![]() |
BRONNENBUNDELS |
Claes Oldenburg In het onderstaande interview bespreekt Claes Oldenburg het begin en de ontwikkeling van zijn 'Voorstellen voor Monumenten en Gebouwen: 1965 -69.' Het gesprek werd op band opgenomen op 22 augustus, 1968, en draagt als titel 'The Poetry of Scale'. De interviewer is Paul Carroll, dichter en uitgever. Monumenten werden voor het eerst een belangrijk onderwerp voor mij in de lente van 1965. Na een jaar lang reizen in Europa en de V.S., weg van New York, betrok ik een nieuw atelier in East 14th Street. Dit nieuwe atelier was erg groot, een stratenblok lang, en die schaal, gecombineerd met mijn reisherinneringen, dreef mij ertoe om te gaan werken met het landschap. Ik kon dit niet in overeenstemming brengen met wat ik eerder had gedaan, totdat ik het idee kreeg om mijn favoriete objecten in een landschap te plaatsen. Een combinatie van stilleven en landschappelijke verhoudingen. Ik probeerde om de objecten kolossaal te laten lijken. Een paar van de eerste monumenten waren: Voorstel voor een kolossaal monument voor Lower East Side, N.Y.C. - Strijkplank, 1965, en het Voorstel voor een kolossaal monument op de kruising van Canal Street en Broadway, New York: een blok beton met de namen van oorlogshelden er in gegraveerd, 1965. Dit laatste ontstond uit een klontje boter dat in een opengesneden gepofte aardappel werd geplaatst op de tafel waaraan we aten. Veel van deze monumenten hadden betrekking op voedsel: een pizza, een banaan, een 'Good Humor' reep, een gepofte aardappel, een knakworst met tomaat en tandenstoker. |
Uit: Claes Oldenburg, Proposals for Monuments and Buildings, 1965 - 1969. | |
Claes Oldenburg, Good-Humor Bar, 1965 |
|
|
Het project begon als een spel met schaal en dat is waar het over lijkt te gaan in 'de schoonheid van schaal'. Een voorbeeld is de Late inzending voor de Chicage Tribune Architectuur Competitie van 1922: wasknijper, 1967, bedoeld als vervanging van de Chicago Tribune Tower. Toen ik in oktober 1967 naar Chicago vloog, nam ik een ouderwetse houten wasknijper mee omdat ik de vorm ervan mooi vond. Ik had ook een prentbriefkaart van het Empire State Building bij me. Ik maakte een schets van een wasknijper die op een prentbriefkaart ligt. Toen duwde ik de wasknijper in een stuk kauwgum waarop ik aan het kauwen was en plaatste het op het klaptafeltje voor mij. Toen het vliegtuig boven Chicago kwam zag ik dat de gebouwen beneden dezelfde afmetingen hadden als de wasknijper. Ik maakte snelle schetsen. Een van de wasknijper als gebouw, een ander van een Great-Lake ertsschip in verticale stand geplaatst en een derde van rook opstijgend van de West Side. Alle drie werden voorstellen voor gebouwen en monumenten voor Chicago. (...) | ||
Claes Oldenburg, Late inzending voor de architectuurwedstrijd voor Chicage Tribune van 1922 |
|
|
Waarom noemde je je voorstellen 'monumenten'? Het was een bekend woord om iets erg groots aan te duiden. Later, toen ik de betekenis ervan opzocht, realiseerde ik mij dat monument een gedenkteken van het een of ander betekende. In het begin dacht ik er zo niet over. Wat bepaalt je beslissing over de locatie waar het monument
komt te staan. Het gekozen object past op een bepaalde manier bij de vorm, de omstandig-heden of de associaties van die plek. De reusachtige frankfurter worst heeft een vorm die lijkt op de schepen die in beide richtingen op de Hudson passeren. De strijkplank boven de Lower East Side is een echo van de vorm van Manhattan en vormt ook een beschermend schild boven het verdwijnende getto, als een herinneringsteken aan een miljoen mijl ijverig strijken. In het geval van de Teddybeer was het belangrijk om een object met ogen te hebben. Wie vanuit het zuiden opkijkt naar het park, laat zijn ogen een heel eind gaan over een verrassend lege ruimte midden in de drukte van de stad. De ogen van de Teddybeer zijn een soort spiegel die de enorme, vrije blik terugkaatst als een tennisbal... |
|
|
Nadat je in 1965 de eerste serie monumenten voor New York afrondde, dacht je er toen over om ook voor andere steden monumenten te ontwerpen? Niet totdat ik weer begon met reizen. New York was mijn favoriete 'werkruimte', mijn belangrijkste speeltuig. Ik maakte speelgoed voor mijn stad onder de steden. In 1966 ging ik naar Zweden, Noorwegen en Londen. In Stockholm kreeg ik enthousiaste reacties op mijn voorstellen die in de kranten verschenen. De Zweden geloven in technologie. Het leek alsof ze geloofden dat mijn monumenten eens daadwerkelijk konden worden gebouwd. Op een billboard dat door het Moderna Museet voor mij was gehuurd in het centrum van de stad toonde ik zes voorstellen in de vorm van fotovergrotingen . (...)Om monumenten in een nieuwe stad te kunnen maken, moet je die stad gaan gebruiken als een atelier. |
||
![]() |
Claes Oldenburg, Ontwerp
voor Achteruitkijkspiegel op de plaats van Nelson's zuil, 1966 |
|
|
