![]() |
BRONNENBUNDELS |
Decoraties aan gotische kathedralen Binnen welke grenzen heeft de vrijheid van de beeldhouwer zich kunnen ontplooien? In de eerste plaats zij vastgesteld, dat er in een 'opgaande' periode geen onbegrepen scheppers kunnen bestaan of scheppers, die met hun opdrachtgevers overhoop liggen; er kunnen slechts uiteenlopende opvattingen betreffende detailkwesties voorkomen. (...) Deze ondergeschiktheid van de scheppers aan de richtlijnen van de priesters sprak vanzelf. Het was zelfs zo vanzelfsprekend, dat men in die samenleving zelden de noodzaak zag dit beginsel of deze traditie vast te leggen. Er is een beroemde tekst die een uitzondering maakt op deze regel en wel die, welke werd opgesteld door de kerkvaders op het Tweede Concilie van Nicea in 787.Daarin werd eraan herinnerd dat: de vervaardiging van godsdienstige voorstellingen niet aan de inspiratie van de kunstenaars wordt overgelaten; zij berust op de door de katholieke kerk en de goddelijke overlevering vastgestelde beginselen. Alleen de kunst behoort aan de schilder, de inhoud ervan aan de vaders. |
Uit: Jean Gimpel,
De bouw van een kathedraal. Utrecht/Antwerpen 1961 |
|
Gotische ornamenten uit Frankrijk |
|
|
De identiteit van het schone en het goede Johannes Scotus Eriugena werd omstreeks 810 in Ierland geboren en stierf na 877. Hij was leraar aan de hofschool van Karel de Kale en vertaalde de werken van de Pseudo-Dionysius Areopagita uit het Grieks. De onderstaande fragmenten zijn op te vatten als een rechtvaardiging voor decoratie en verfraaiing die vooral in de gotiek opvallend is. Het Goede en het Schone zijn beslist niet van elkaar te scheiden wat
hun alomvattende oorzaak betreft. Want als wij deze in alles wat er bestaat
in bijdrage en deelhebber scheiden, noemen wij goed wat deel uitmaakt
van het schone maar schoon noemen wij dat wat bijdraagt aan al het goede
dat schoonheid teweeg brengt. Het bovenwezenlijke Goede echter wordt als
schoon aangeduid, omdat daarvan ieder wezen naar zijn eigen aard schoonheid
ontvangt en omdat het de oorzaak van harmonie en klaarheid van alle zaken
is. Want naar de aard van het Licht maakt het in alles tegelijk de schoonheid
plotseling zichtbaar, doordat het deel krijgt aan zijn stralenbron en
omdat het alles tot zich noodt. Het wordt ook schoon genoemd, omdat het
alles tot alles samenvoegt. De schepselen der natuur als sier der wereld Guillaume de Conches was leraar aan de kloosterschool van Chartres. Sier der wereld is alles, wat men in de afzonderlijke elementen ziet, zoals de sterren aan de hemel, de vogels in de lucht, de vissen in het water, de mensen op de aarde... |
Uit: Johannes Scotus Eriugena, De divinis nominibus, IV,7. 9de
eeuw
Uit: Guillaume de Conches, In Timeum. Begin 12de eeuw |
|
Gotische ornamenten uit Frankrijk |
|
|
Vorm en kleur bepalen de schoonheid: Hugo van St. Victor was prior van het klooster van St. Victor in
Parijs. Het beeld is de zichtbare vorm, die vorm en kleur omvat. De schoonheid van de figuur (theorie van de gotische sculptuur): De
vorm der dingen kan zich op vele gronden als bewonderenswaardig voordoen.
Soms door haar grootte, soms door haar kleinheid; soms doordat ze zeldzaam
is, soms omdat ze mooi is; soms... omdat ze op treffende manier grotesk
is, soms omdat uit de veelheid iets op de voorgrond treedt, soms omdat
in een figuur veel (samenkomt). De schoonheid van de kleur en het licht( theorie van de schilderkunst en het gotische glasraam): Een lange bespreking van de kleuren van de dingen is niet nodig, omdat het oog zelf ziet hoe zeer de bekoorlijkheid van de natuur toeneemt als ze zich met verschillende kleuren tooit. Wat is mooier dan licht, dat van zichzelf kleurloos, bij het verlichten juist de kleuren van voorwerpen naar buiten doet komen?.. Wat een prachtig gezicht is de met bloemen getooide aarde, hoe verrukt deze de ogen, hoe spreekt deze tot het gemoed. We zien rode rozen, witte lelies, purperen viooltjes, waarvan niet alleen de schoonheid wonderlijk is maar ook de oorsprong... En hoe grijpt tenslotte het groen, wat het allermooiste is, de ziel van de waarnemer, als in de lente de uitlopende knoppen tot nieuw leven ontwaken en met hun naar boven gerichte sprieten als het ware de dood met voeten tredend, als symbool van de toekomstige verrijzenis, naar het licht uitbreken... |
Uit; Hugo van St. Victor, Eruditiones didascalicae Vlll, IX. Begin 12de eeuw |
|
Uit: Witelo, Perspectiva. 13de eeuw
|
Ervaren van Schoonheid als begrip der vormen.
