BRONNENBUNDELS
 


Mies van der Rohe

Mies van der Rohe voorzag een volledige omwenteling in het bouwen. Volgens hem was de industrialisering van het bouwen een materiaalkwestie. De architectuur van de toekomst zou geen handwerk meer zijn volgens de traditie, maar uit industrieel vervaardigde delen gemonteerd worden. (...) Wat vroeger als materiaal en handwerk in de bouw van kathedralen bij elkaar kwam, zou in de toekomst als produkt geheel uit de industrie zelf voortkomen. De nieuwe architect is niet meer een bedenker van (willekeurige) vormen, maar veeleer iemand die probeert om de vorm te vinden in 'het wezen van de opdracht met de middelen van deze tijd.' Tot de eisen van de tijd behoren echter het woon- en kantoorpand en niet de kathedraal. Pas in de Verenigde Staten, waar Mies in 1938 in Chicago de leiding van de architectuur-afdeling aan het lllinois Insitute of Technology overnam, lukte de verwezenlijking van de ideeën die al eerder in Berlijn ontwikkeld waren.

Uit: Kurt W Foster, Mies van der Rohes Seagram Bui/ding. In: Die Nutzlichen Kiinste, Cat. Berlijn 1981

In de gebouwen van de nieuwe campus voor het lllinois Institute nam Mies de primaire elementen van de vroegere fabrieksgebouwen - ijzer, glas, beton en baksteen -weer op en verbond ze door de structuur van zijn bouwkunst. Iedere verbinding van stalen pijlers en spanten, vensteromlijstingen en baksteenmuren, ieder afzonderlijk element maakte deel uit van de planning van het geheel. Mies ontwierp het totaalplan van de campus volgens een module en gaf de afzonderlijke gebouwen een karakteristieke maatverhouding. Hij gebruikte het dragende element, de I-balk, niet alleen voor de stevigheid, maar gaf deze ook een betekenis die alleen met die van een zuil te vergelijken is. Hij is zowel drager als representant, dat wil zeggen hij vormt het skelet van het gebouw en geleedt de gevel. (...)

Het dragende skelet van staal en cement maakte het mogelijk om een indeling te maken binnen de vastgestelde hoogte van de verdieping en de vliesgevel kan op de bouw gemonteerd worden uit industrieel vervaardigde kozijnen, glas en isolatiemateriaal. Daarmee baseerde Mies het architectonisch ontwerpen op de produktie van componenten en verankerde daarmee de architectuur in een industrieel proces. De I-balk werd het kenmerk voor de industrialisatie van het bouwen en doordat deze variabel is in grootte en uitvoering is er een verrassende overeenkomst met de gotische zuilschacht die soms vrijstaand, soms gebundeld met zuilen van verschillende maten, kort en lang, als wandgeleding of als maataanduiding kan verschijnen. (...)

Het Seagram project was niet alleen een uitdaging om de moderne constructie van de wolkenkrabber te overdenken, ook de ligging ervan in Manhattan bracht de verhouding van het gebouw tot de hele stad ter sprake. Bijzondere omstandigheden en de ambitie van de opdrachtgever maakten het mogelijk juist het stedebouwkundige aspect van de wolkenkrabber te benadrukken door het gebouw op een verhoogd platform op het glooiende terrein te plaatsen. Het gebouw krijgt trekjes van een paleis omdat men vanaf het trottoir over traptreden een vrijliggend terras betreedt, voor men de bijna dertig meter van de straat liggende, tussen pijlers geplaatste glazen ingang bereikt. Streng symmetrisch aangelegde waterbassins en platen graniet op het gehele terras van het trottoir tot de liften binnen, scheppen een voornaam terrein waarop het hoge gebouw zich verheft. De klassieke materialen van de monumentale architectuur, graniet en travertijn worden nog gecomplementeerd door de bronzen metalen delen en het getinte glas. Toch is Seagram Building meer dan een rijke verschijning. Het kostbare materiaal en de ongewone zorgvuldigheid waarmee het toegepast is drukken in het materiaal nog eens uit wat het architectonisch concept, dat tegelijk eenvoudig en geraffineerd is, al in zich draagt. (...)


Ludwig Mies van der Rohe, Seagram Building, New York, 1954-58.
Detail van de gevelconstructie
Seagram Building is uitgevoerd als radikale skeletbouw. Alleen bij de entree staan de pijlers vrij. Over de volle hoogte van de gevel worden ze vervolgens door de vensterwand aan het oog onttrokken. Dat dwingt de architect om de hoeken van het gebouw te profileren. Op dit punt omsluit de gevel niet zomaar de pijler, maar lijkt een opgelegde plaat te zijn. Daardoor wordt de buitenkant van de hoekpijler en daarmee het dragende skelet zichtbaar. (...) Voor de geleding van de gevel koos Mies I-balken. Ze lopen over de gehele hoogte van de glazen wand door en markeren alleen door horizontale naden de verdiepingen en het montageproces. Op de gevel verschijnen de I-profielen in een kleine maat als een soort regelwerk. Huid en skelet worden daardoor nog eens in hun samenhang en verschil getoond. (...)

 

De irrationele verhoudingen (in de gevelindeling) doen denken aan het klassieke probleem van de verhoudingen, aan de gulden snede, en daarmee aan de proportionering van de mens. De hoogte van de verdiepingen werd dus niet alleen door Le Corbusier afgeleid van de verhoudingen van een volwassen mens, zoals in de figuur met opgeheven arm, de modulor, wordt aangegeven in zijn Unité d'habitation in Marseille. Ook Mies stemde de maatverhoudingen in de hoogte van zijn verdiepingen op elkaar af en verleende het raster van vensters bij Seagram Building een zeer uitgewogen vorm.

Ludwig Mies van der Rohe, Plattegrond van de campus van het lllinois lnstitute of Technology. Laatste ontwerp, 1940

Uit: Ph. Johnson, Mies van der Rohe, New York, 1953

Een van de grootste opdrachten van Mies in Amerika was de nieuwe campus voor het lllinois Institute of Technology. (...)
De plattegrond is onmiddellijk duidelijk: de gebouwen zijn op zo'n manier rond een centraal plein gegroepeerd dat steeds een wisseling van open en gesloten ruimtes ontstaat. Dit effect van vervlechting wordt bereikt door de eenvoudige maar zeer originele ingreep om eenheden die aan elkaar grenzen te laten verschuiven, in plaats van ze naast elkaar te plaatsen. De pleinen die zo afgebakend worden zonder gesloten te zijn, krijgen de intimiteit van binnenplaatsen. (...)

De structuur is niet afhankelijk van een ordening volgens een centrale as, maar van een subtielere symmetrie die voortkomt uit het feit dat elk gebouw ongeacht zijn afmetingen gebaseerd is op dezelfde ruimtelijke eenheid van 24 voet 1) lang, 24 voet breed en 12 voet hoog, en dat de tussenruimtes tussen de gebouwen ook bepaald worden door dezelfde 24-voet module. Het basisritme wordt in de buitenwanden versterkt door stenen of glazen panelen van 24 bij 12 voet, ingeraamd in het staalskelet dat in het zicht is gelaten. Zo'n regelmaat zou gemakkelijk eentonig kunnen worden, ware het niet dat de gebouwen
zowel in lengte, breedte en hoogte variëren, als in het patroon van de panelen aan de buitenzijde.

1) 1 voet = 30 cm