![]() |
BRONNENBUNDELS |
Gesamtkunst De architect Olbrich had het Secessiongebouw opgevat als een tempel voor
de kunst. Verplaatsbare muren en panelen maakten het mogelijk dat de inrichting
naar behoefte aangepast kon worden. De Secessionisten besloten deze opvatting
van het gebouw consequent door te voeren bij de plannen voor de Beethovententoonstelling
1). Gustav Mahler werd bereid gevonden ter ere hiervan een speciaal
arrangement van Beethovens Negende Symphonie te schrijven. Klimt gebruikte
deze symphonie als inspiratie voor een monumentaal fries, dat hoog tegen
de muur vlak onder het plafond was aangebracht. Hoffmann maakte een opstelling
voor de tentoonstelling die de bezoeker langs een zorgvuldig aangelegd
rondlopend pad leidde, met als onontkoombaar aandachtspunt het Beethovenbeeld
van Klinger 2). Het afstemmen van alle ele-menten op elkaar, waaronder
hier en daar een meubelstuk en de speciaal ontworpen muurversieringen,
vestigde de aandacht op één enkel thema. Dit mag gezien
worden als een van de hoogtepunten in de pogingen het concept van het
Gesamtkunstwerk tot stand te brengen. 2) De beeldhouwer Max Klinger uit Leipzig |
Uit: Jane Kallir, Viennese Design and the Wiener Werkstätte. New York, 1986 | |
Joseph Olbrich, Affiche met Secessionsgebouw, Wenen 1898 |
|
|
Wiener Werkstätte |
||
Uit: K. Varnedoe, Vienna. Moma NY, 1986 |
Noch van Loos noch van Hoffmann kan gezegd worden dat hun vroegere pogingen tot vereenvoudiging een functionele stijl ('Nutzstil') tot gevolg hadden, omdat hun kale vlakken meer te maken hebben met de accentuering van het oppervlak dan dat zij de onderliggende structuur van het gebouw laten zien. In die zin waren deze stijlen niet radicaal genoeg maar ook anderszins bleken ze niet te voldoen. Bij beide was reductie een eerste stap waarvan later weer werd afgeweken; een noodzakelijk uitgangspunt, maar geen uiteindelijk doel. Nadruk op kale muurvlakken bijvoorbeeld maakte deel uit van het nieuwe strenge streven naar objectiviteit, een verwerping van de fin-de-siècle smaak ten gunste van een waterige vaagheid als teken van innerlijke diepzinnigheid. , Maar voor Hoffmann was het ook het begin van een nieuw decoratief spel; in zijn handen maakte de reductie tot een geometrische module het kale vlak vrij om te dienen als de basiseenheid waarmee een rijkdom aan ornament kon worden herkregen door verspringen, herhalen of overlappen. (...) |
|
Aan het exterieur van Hoffmanns opmerkelijke, voor Adolphe
Stoclet in Brussel gebouwde huis, omlijnden forse vergulde profielen een
reeks van witte rechthoeken zodat een schijnbaar gewichtsloos samenspel
ontstaat, zo vlak als een kaartenhuis, maar met de sfeer van oosterse
rijkdom en mystiek. (...) Op weergaloze wijze krijgt een nieuwe luxe gestalte
in het interieur van Palais Stoclet. Hoffmann kreeg de vrije hand van
zijn rijke, jonge, kunstminnende opdrachtgever en hij maakte gebruik van
de beste decoratieve talenten uit zijn pas opgerichte werkplaats voor
vormgeving, de Wiener Werkstätte, en van een grote verscheidenheid
aan luxueuze materialen. Van de marquetterievloeren, parket met inlegwerk,
en speciaal geweven tapijten tot de geiteleren bekleding van de stoelen
en het inlegwerk van de muren met veelkleurig marmer, onyx en malachiet,
glanzend onder kristallen kandelaars, was dit een krachttoer in 'symfonische
orkestratie'. Toch doet het niet protserig aan: de rijkdom van het inlegwerk
en van de natuurlijke patronen in steen en hout bleef beperkt tot de gladde
platte vlakken. (...)
|
||
Joseph Hoffmann, Eetkamer van Palais
Stoclet, Brussel 1906-11 |
![]() |
|
Het fabelachtige mozaïekvan steen en glas, dat Gustav
Klimt ontwierp voor de eetkamer, riep visioenen op van intieme liefdesscènes
in het gebladerte van Perzische tuinen. Als men zich voorstelt hoe de
Stoclets de finishing touch aanbrachten door de kleur van hun avond-kleding
zodanig uit te kiezen dat ze paste bij deze achtergrond, is de droom van
een exclusieve, naar binnen gekeerde harmonie van leven en kunst volmaakt.
Tegen een dergelijke esthetische levensbeschouwing preekte Loos een sobere
terughoudendheid als het ware geloof van de moderne mens. Zijn meest bekende
verhandeling, 'Ornament und Verbrechen' van 1908 (geschreven terwijl Hoffmann
bezig was met de bouw van het Palais Stoclet) was een spervuur van morele,
economische en evolutionaire aanvallen tegen versiering.
|
|
|
|
Loos beschouwde het einde van de traditionele versieringskunst en het ontbreken van toepasselijke nieuwe decoratieve stijlen als historisch onvermijdelijk. Dit moest eerder worden toegejuicht dan betreurd. Zijn betoog was niet slechts gericht op de deugd van versobering, maar was tevens een uitnodiging aan de welgestelde elite zich te kleden en te gedragen met een Engels flegmatisme, dat hij beschouwde als de meest beschaafde houding ten aanzien van het onafwendbare. Ornament was toegestaan voor boeren die immers geen ander vermaak kenden, maar moderne stedelingen die in aanraking kwamen met de schone kunsten hadden er geen behoefte aan. 'Hij die naar de Negende Symfonie gaat en vervolgens een behangpatroon ontwerpt, is of een bedrieger of een ontaarde,' snierde hij en riep daarmee in herinnering hoe de Secession in 1902 Beethoven te pas en te onpas gebruikte. |