Witelo leefde in de 13de eeuw. Na zijn studie aan diverse Europese
universiteiten schreef hij filosofische werken over natuurverschijnselen. Deze betovering der ziel, die men schoonheid noemt, komt veelvuldig
voort uit de waarneming van zichtbare vormen, als de blik over alle
afzonderlijke verschijnselen ijlt. De schoonheid van het licht en de kleur (gotische glasschilderkunst): ...het licht, het eerste dat zichtbaar is, bepaalt de schoonheid. Alleen vanwege het licht vinden wij zon, maan en sterren mooi. Ook de kleur draagt bij aan de schoonheid. Groen, rood en de andere fonkelende kleuren ontvouwen voor het oog de vorm die in het licht besloten ligt. |
|
De onderdelen van een kerk William Durandus (ca.1230-1296) was hoogleraar in Bologna en Modena
en later bisschop van Mende. Hij schreef een boek over de liturgie dat
lang als een standaardwerk gold. Hieruit een fragment over de kerk waaruit
duidelijk wordt dat aan elk onderdeel van het gebouw, dus ook aan de
decoratie, een symbolische betekenis verleend kan worden. |
Uit. William Durandus, Rationale Divinorum Officiorum. Boek 1, 1286-1291 |
|
|
De torens zijn de predikers en de prelaten van de kerk, die haar bolwerk en verdediging zijn... De glasramen in een kerk zijn Heilige Schrifturen die wind en regen buitensluiten, dat wil zeggen alle schadelijke dingen, maar ze laten het licht door van de ware zon, dat is God, in de harten van de gelovigen .... De deur van de kerk is Christus; overeenkomstig het gezegde in het Evangelie: 'ik ben de deur'. De apostelen worden ook deuren genoemd. De pijlers van de kerk zijn bisschoppen en kerkgeleerden: die vooral de kerk van God steunen met hun leerstellingen... De balken in de kerk zijn de predikers die haar geestelijk ondersteunen. Ook het gewelf of de zoldering staat voor predikers die haar verfraaien en versterken... |
|
Om een aanval voor te zijn schreef Suger (1081-1151), de abt van
de Saint Denis die ook de functie van minister vervulde en die een tomeloze
hartstocht had voor rijkdom en schittering, een brief aan de strenge
kerkhervormer Bernard van Clairvaux, die alle overbodige luxe wilde
verbannen. Laat iedereen handelen overeenkomstig zijn eigen opvattingen. Wat mijzelf
betreft, ik verklaar, dat het mij altijd volkomen juist heeft geleken,
dat alles wat mooi is boven alles dienstbaar gemaakt moet worden aan
de viering van de Eucharistie 1). Als naar het woord van God
en het bevel van de profeet gouden schalen, gouden fiolen en kleine
gouden schotels moesten worden gebruikt om het bloed van bokken of kalveren
of rode vaarzen op te vangen, hoeveel te meer dient men dan niet gebruik
te maken van gouden vaatwerk, edelgesteente en alles wat men in de schepping
voor kostbaar houdt. (...) Zij die onze opvattingen hekelen, werpen
hier tegen op, dat bij de viering van de Eucharistie een reine ziel,
een zuivere geest en een trouwe bedoeling volstaan. Ongetwijfeld zijn
wij het daar geheel mee eens. Maar wij houden staande, dat men ook door
middel van de uitwendige sier van de heilige vaten eer moet brengen
bij het heilig misoffer, in algehele inwendige reinheid, in algehele
uitwendige adel. (...) Wij hebben het hoofdaltaar helemaal laten inbouwen
door aan ieder zijde (van het bestaande altaar) gouden panelen aan te
brengen en door er een vierde, die nog kostbaarder was, aan toe te voegen,
zodat het altaar nu rondom helemaal van goud is. |
Uit: Suger aan Bernard van Clairvaux, ca 1127/8. in: E. Panofsky, Abbot Suger, Princeton, 1946 |
|
Porfieren vaas van Suger |
![]() |
|
|
Schenkkan van sardoxyx, gebruikt door Suger |
|
|
