BRONNENBUNDELS
 


Peter Struycken

Peter Struycken ontwikkelde vanuit een zekere aversie tegen abstracte kunst die steunt op oncontroleerbare, intuïtief genomen beslissingen, in 1961 /2 een vorm van kunst waarin over alle factoren zoveel mogelijk tevoren beslist zou kunnen worden en waarin ze bovendien met elkaar in verband zouden kunnen staan: een kunst van wetmatigheden en relaties. Aanvankelijk nam hij als uitgangspunt het (vierkante) vlak van het schilderij en zijn diagonalen, middellijnen en andere onderverdelingen, later ontwierp hij een wetmatig veranderende structuur waaruit hij voor zijn schilderijen de meest interessante delen koos. (...)

Uit: Kunst van nu. Utrecht 1970

Struycken onderscheidde tenslotte vier factoren of, zoals hij ze noemde, beeldmiddelen en deze verdeelde hij weer onder in totaal negen eigenschappen:

tijd 1 beweging
vorm 2 ruimte (driedimensionaal)
3 oppervlakte (tweedimensionaal)
4 begrenzing (recht, rond)
kleur 5 toon (rood, geel)
6 helderheid (licht, donker)
7 verzadiging (zwak, sterk)
materiaal 8 substantie (vast, vloeibaar)
9 textuur (glad, harig)

Struycken werkt met 'autonome' beeldmiddelen, met vierkantjes, cirkels, lijnen en kleuren, die nergens naar verwijzen en geen dragers zijn van een betekenis (zoals bijvoorbeeld bij Mondriaan, waar ze naar Universele Harmonie verwijzen). Kleuren en vormen zijn wat ze zijn en Struycken zegt dan ook dat hij geen 'mythisch, mystiek, religieus, ethisch of wereldbeschouwelijk besef' wil uitdragen. Bovendien werkt hij meestal met een computer en een daaraan gekoppeld televisiescherm, waarop, afhankelijk van de ingevoerde gegevens, allerlei combinaties van stukjes lijn of blokjes kleur verschijnen. De uiteindelijke kunstwerken hebben daarom soms de vorm van een televisie-tape, dan weer zijn het foto's van het televisiescherm of schilderijen en sculpturen die op basis van computertekeningen zijn gemaakt.

Aan de twee genoemde uitgangspunten ('naar niets verwijzend' en 'met de computer gemaakt') heeft de kunstenaar de kwalificaties 'kil, 'onpersoonlijk' en zelfs 'griezelig' te danken.Voeg daar nog zijn warme belangstelling voor wetenschap en theoretische modellen aan toe en Struycken heeft zich al bijna als kunstenaar buiten spel gezet. Toegegeven, hij maakt het niemand echt makkelijk hem als zodanig te zien, zeker niet met teksten als: 'Het gaat er uitsluitend om condities te formuleren waaraan lijnen moeten voldoen. De lijnen maken het mogelijk te controleren of men er in geslaagd is verschillende combinaties van voorwaarden te combineren'. Maar wie daaruit concludeert dat Struycken uitsluitend geïnteresseerd zou zijn in de regels van zijn spel, vertekent het beeld. Het gaat Struycken om de spanning tussen idee en werkelijkheid, tussen weten en zien. (... ) ,

Op de TH in Delft, waar hij sinds jaar en dag computertijd ter beschikking krijgt, zag Struycken kans met behulp van technici een aan een televisiemonitor gekoppelde computer te voeden met onder andere een 'kleurengeheugen'. De verschillende, veelal door hemzelf ontwikkelde programma's toveren de gekozen kleuren in de gewenste volgorde en ordening (structuur) op het scherm. Het resultaat kan een serie effen kleurvlakken zijn of een steeds wisselend beeld dat is opgebouwd uit een grote hoeveelheid verschillende kleurvlakjes. Met een eenvoudig programma, WAVE, ontwikkelde hij in 1976 een serie van 16 pasteltinten, variërend van heel teer roze tot een licht mintgroen. Deze reeks kleuren gebruikte hij in toegepaste opdrachten, zoals bij de kleurgeving van het auditorium van het Kröller-Mullermuseum en voor de aula van een LTS. Wie van onpersoonlijke of kille kunst spreekt kan niet uit z'n ogen kijken. Weliswaar worden deze kleuren gepresenteerd als langwerpige rechthoeken die in hun opeenvolging streng aandoen, maar de kleuren vormen een schitterende etherische reeks die eenzelfde soort plezier verschaft als een zaal vol waterlelies van Monet of het ochtendgloren op schilderijen van Runge. (...)

Uit: Saskia Bos, Kijken hoe de zon om de aarde draait. in: NRC Handelsblad 2 januari 1981
Peter Struycken, Kalenderstrook, 1970
Verstopt achter de grootst mogelijke objectiviteit en strenge methodiek geeft Struycken zijn subjectieve keuzes toe en staat er plotseling iets te lezen als 'het gedeelte van de kleurruimte dat ik nodig had'. 'Nodig hebben' is natuurlijk niets anders dan kiezen, bepalen, beslissen en zo kiest Struycken zijn formules, zijn kleuren, hun onderlinge verwantschap en de uiteindelijke vorm waarin ze gepresenteerd worden. De objectiviteit zit hem meer in een bewust smaak- en associatieloos selecteren van diverse kleurgebieden. Alle kleuren onder Struyckens hemel hebben evenveel recht op een bestaan en wie dacht alleen aangenaam ogende kleurreeksen aan te treffen moet worden teleurgesteld. (...)

 

In de genoemde gevallen is het begrip structuur, of de opbouw van het beeld, nog vrij eenvoudig en in een oogopslag te zien. Ingewikkelder wordt het als niet alleen de plaats, maar ook de tijd waarop een kleur of lijn verschijnt een rol gaat spelen.ln verschillende programma's worden vormen en kleuren zo geïnstrueerd dat zij mozaieken vormen waarin de kleurtjes steeds van plaats verwisselen, zodat ze structuren opleveren die zich in de tijd ontwikkelen. Om die veranderingen goed te laten zien, legt Struycken de verschillende fasen met foto's vast en zijn belangrijkste selectiecriterium is de mate waarin die fasen van elkaar verschillen. Dat levert kunstwerken op die bestaan uit series foto's van kleurschakeringen of grijstinten, die een wisselende mate van vorm of vormeloosheid tonen. Nieuw is daarbij het steeds meer loskomen van de blokjes-opbouw doordat de sterke fotografische vergrotingen de contouren wazig houden. De nadruk komt zo inderdaad meer op de algemene structuur te liggen en de resultaten zijn schitterend in hun geschakeerdheid en complexiteit.