BRONNENBUNDELS
 


Pattern Painting en 'Decorative Art'

Een kunststroming heeft vele beginpunten. Terugkijkend is het gemakkelijk in te zien dat zij opkomt om een gat te vullen, te voldoen aan een behoefte van de tijd. In het midden van de jaren zeventig was er een vacuum dat door de Pattern Painting en de 'Decorative Art' beweging werd opgevuld. (...) Er waren verschillende tekenen van verandering. In 1975 was het julinummer van Art in America gewijd aan besprekingen van de late werken van Henri Matisse, waaronder een artikel met de titel 'Matisse and the Decorative'; een opnieuw ingerichte vleugel met kunst van de Islam ging in 1976 open in het Metropolitan Museum of Art; datzelfde jaar reisde een tentoonstelling van door vrouwen gemaakte 'quilts' langs musea door het hele land.

Uit: Corinne Robins, The Pluralist Era. American Art 1968-1981. New York 1984

Over de volgende uitgangspunten betreffende de nieuwe'Decorative Art' schijnt men het zeer snel eens te zijn geworden:

1. Decoratie en Decorative Art zijn niet van secondair belang maar vertegenwoordigen een andere esthetische ervaring dan 'hogere' kunst;

2. 'hogere' kunst is het verzamelpunt van geestelijke ervaringen die met visuele middelen worden overgedragen (bijvoorbeeld in minimal art en expressionisme) terwijl het doel van decoratie ligt in de verrukking van de zintuigen en in het hieraan beleefde genoegen;

3. Decoratie beoogt een eenheid van omgeving door de ruimte die zij werkelijk beslaat te vullen, dit in tegenstelling tot het vastleggen van een visie in een enkel object, bijvoorbeeld een schilderij, dat in een vreemde omgeving wordt gehangen;

4. Decoratie richt zich meer op dessins en structuren dan op voorstellingen; per definitie is de voorstelling opgenomen in het totaalontwerp.

Een van de toonaangevende pleitbezorgers definieerde Pattern Painting als: 'niet-minimalistisch, niet-sexistisch, historisch bewust, gevoelig, romantisch, rationeel, decoratief .... Als nieuwe schilderstijl is Pattern Painting net als het tekenen van dessins zelf, tweedimensionaal, niet-hiërarchisch, verdeeld over het hele vlak, zonder middelpunt, zonder voorstelling. De stijl heeft zijn wortels in de modernistische kunst, maar is in tegenspraak met sommige basisprincipes daarvan, in zijn pogingen om aspecten van westerse en niet-westerse cultuur te assimileren op een wijze die niet eerder in het domein van de hogere kunst werd getolereerd.' In een volgend artikel schreef dezelfde auteur: 'decorative art is een politieke uitspraak die vooral opgaat voor vrouwelijke kunstenaars'. Kunstenaars die tot deze stroming behoren hadden het gevoel dat de decoratieve methode een middel kon vormen om de kloof tussen kunst en leven te dichten, een manier om het dagelijks leven en al wat dat met zich meebrengt terug te voeren in de kunst.

Voor de vrouwelijke kunstenaars onder hen, zoals Miriam Schapiro, werd het uitgangspunt nog ingewikkelder door het feit dat de decoratieve en verfraaiende rol gewoonlijk aan vrouwen was toebedeeld, die alle werden verondersteld bedreven te zijn in de 'lagere' vormen van kunst. Weven, het maken van quilts, zelfs islamitische tapijten hebben in het westen het stigmatweederangs te zijn, dat wil zeggen kunstnijverheid tegenover de hogere, geestelijk bezielde kunsten zoals de schilderkunst. Derhalve stelden zij gedurende korte tijd een feministische daad door alleen al het schilderen van een patroon of door op een decoratieve manier te werken. Maar afgezien van deze feministische onderstroom kwamen al deze kunstenaars op heel verschillende manieren in protest tegen dit soort indeling van de kunst in hogere en lagere categorieën. Miriam Schapiro ontwikkelde een stijl, waarin zij abstractie, decoratieve patronen en feministische voorstellingen toepaste in een huiselijk, architectonisch kader: boeketten, kanten randen en los gestrooide bloemen op poortachtige vormen.(...)

Joyce Kozloff, Omaha-Persian Series V, 1983. Geglazuurde tegels op multiplex

 

Joyce Kozloff werkte met de Los Angeles Council of Women Artists aan een project waarin sexe-gebonden bijvoeglijke naamwoorden zoals zacht, knap en vrouwelijk, gedocumenteerd werden naar de manier waarop deze woorden werden gebezigd in eigentijdse kunsttijdschriften. Een reis naar Mexico versterkte haar belangstelling in patronen, toen ze de Churrigueresco 1) kerkarchitectuur leerde kennen. 'In Mexico zag ik gebouwde patronen, patronen die het hart vormden van de structuur en de functie van een gebouw of van een geweven stuk stof (gevormd door het stapelen van stenen of het op en neer bewegen van draden). Toen nam ik het besluit dat ik de rangorde wilde afbreken tussen de decoratieve en de hogere kunsten. Ik wilde al deze vormen van, kunst op gelijke termen accepteren.' Een jaar later ging ze naar Marokko, waar ze zoveel mogelijk islamitische kunst wilde zien. Ze kwam tot de ontdekking dat het haar als niet-moslim niet was toegestaan moskeeën te betreden. Het schilderij 'Hidden Chambers' werd deels ontleend aan haar ervaring van door openstaande poorten naar binnenplaatsen te kijken alsook aan haar fantasieën over de soorten ornament aan de binnenkant.