Terwijl ik mij uit zwakheid en kleinmoedigheid had voorgenomen voor het (kleinere) altaar (op het graf van Saint Denis) een gouden retabel van bescheiden afmetingen te plaatsen, voorzagen de heilige martelaren zelf ons van zoveel goud en edelstenen als men zelfs bij koningen ternauwernood zou aantreffen, alsof ze ons met hun eigen monden wilden zeggen: Of je het nu wilt of niet, wij willen in ieder geval het mooiste dat er te krijgen is. (..) Wij hebben een porfieren vaas geschikt gemaakt voor gebruik op het altaar, een bewonderenswaardige prestatie van de hand van beeldhouwer en polijster, door haar van de amfoor die zij eerst was, met goud en zilver om te vormen tot een adelaar. Wij hebben ons weten te verzekeren van een kostbare kelk, die van een massieve sardonyx was vervaardigd en van nog een ander stuk vaatwerk, vervaardigd van dezelfde stof, maar in een andere vorm, die gelijkt op een amfoor en nog een andere die schittert als beril 2) of kristal. (...) Wij willen niet stilzwijgend voorbijgaan aan een vermakelijk maar opmerkelijk wonder dat God hier voor ons gedaan heeft. 2) edelsteen |
|
Toen ik door gebrek aan edelstenen moest ophouden en niet in de mogelijkheid verkeerde er voldoende van aan te schaffen (hun zeldzaamheid maakt ze erg duur), komen me daar monniken van drie abdijen ons kleine, bij de kerk gelegen kamertje binnen en bieden ons een overvloed van edelstenen te koop aan: amethisten, saffieren, robijnen, smaragden, topazen, kortom zoveel als ik niet kon hopen in tien jaar bijeen te kunnen brengen. Zij hadden ze als aalmoes van graaf Thibaud gekregen. (...) Wij dankten God, omdat we nu bevrijd waren van de zorg van het zoeken naar edelstenen, en gaven hun er vierhonderd pond voor in de plaats, hoewel ze meer waard waren. En niet alleen deze, maar nog tal van andere paarlen en edelstenen dienden in overvloed om dit heilige sierstuk te vervolmaken. Als ik me goed herinner, heb ik ongeveer 80 mark zuiver goud gebruikt. In nauwelijks twee jaar tijds konden we door verscheidene, nu eens vijf dan weer zeven goudsmeden uit Lotharingen het voetstuk laten afwerken met de beeltenissen van de vier evangelisten en de zuil waarop het heilige beeld is aangebracht buitengewoon fijnzinnig laten emailleren en de geschiedenis van de Verlosser laten aanbrengen met tekeningen van allegorische figuren uit het Oude Testament en de dood des Heren op het bovenste kapiteel. |
||
Uit: Adolf Katzenellenbogen, The sculptural programs of Chartres Cathedral. New York 1959 |
In de kerk van Saint Denis liet Suger deze tekst beitelen: Terwijl men aan d'aloude gevel een nieuw koor verbindt Straalt het midden
van het heiligdom in al zijn schittering. Wat men zo schitterend verenigt,
weerkaatst in schittering. En een nieuw licht overstroomt het grootse
werk. Ik, Suger, heb in mijn tijd dit gebouw vergroot, Onder mijn leiding
heeft men het gedaan. De decoratie met beeldhouwwerken van de voorgevel van de Saint Denis betekende een algemeen geldige norm voor latere gotische bouwmeesters, een beslissende verandering in de verhouding tussen bouwkunst en beeldhouwkunst. Enerzijds kwam het beeldhouwwerk meer vrij van de wand te staan. Anderzijds begon het zich te conformeren aan en bij te dragen tot de strakke discipline van het bouwkundig ontwerp. Het resultaat van deze nieuwe stilistische oogmerken was een scherm van reliëfs en beelden die de muur aan het oog onttrokken en de belangrijkste contouren van het bouwwerk en de verticale belijning onderstreepten. |
|
Deze algemene opzet werd
al snel overgenomen, maar ook verhelderd en aangescherpt door de bouwers
van het koningsportaal in Chartres. De bouwmeesters van de Saint Denis en
Chartres streefden naar een heldere geleding van de gevel die niet langer
als een opeenstapeling van massieve muurvlakken werd opgevat. In het onderste
deel van de voorgevel gebruikten ze beelden als een equivalent voor gebouwde
vormen, een equivalent beladen met betekenis, meer een scherm dan een nauw
aan het muuroppervlak gebonden systeem. De beelden moesten de portalen niet
