BRONNENBUNDELS |
De decoratie van het middeleeuwse kerkgebouw In de middeleeuwse bouwkunst zorgde men tot in de kleinste details voor
de juiste plek van alle onderdelen, vaak met vernuftige oplossingen. Zo
vindt men bijvoorbeeld bijna altijd een ineengedoken figuurtje onder de
console van een groter beeld. De oppervlakkige beschouwer ziet er alleen
decoratie in, maar een wat zorgvuldiger bestudering leert dat elk van
die kleine figuren een wezenlijke relatie met de figuur er boven heeft.
Apostelen hebben hun voeten op de koningen die hen vervolgden, Mozes staat
op het gouden kalf, de engelen op monsters uit de hel en Christus vertrapt
de adder en de basilisk 1). Soms geeft de voorstelling op de console
geen overwinning aan maar een karakteristiek beeld uit het leven of het
karakter van de held. In Chartres heeft Bileam zijn ezel onder zijn voeten,
de koningin van Sheba een neger die de geschenken van Ofir 2) draagt,
terwijl onder de figuur van de heilige maagd het brandende braambos is
aangebracht. 1) Fabeldier, slangdraak met giftige blik |
Uit: Emile Mále, Religious Art | |
De verbinding tussen de figuren er boven en de figuren op de console is zo hecht dat het bij de Notre Dame te Parijs moge-lijkwas de grote figuren in het linkerportaal te reconstrueren aan de hand van de verhalen op de sokkels. Maar bovenal werd de plaatsing van de beelden voorgeschreven door de symmetrie. Symmetrie werd beschouwd als de uitdrukking van een mysterieuze, innerlijke harmonie. Handwerkslieden stelden de twaalf patriarchen en de twaalf profeten van het oude verbond tegenover de twaalf apostelen uit het nieuwe en de vier belangrijkste profeten tegenover de vier evangelisten. In Chartres dragen zelfs de profeten de evangelisten op hun schouders. Een stoutmoedige symboliek vertelt dat, hoewel de evangelisten steunen op de profeten, zij toch een wijder blikveld hebben vanwege hun hogere positie, ook in geestelijk opzicht. (...) |
||
Gotische ornamenten, Frankrijk | ||
De middeleeuwse kunstenaar was de gewillige vertolker van grote ideeën, waarvoor hij al zijn talent nodig had om ze te doorgronden. Iets nieuws verzinnen was hem zelden toegestaan. De kerk liet niet meer dan stukjes decoratie over aan zijn persoonlijke fantasie. Daarin had zijn scheppend vermogen vrij spel en hij weefde een guirlande van alle levende dingen om Gods huis op te sieren. Planten, dieren, al die mooie schepselen die nieuwsgierigheid en tederheid opwekken in de ziel van kinderen en eenvoudigen van geest, groeiden daar onder zijn vingers. Door deze dingen werd de kathedraal een levend iets, een gigantische boom, vol vogels en bloemen, die meer op een schepping van de natuur leek dan op een schepping door toedoen van de mens. |
||
Als we in aanmerking nemen dat de architect als steenhouwer was opgeleid, baart het nauwelijks verwondering dat het beeldhouwwerk in gotische kathedralen zo'n overheersende plaats inneemt. Lijstwerk werd steeds ingewikkelder van profiel en figuratief beeldhouwwerk was er in overvloed; alleen al in Chartres zijn ongeveer 1800 beelden. Toch heeft de gebeeldhouwde decoratie in de vroege en hoge gotiek meer uniformiteit dan in de romaanse kerken. Reeds in de kooromgang van de St. Denis 1) werden de kapitelen van het soort waar Bernard van Clairvaux 2) zo tegen te keer ging, vervangen door scherp uitgehakte kransen van naturalistisch weergegeven bladeren. De bladeren lijken op elkaar, maar zij zijn nooit identiek. Het ontwerp van een gotische kerk liet ruimte voor variatie in de details en dat gaf aan de geometrische opbouw toch een grote levendigheid. 1) Kerk van de Franse koningen in een voorstad van Parijs |
Uit: Hugh Honour en John Fleming, A/gemene kunstgeschiedenis. Amsterdam 1988 |