BRONNENBUNDELS
 


De Rozenkranskapel in Vence

De esthetiek van het decoratieve wordt door Matisse voor het eerst toegepast op een gebouw in de eind 1947 ontworpen Rozénkranskapel van Vence. Het hoeft geen verwondering te wekken dat Matisse op dit voor hem nieuwe terrein voorbeelden en elementen uit de islam overneemt. In Marokko had hij gezien hoe het blauw van de keramiek met het groen van de vegetatie harmo-nieert. De Perzen brengen hem op het idee de buitenzijde van het gebouw met keramiektegels te bekleden. Het teruggrijpen op glanzende maar niet kostbare materialen, op wandbekleding met faience 1) tegels wekt de herinnering aan moskeeën. Een moment overwoog Matisse zelfs om de vloer met tapijten te beleggen; later ontwerpt hij een tegelvloer die op een tapijt vol sterren en bloemen lijkt. Het typisch textiele karakter van de islamitische kunst wordt in de aankleding van de kapel op een onverwachte en opzienbarende manier vertaald in de ramen. Het gebrandschilderde glas is een typisch westerse techniek. Het lukt Matisse desalniettemin om zijn vensters in het oosterse karakter van zijn kapel in te passen doordat hij ze het aanzien van weefsels geeft.

1) Type aardewerk van niet-wit brandende kleisoorten, bedekt met een witte, ondoorzichtige laag tinglazuur

Uit: Pierre Schneider, The figure in the carpet. Matisse und das Dekorative. In: Cat. Zurich/Diisseldorf 1982/83

De uitgevoerde vensters verschillen van eerdere ontwerpen doordat de ge-kleurde ondergrond niet meer het hele vlak bedekt maar zich in tegenbewegingen uit de rondboog terugtrekt alsof het een hangende, alleen maar aan de hoeken bevestigde doek was. Bovendien hebben deze 'banen stof uit glas' net als de islamitische tapijten het paradijs als thema: Matisse noemde deze groep vensters'de boom des levens'. Deze titel is naar aanleiding van een passage in de Apocalyps: '...aan beide zijden van de stroom stonden bomen des levens die twaalf maal vrucht dragen elke maand een keer, en haar bladeren dienen ter genezing van de volkeren.' Zo heeft Matisse uit de christelijke traditie juist die elementen gekozen die ook in de islam en in de klassieke mythe van het 'gouden tijdperk '2) voorkomen. Matisses voorliefde voor mooie stoffen komt ook tot uitdrukking in de misgewaden die door de celebranten gedragen worden. De aanwezigheid van deze dienaren van de gekruisigde past niet zendermeer in de door Matisse opgerichte paradijselijke tempel. Hij gaat daarbij op dezelfde manier te werk als in de jaren twintig en dertig, toen hij de menselijke figuur in de decoratieve samenhang van zijn schilderijen integreerde: hij bekleedt ze. Als ze hun misgewaden met plantaardige motie-ven dragen, gaan de priesters op in het decoratieve, paradijselijke universum van de kapel.


2 In veel culturen leeft de herinnering aan mythische gouden tijden met alleen maar geluk en voorspoed

Henri Matisse, Rozenkranskapel, Altaar met Dominicus, Vence.

De onweerstaanbare expansiedrang van het decoratieve, de behoefte om het beeld een grotere ruimte te laten innemen, brengt Matisse ertoe om na het ezelschilderij naar het tapijt en ten slotte naar de bouwkunst te grijpen, om vervolgens het een na het ander weer te laten vallen. (...) Na de voltooiing van de kapel in 1950 hield Matisse zich tot zijn dood met de grote 'gouaches découpées' bezig. (...) Hij plakt zijn motief direct op de muur of op reusachtige vellen papier. Vanaf dat moment woekert zijn werk als klimop door de kamer en wordt zo tot omgeving. (...) Zelf zegt hij daarover: 'Een kunstwerk moet op de eerste plaats decoratief zijn. Het is decoratief als het zijn plaats kan vinden in de geest en het brein van een gevoelig mens.

Met andere woorden, als het om een werk gaat dat zich harmonisch voegt naar alles wat al bestaat, dat vanzelfsprekend een plaats vindt tussen de andere dingen in ons leven.' Matisse wilde voor alles loskomen van de ruimte-uitbeelding die de westerse kunst sinds de late middeleeuwen tot ontwikkeling had gebracht. Daarvoor in de plaats wilde hij weer de werkelijke ruimte waar men zelf deel van uitmaakt invoeren. Decoratieve kunst moet een voorstelling bieden waarin iedereen een aandeel heeft. Dat is alleen bij het sacrale mogelijk. 'Alle kunst die deze naam verdient is religieus' zegt Matisse, waar hij aan toevoegt dat de rest met het anecdotische samenhangt en daarom voor de kunst geen bestaansrecht heeft. Hoe meer deze decoratieve kunst zuiver en stralend wil zijn, des te meer moet dit sacrale element algemeen toegankelijk gemaakt worden.