als contrast maar in overeenstemming met de architectuur accentueren. De
nieuwe functie van de beelden om de bouwkundige structuur te verhelderen
gaf ook een nieuwe duidelijkheid aan de structuur van het iconografisch
programma. |
||
Chartres,
Portail Royal |
![]() |
|
![]() |
Beelden aan
het Portail Royal |
|
De voorgevels van de Saint Denis en van Chartres kregen vrij diepe portalen, waarbij zowel op de archivolten (profielornamenten langs de boog) als op de timpanen reliëfs werden aangebracht, zodat grote, gecentreerde composities werden gecombineerd met omlijstingen van reliëfbanden. De bouwmeester die verantwoordelijk was voor de opzet van het koningsportaal schiep eenheid in de gebeeldhouwde decoratie van de drie portalen. De zijportalen zijn niet veel kleiner dan het hoofdportaal en de timpanen bevinden zich op gelijke hoogte. De figuren aan de deurstijlen maskeren meer de gevel als totaal dan alleen de secties naast elke ingang. Een fries van kapitelen met figuren werd het equivalent voor duidelijk afgebakende horizontale banden die de drie portalen met elkaar verbinden. | ||
Villard de Honnecourt Het schetsboek van Villard de Honnecourt, een bouwmeester uit de 13de
eeuw, die afkomstig was uit Honnecourt in Picardië is een buitengewoon
document, dat wordt bewaard in de Bibliothèque Nationale in Parijs.
Het bevat 33 perkamenten bladen, die aan beide zijden met de hand zijn
beschreven en volgetekend. Dit document geeft een zeldzame kijk op de
universele weetgierigheid van deze 13de eeuwse bouwmeester. De inhoud van het schetsboek kan als volgt worden gerangschikt: Villard de Honnecourt stelde groot belang in de kleine vondsten. Overal heeft hij mechanieken aan willen brengen, zelfs in de kerk: Op deze manier laat men de adelaar zijn kop naar de diaken draaien, als deze het evangelie voorleest. Ook tekent en beschrijft hij een handwarmer 1), die hij voor een bisschop ontwerpt: Dit werktuig is goed voor een bisschop, hij kan onverschrokken aan een hoogmis deelnemen zolang hij het in zijn handen houdt, hij zal het niet koud krijgen, zolang het vuur kan duren. Dit werktuig is zo gemaakt, dat het kacheltje altijd rechtop staat, hoe men het ook draait. 1) in de vorm van een appel |
Uit: Villard de Honnecourt, Schetsboek, 13de eeuw. in: J. Gimpel, De bouw van een kathedraal, Utrecht/Antwerpen, 1961 | |
Uit: R. Hahnloser, Villard de Honnecourt. Graz
1935
|
Villard laat ons als geen ander zien hoe weinig het moderne begrip van 'kunstambacht' met de middeleeuwen te maken heeft. Alles wat tot de inrichting van het gebouw behoort, van 'warmappel' tot mechanische lezenaar is het domein van de architect. Al naar de smaak van de tijd of van de persoonlijkheid is de grote bouwkundige vorm overwoekerd met vormen van planten en levende wezens. Dit bepaalt de contouren van elk ontwerp, van koorgestoelte tot de omlijsting van de toenmalige miniaturen, waarmee Villard zo veel gemeen heeft. Alleen al de ene, nog overgebleven helft van het handschrift laat ruimte voor de conclusie dat alle - zo rijk door de kunst vormgegeven - voorbeelden in het boek zijn opgenomen, waarvan de versiering beantwoordt aan de praktische en rituele behoeften van het kerkinterieur. |
|
|
Villard de Honnecourt, Ontwerpen voor koorstoelen |
|
Uit: R. Bechman, Villard de Honnecourt, Paris, 1991 |
Koorstoelen De tekeningen laten het ontwerp zien voor een scheiding tussen de koorstoelen en twee tekeningen van de buitenzijde van het gehele koorgestoelte. Het bijschrift van de eerste afbeelding luidt : 'vesci une legiere poupée d'uns estaus a. I entreclos atote le clef' (...): 'ziehier een eenvoudig decoratief ontwerp voor een koorstoel. Er is een scheiding met een zitklep op alle.' Op de bovenste tekening zie je die scheiding aangegeven, in een antiek aandoende stijl met een zuiltje en een gebogen profiel die zich in een voluut terugbuigt: dit profiel volgt de cirkelboog van de klepzitting van de 'miséricorde' als je die omhoogslaat. (...) Die 'miséricorde' of zitklep waar de geestelijke zijn zitvlak op liet rusten tijdens de lange diensten, vertoont bij het terugklappen tegen de rugzitting beeldhouwwerk dat zich onder de plank van de zitting bevindt en het vormt dan een geheel met het motief wat zich op de rugleuning bevindt.(...) |
