschillende niveaus
behoren, tegelijk kunnen ze niet zonder elkaar. Want met betrekking tot
wat anders zouden wij waarden poneren dan met het oog op onze doelen,
en waar anders vandaan zouden doelen hun zin krijgen dan van waarden.
Tesamen funderen deze sferen pas een menselijk bestaan. Het ene stelt
de biologische existentie van de mens veilig, het ander schept pas de
mogelijkheid voor een geestelijk bestaan van de mens. Hebben deze vaststellingen
geldigheid voor ieder menselijk handelen, zelfs voor de geringste waardeverandering,
des te stringenter gelden zij voor het gebied van de bouwkunst. Bouwkunst
wortelt met haar eenvoudigste gedaanten geheel in het doelmatige. Klimt
echter langs alle waardeniveaus op tot in het gebied van het geestelijk
zijn, in de sfeer van het betekenisvolle, van de zuivere kunst. Iedere
bouwleer moet hiermee rekening houden, wil zij haar doel bereiken. Zij
moet zich aan dit gegeven structurele verband aanpassen.
|
|
![]() |
Ludwig Mies van der Rohe, Bibliotheek en administratiegebouw LLT. Chicago, 1944 |
|
|
Zij kan in werkelijkheid helemaal niets anders zijn dan een actieve ontplooiing van al deze betrekkingen en afhankelijkheden. Zij dient stap voor stap duidelijk te maken wat mogelijk, noodzakelijk en zinvol is. Indien onderwijzen al een zin heeft, dan is het te vormen en te verplichten. Het moet weg voeren van de vrijblijvende mening naar de bindende kracht van het inzicht. Wegleiden uit het rijk van het toeval en de willekeur naar de heldere wetmatigheid van de geestelijke orde. Daarom leiden wij onze studenten langs de gedisciplineerde weg van het materiaal langs de doelen naar de beelding. Wij willen ze de heilzame wereld van primitieve bouwwerken binnenvoeren, waar iedere bijlhouw nog iets betekende en een beitelslag een echte uitspraak was. Waarin komt de structuur van een huis of gebouw even helder naar voren als in de houten gebouwen van de Ouden? Waar de eenheid van materiaal, constructie en vorm? Hierin ligt de wijsheid van hele generaties verborgen. Welke materiaalgevoel en welke uitdrukkingskracht spreekt uit deze bouwwerken? Wat voor een warmte stralen zij uit en hoe mooi zijn ze. Zij klinken als oude liederen. In de steenbouw vinden we hetzelfde. Welk natuurlijk gevoel spreekt eruit? Welk helder begrip voor materiaal, welke zekerheid in de toepassing ervan, welke zin voor wat men in steen kan en mag maken. |
|
Waar vinden wij zo'n rijkdom in de structuur. Waar vinden wij meer gezonde kracht en natuurlijke schoonheid dan hier. Met welk een vanzelfsprekendheid en helderheid rust een balklaag op deze oude stenen muren, met welk gevoel sneed men een deur uit deze muren. Waar anders zouden jonge architecten moeten opgroeien dan in de frisse lucht van deze gezonde wereld en waar anders zouden zij eenvoudig en verstandig moeten leren handelen dan bij deze onbekende meesters. Baksteen is een andere leermeester. Hoe geestrijk is reeds het kleine, handzame voor ieder doel bruikbare formaat. Welke logica toont het ineengrijpen van zijn verband. Welke levendigheid het spel van zijn voegen. Welke rijkdom bezit zelfs het simpelste wandoppervlak. Maar welke tucht verlangt dit materiaal. Zo bezit ieder materiaal zijn bijzondere eigenschappen, die men moet leren kennen om ermee te kunnen werken. Dat geldt ook voor staal en beton. Wij verwachten helemaal niets van de materialen op zichzelf, alleen iets van de juiste omgang ermee. Ook de nieuwe materialen garanderen ons geen superioriteit. Iedere materie is slechts waard wat wij ervan maken. Zoals wij kennis van de materialen willen verwerven, zo willen we ook de aard van onze doelen leren kennen. Wij willen ze helder analyseren. Wij willen weten wat hun inhoud is. Waarin zich een woonhuis onderscheidt van andere gebouwen. Wij willen weten wat het kan zijn, wat het moet zijn en wat het niet moet zijn. Wij willen dus het wezen ervan leren kennen. |
|
|
|
Zo zullen wij ieder voorkomend doel onderzoeken en zijn
karakter tevoorschijn brengen en hem ten grondslag aan de beelding leggen.
Zoals wij onze kennis van materialen verwerven - zoals wij de aard van
onze doelen willen leren kennen - op dezelfde wijze willen wij ook de
geestelijke ruimte leren kennen, waarin wij ons bevinden. Dat is een voorwaarde
voor juist handelen op cultureel gebied. Ook hier moeten wij weten wat
er is, want wij zijn afhankelijk van ons tijdperk. Daarom moeten wij de
dragende en stuwende krachten van onze tijd leren kennen. Wij moeten hun
structuur analyseren en wel van de materialen, de functionele en geestelijke.
Wij willen ophelderen waarin ons tijdperk met vroegere tijdperken overeenstemt
en waarin het daarvan verschilt. Hier zal het probleem van de techniek
in het blikveld van de studenten komen. Wij zullen trachten echte vragen
te stellen. Vragen naar waarde en zin van de techniek. Wij willen laten
zien, dat zij ons niet alleen macht en grootte belooft, maar ook gevaren
inhoudt. Dat goed en kwaad ook voor haar geldt. En dat de mens hier een
juiste beslissing moet nemen. Iedere beslissing echter leidt tot een bepaalde
ordening. Daarom willen wij ook de mogelijke ordeningen belichten en hun
beginselen duidelijk maken. Wij willen het mechanistische ordeningsprincipe
brandmerken als een overwaardering van materialen en functionele tendensen.
|
|
Het laat onze zin voor de dienende functie van het middel
en onze belangstelling voor waardigheid en waarde onbevredigd. Het idealistische
ordeningsprincipe echter kan in zijn overwaardering van het ideële
en formele evenmin onze belangstelling voor de waarheid en eenvoud bevredigen,
noch ons praktisch verstand. Wij zullen het organische ordeningsprincipe
uitleggen als een zin- en maatbepaling van de delen en hun verhouding
tot het geheel. En hiervoor zullen wij kiezen. De lange weg van het materiaal
via de doelen naar de beeldingen kent slechts één eindpunt:
orde scheppen in de heilloze chaos van vandaag. Wij willen echter een
ordening, die ieder ding zijn plaats geeft. En wij willen ieder ding dat
geven wat het toekomt, overeenkomstig zijn wezen. Dat willen wij doen
op een zo volkomen wijze, dat de wereld van onze scheppingen van binnen
uit begint te bloeien. Meer willen wij niet. Meer kunnen weij ook niet.
Niets ontsluit doel en zin van onze arbeid beter dan het diepzinnige woord
van de heilige Augustinus: Het schone is de schittering van het ware.
|