![]() |
BRONNENBUNDELS |
Henri Matisse In het onderstaande essay legde Matisse zijn ideeën neer over
de schilderkunst. Ondanks het feit dat het geschrift dateert van 1908
bevat het de essentie van Matisse's werk en is het voor zijn hele oeuvre
actueel gebleven. 'Wat ik vooral zoek is expressie'. Er is wel eens gezegd dat ik weliswaar een zekere vaardigheid heb, maar dat mijn ambitie toch beperkt is en niet verder reikt dan de zuiver visuele bevrediging die in het kijken naar een schilderij te vinden is. Maar de ideeën van een schilder moeten niet los worden gezien van zijn schilderkunstige middelen, want een idee betekent alleen maar iets voor zover het door die middelen tot uitdrukking wordt gebracht en die (middelen) moeten completer zijn naarmate de gedachte dieper is, en met compleet bedoel ik niet gecompliceerd. Expressie zit voor mij niet in de hartstochten die op iemands gezicht te zien zijn of door hevige gebaren onderstreept worden. De hele compositie van mijn schilderij is expressief; de plaats die de figuren innemen, de lege ruimten eromheen, de verhoudingen, alles speelt mee. Compositie is de kunst van het decoratief arrangeren van de verschillende elementen waar de schilder over beschikt om zijn gevoelens uit te drukken.' |
Uit: Henri Matisse, Notes d'un peintre, 1908. in: Notes et écrits sur fl Art. Parijs 1972 | |
Matisse tekent
een model, ca. 1927 |
|
|
In een schilderij is ieder deel zichtbaar en speelt de rol die het toebedeeld is, hetzij de hoofdrol of de bijrol. Alles wat in een schilderij geen nut heeft, is dus schadelijk. Een kunstwerk moet in zijn totaliteit harmonieus zijn: elk overbodig detail zou een ander essentiëel detail in de geest van de beschouwer verdringen. De compositie, die op expressie gericht moet zijn, wordt aangepast aan het oppervlak dat beschilderd moet worden. Als ik een blad papier neem van een bepaald formaat, zal mijn tekening een noodzakelijke relatie tot dat formaat hebben. Ik zou deze tekening niet op een ander vel met andere verhoudingen, bijvoorbeeld rechthoekig in plaats van vierkant, over kunnen doen. Ik zou ook geen genoegen nemen met een zuivere vergroting, als ik een tekening op een vel van dezelfde verhoudingen, maar tien maal zo groot moest overbrengen. Een tekening moet een expansieve kracht hebben die leven geeft aan omringende dingen. Een kunstenaar die een compositie op een groter doek wil overbrengen moet de compositie opnieuw maken om de expressie te behouden; hij moet het karakter veranderen en het niet kwadrateren op een groter doek. |
||
Henri Matisse, Het roze atelier, 1911 |
|
|
Men kan aangename effecten krijgen door kleuren in harmonie of in contrast te plaatsen. Dikwijls geef ik, als ik aan het werk ga, in de eerste zitting frisse en directe gewaarwordingen weer. Enkele jaren geleden was ik tevreden met dat resultaat. Maar als ik hier tegenwoordig tevreden mee zou zijn, nu ik verder denk te kunnen kijken, zou mijn schilderij iets vaags krijgen: ik zou de vluchtige indrukken van het moment vastgelegd hebben die mijn eigenlijke inzichten niet helemaal zouden dekken en die ik de volgende dag nauwelijks zou herkennen. Ik probeer die verdichting van indrukken te krijgen die een schilderij bepaalt. Ik zou me tevreden kunnen stellen met een werk dat in één keer gemaakt is maar het zou me snel vervelen; daarom ga ik het liever opnieuw bewerken zodat ik het later misschien herken als een goed beeld van wat ik toen voelde en dacht. Er was een tijd dat ik mijn schilderijen niet aan de muur liet hangen omdat ze mij herinnerden aan momenten van opwinding en ik wilde ze niet terug zien als ik rustig was. |
|
|
Henri Matisse,
De rode kamer, 1908 |
![]() |
|
Tegenwoordig probeer ik kalmte in mijn schilderijen te
brengen en er net zolang op door te werken tot me dat gelukt is. Stel
dat ik een vrouwenlichaam moet schilderen. Dan geef ik haar eerst gratie,
charme, maar vervolgens moet je nog iets meer geven. Ik ga de betekenis
van dit lichaam verdichten door de essentiële lijnen te zoeken. De
charme zal minder duidelijk zijn op het eerste gezicht, maar hij moet
geleidelijk te voorschijn komen uit het nieuwe beeld dat ik gemaakt heb,
dat een bredere betekenis zal hebben, meer volledig menselijk. De charme
zal minder opvallen omdat zij niet de enige karakteristiek van het schilderij
is, maar ze is wel degelijk aanwezig in de totale conceptie van mijn figuur.