|
Deze miséricordes zijn in het algemeen voorzien van wereldse onderwerpen (soms zelfs enigszins gewaagd), omdat het niet betamelijk werd geacht om op een religieuze voorstelling te gaan zitten.(...) De voorstelling op de linker afbeelding is blijkbaar een motief voor de buitenkant en niet voor een tussenscheiding. Het is minder uitgewerkt, lichter en simpeler dan het motief van de afbeelding rechts, waarvan de compositie gelijk is, maar meer versierd, meer plantaardig. Het bijschrift van Villard luidt: ...'se vs voles bien ovrer d une bone poupee a un estaus a cesti vs tenes' of in de vertaling 'als u een goed decoratief ontwerp wilt maken voor een koorstoel dan heb je er hier een.' Deze beide ontwerpen hebben aan de onderkant verbonden bogen. Het motief van de linker afbeelding laat twee bogen zien zonder tussensteun, het rechter ontwerp toont twee bogen met driepas op een samengestelde centrale zuil. | ||
De lezenaar Op een andere afbeelding heeft Villard het ontwerp gemaakt voor een lezenaar die hij als volgt beschrijft;...'ki velt faire .i. letris por sus lire Evangile, ves eut ei le melior manière que jo saie. Premiers a p(ar)tierre. iij serpents et puis une ais a. iij. compas de seure et par de seure. iij serpents dautre manière rt colombes de le hauture des sarpens, et p(ar)desure.i.triangle après vs vees bien de coufaite maniëre li ietris est. ves eut ei le portrait, en miliu des iij colombes doit avoir une verge qi porte le pumiel sor coi li aile siet', in de vertaling 'hij die een lezenaar wil maken om het evangelie op te lezen ziet hier de beste manier die ik ken. Eerst zie je op de vloer drie slangen en dan een plateau met drie ronde vormen en daarop drie slangen van een andere soort en zuilen op hoogte van die slangen en daarop een driehoek. Daarna kunt u goed zien hoe de lezenaar gemaakt is en ziehier het ontwerp. In het midden van de drie zuilen moet een staak zitten die de knop draagt waarop de adelaar staat'. |
||
![]() |
Villard de Honnecourt, Ontwerp voor een lezenaar | |
Villard heeft geprobeerd twee aanzichten tegelijk weer te geven in een opeenvolging van liggende plateaus en staande dragers. Hij noemt niet alles, dat is te ingewikkeld: hij verwijst naar de tekening. Op het driepas-plateau, bestaande uit drie halve cirkels die een gelijkzijdige driehoek omgeven en geplaatst op drie 'slangen'( waarvan de voorpoten doen denken dat het meer om hagedissen of draken gaat), dragen korte zuilen een tweede driehoekig plateau. Andere kleine monsters staan op de drie hoekpunten tussen de zuilen en steken hun kop en hun voorpoten uit. Voor Villard zijn dit ook slangen. Deze verdieping symboliseert misschien de hel of de ondeugden die de Kerk onder haar voet verplettert. Drie oprijzende zuiltjes dragen het bovenste driehoekige plateau. Twee palmen die in voluten uitlopen, dragen twee kleine figuren die met een wierookvat zwaaien. Een klein plateau verbindt de profielen die om de schachten lopen op halve hoogte van de zuilen. In het midden van het bovenste plateau zit op een knop een adelaar. De personen die je op dit plateau ziet herinneren waarschijnlijk aan religieuze thema's die tijdens de lezing worden behandeld. Een van hen schrijft of tekent op een blad dat op zijn lezenaar ligt, een andere schijnt na te denken of te discussiëren met zijn kin in zijn hand, de derde die een bisschopskruis draagt en voor zich een lezenaar heeft lijkt te preken. |