1) Naar de Spaanse architectenfamilie Churriguera, van wie de invloed in de 17de en 18de eeuw in Midden-Amerika zeer groot was

In Marokko vond Kozloff in de daken en de vloeren, in de zwaar bewerkte Arabische muurvlakken die ontworpen waren om in glinsterend en verblindend zonlicht te worden gezien, inspiratie voor toekomstige schilderijen. Kozloffs schilderijen van 1975 tot 1977 werden gevolgd door een serie grafiekcollages op basis van islamitische patronen. Kozloff nam een aantal pren-ten, knipte ze in stukken, plakte ze in lange stroken weer aan elkaar en vulde ze op sommige plaatsen aan met tekeningen in kleurpotlood. (...) Als gastkunstenaar aan de universiteit van Mexico begon Kozloff vervolgens keramiektegels te vervaardigen en te beschilderen. Zij maakte installaties van deze stervormige en zeshoekige tegels met het voornemen uitgangspunten voor architectuurornamenten aan de orde te stellen.

 

Robert Kushner's definitie van het decoratieve met betrekking tot zijn eigen werk houdt in:

1. eerder vlak dan illusionistisch;

2. liever overdadig dan omkadering;

3. gebruik van dessins;

4. onderwerp of betekenis ondergeschikt aan het visuele effect.

De in Californië geboren kunstenaar begon in een min of meer decoratieve stijl te werken toen hij nog op de kunstopleiding zat.(...) De aantrekkingskracht van het decoratieve lag voor Kushner allereerst in het feit dat je zoiets als kunste-naar niet behoorde te maken. 'Het was avant-garde. Het was zoiets van wat kan ik maken dat onacceptabel is, wat kan ik maken dat geen kunst is', verklaarde hij. Dit zou zijn houding ten opzichte van het decoratieve blijven bepa-len tot zijn reis naar Iran in 1974. Op zijn afstudeertentoonstelling in 1971 stelde Kushner kostuums ten toon die bedoeld waren om als kunstwerken en als kostuums voor een performance dienst te doen. Eind 1972 verhuisde Kushner naar New York, waar hij doorging met zijn performances, die niet minder dan vijfenvijftig kostuumwisselingen omvatten en het midden hielden tussen een potsierlijke striptease en een avant-garde modeshow.

Volgens een criticus van de SoHo Weekly News waren ze ook een visueel festijn, dat de visuele armoede van de meeste conceptueel getinte performances aan het licht bracht, waarbij het publiek alleen het lichaam van de kunstenaar en niet veel anders te aanschouwen kreeg'. De reis naar Iran in 1974 was een openbaring. 'Op deze reis realiseerde ik mij bij het zien van al die ongelooflijk geniale decoraties, echte meesterwerken die in bijna elke stad voorhanden zijn, hoe intelligent en verheffend decoratie kan zijn'. Terug in New York begon Kushner, die zich als restaurateur van oosterse tapijten in leven hield, dagelijks met Oostindische inkt tekeningen te maken in een kalligrafische stijl. De dat jaar geopende Holly Solomon Gallery werd een thuisbasis voor zijn schilderijen op textiel en zijn avonden met kostuumperformances. In werken van 1975-77 gebruikte Kushner voorstellingen van bloemen en bladeren in heldere kleuren en abstracte patronen, uitgevoerd in de stijl van behangontwerpen.

 

Robert Kushner, Sunlight, 1983. Verschillende textiele materialen

Veel schilderijen werden gemaakt in de eigenaardige vorm van de chador, de traditionele dracht van omslagmantel met sluier voor moslimvrouwen. Kushners opdrukken verschijnen aan één zijde van de stof, bedrukt met één zeef en vervolgens komt een spiegelbeeldige weergave uit de vrije hand terug op de andere zijde. Herhaling met kleine variaties is een essentieel bestanddeel van Kushners opvatting over decoratie. Aan het eind van 1976 begon Kushner diervormen toe te passen, vervolgens menselijke gezichten en tenslotte lichamen, alle uitgevoerd op een platte, decoratieve manier, die aan Matisse en aan Egyptische muurschilderingen herinnert. Of ze nu gemaakt zijn om gedragen te worden of om de muur te versieren, alle kunstwerken van Kushners hand verschaffen de beschouwer voortdurend veranderende patronen en beeldomkeringen die tegelijk plezierig en verwarrend zijn.