Als ik op een leeg doek toetsen in blauw, groen, rood zet, verzwakt ieder nieuwe toets het belang van de voorgaande. Stel dat ik een interieur ga schilderen: ik heb een kast voor me die de indruk van een levendig rood geeft. Ik zet dan een rood op dat me goed lijkt. |
|
|
Henri Matisse, Interieur met aubergines, 1911. Aquarel |
![]() |
|
Er ontstaat een relatie tussen het rood en het wit van
het doek. Ik zet er een groen naast, een gele parketvloer, nog steeds
is er een relatie tussen het groen of het geel en het wit van het doek
die me bevalt. Maar die verschillende tonen verzwakken elkaar. De vormen
en kleuren die ik neerzet moeten met elkaar in evenwicht zijn zodat ze
elkaar niet vernietigen. Ik moet daarom mijn ideeën ordenen. De relaties
tussen de verschillende kleuren moeten zo zijn dat ze elkaar ondersteunen
in plaats van vernietigen. Er komt weer een andere kleurcombinatie die
de voorstelling weergeeft. Ik moet wel veranderen totdat uiteindelijk
het schilderij helemaal anders is en na de opeenvolgende doorwerkingen
rood in de plaats van groen is gekomen als overheersende kleur. Ik kan
de natuur niet op een slaafse manier kopiëren; ik moet de natuur
interpreteren en haar onderwerpen aan de geest van het schilderij. Uit
het verband tussen alle tonen moet een levende harmonie van kleuren voortkomen,
een harmonie analoog aan die van muzikale composities. (...)
|
|
|
|
Het expressieve aspect van kleuren ervaar ik op een zuiver
instinctieve manier. Om een herfstlandschap te schilderen probeer ik me
niet voor de geest te halen welke kleuren het best bij dat seizoen passen.
Ik laat me alleen inspireren door het gevoel dat dat jaargetijde bij me
oproept: de ijzige puurheid van de bijtend blauwe lucht drukt het seizoen
net zo goed uit als de nuanceringen in de boombladeren. Mijn gevoel kan
ook wisselen: de herfst kan zacht en warm zijn als een na-zomer of juist
tamelijk fris met een koude lucht en citroengele bomen die een kille indruk
geven en de winter al aankondigen. Mijn kleurkeus berust niet op een of
andere wetenschappelijke theorie. Hij is gebaseerd op observatie, op gevoel,
op de ervaring van mijn gevoeligheid voor dingen. Geïnspireerd door
een paar bladzijden van Delacroix houdt een kunstenaar als Signac zich
voornamelijk bezig met complementaire kleurcontrasten en zijn theoretische
kennis ervan zegt hem waar hij welke kleur moet gebruiken. Maar ik probeer
kleuren neer te zetten die mijn gevoel weergeven.
|
|
Ik moet een verhouding zien te bereiken tussen de kleuren
die me noodzaakt om de vorm van een figuur of de hele compositie te veranderen.
Ik blijf doorwerken en zoeken totdat ik die verhouding in alle delen van
de compositie heb en vanaf dat moment hebben alle delen hun definitieve
betrekkingen gevonden en dan kan ik geen streek meer zetten zonder het
hele schilderij opnieuw te moeten maken. Ik denk echt dat die theorie
van de complementaire kleuren niet absoluut is. Door schilderijen te bestuderen
van schilders bij wie de kennis van kleuren berust op instinct en gevoel
en op een voortdurende analogie met hun gevoel, kan men op bepaalde punten
de kleurwetten preciseren en zo de grenzen van de huidige kleurtheorie
verleggen. |
|