Zou je wat gedetailleerder kunnen beschrijven hoe je een stad waarvoor je voorstellen voor monumenten of gebouwen wilt gaan tekenen beter leert kennen? Gedurende de eerste twee of drie weken probeer ik in een nieuwe stad zoveel mogelijk plaatsen te bezoeken, en laat ik me rondleiden door mensen die er wonen en de stad goed kennen. Ik luister naar wat ze erover vertellen. Ook probeer ik elke krant en elk tijdschrift dat er te koop is te lezen. Ik schets veel. En ik kijk naar het eten. (...) Ik gebruik mijn lichaam om de stad te voelen en te leren kennen. |
|
Zou jouw belangstelling voor architectuur kunnen betekenen dat jouw voorstellen een nieuwe fase ingaan? In het begin waren de monumenten vrolijke, persoonlijke fantasieën. Vervolgens werden ze steeds echter en meer openbaar. Ik herinner mij dat Gene Baro mij in een interview in 1966 vroeg of ik enig idee had welk materiaal gebruikt zou moeten worden wanneer een van de monumenten daadwerkelijk gebouwd zou worden. Ik had er nog niet zoveel over nagedacht. Eerder dat jaar hadden architectuurstudenten van de universiteit van Cornell een schatting gemaakt voor het War Memorial. Hun uitkomsten schokten mij. Zij schatten dat wanneer beton zou worden gebruikt het zo'n 2.500.000 kg. zou wegen. Het Memorial zou door de grond zakken zoals een klontje boter wegsmelt in een gepofte aardappel, en het zou de metro verpletteren. Toen begonnen ze plannen te maken om de metro om te leiden... Ik kwam er ook achter dat uitvoerende architecten belangstelling kregen voor de monumenten. Ik kreeg een uitnodiging van de MIT 1) om over projecten te praten; ik voelde me vereerd maar was nogal benauwd om van mijn apropos te worden gebracht. De relatie van mijn voorgestelde monumenten met de traditie begon me ook te interesseren. 1) Massachusetts Institute of Technology |
|
|
|
Wat vind je van de architectonische fase van je voorstellen? Ik moet beslissen of ik echt mijn fantasie wil omzetten in reële projecten en op welke voorwaarden dat kan gebeuren. Eén probleem is dat de vorm van mijn objecten het moeilijker maakt om ze te bouwen dan als ze abstracte vormen als kubussen of kegels hadden. (...) In hoeverre is je verwantschap en je ervaring met de stad anders in deze architectonische fase? Ik volg dezelfde voorbereiding maar ik kijk nu wel meer naar het type object dat uitvoerbaar lijkt. |
|
De wereld staat vol monumenten. De hele geschiedenis door hebben de staat en zijn heersende klasse in hun historische trots er zorg voor gedragen dat het nageslacht evenals hun eigen onderdanen hen en hun roemrijke daden nooit zouden vergeten. De vorm van deze monumenten ging mee met de heersende stijl. Het oogmerk van de opdrachtgevers van deze monumenten was echter altijd hetzelfde: de historische en moralistische boodschap moest luid en duidelijk zijn. Sommige stijlen kunnen beter aan dit doel voldoen dan andere. De meeste historische monumenten die wij om ons heen zien, zijn ontworpen in een versie van renaissance-classicisme. Ze bestaan uit een architectonische drager, die kan gaan van een eenvoudig voetstuk of zuil tot kolossale gebouwen als de Arc de Triomphe in Parijs, bekroond en bekleed met levensgrote of nog grotere sculpturen. (...) |
Uit: R.N. Fuchs, Monumenten. in: Claes Oldenburg en Coosje van
Bruggen, Large scale projects 1977-1980 |
|
|
In veel gevallen werd de plaatsing van monumenten een
belangrijke factor bij de stadsplanning in classicistische steden zoals
Parijs, Berlijn of Washington D.C. Toen de vraag naar steeds grotere monumenten
aanhield, een directe weerspiegeling van een toenemend nationalistisch
absolutisme, raakten ze als kunstwerken steeds minder geïnspireerd.
Ze werden zelf een dogma: zowel wat betreft de vorm als wat betreft de
iconografie. Een monument was een monument: te serieus voor het vrije
artistieke experiment. Monumenten van een imperialistisch bewind hadden
precies dezelfde architectonische en sculpturale vorm als bevrijdingsmonumenten.
De menselijke figuur was, of het nu om een portret of om een allegorie
ging altijd het primaire uitdrukkingsmiddel. Zo kwam de uiteindelijke
dood van het monument toen de menselijke figuur zijn betekenis verloor
voor de serieuze beeldhouwkunst. (...)
|
|
![]() |
Claes Oldenburg, Studie voor Giant Lipstick, 1969
|
|
Claes Oldenburg, Giant Lipstick, 1974 |
![]() |
|
Het klassieke monument is het teken van een glorieus heldenfeit. Het wordt na de gebeurtenis opgericht als een moralistisch en idealistisch gedenk-teken. Het monument verlegt de aandacht van het heden naar het verleden. De kennis van een wapenfeit uit het verleden keert naar het heden terug als een vormgegeven herinnering - vergroot en verheven in symbolisch steen en brons. Het essentiële uitdrukkingsmiddel in deze cyclus is schaal. Schaal heeft betrekking op de aard van de locatie. De favoriete plek voor het klassieke moument, midden op een plein, aan het eind van een lange avenue of voor een openbaar gebouw, was altijd zorgvuldig gekozen of aangelegd. De locatie is het kardinale punt. Deze geeft aan het monument een officiële en stedelijke achtergrond. Tegelijkertijd scheidt deze het monument van zijn omgeving en zet het in zijn imposante grandeur apart. De plek vormt een theatrale ruimte waar de monumenten worden geshowd. Door de aanleg van de straten er naar toe en eromheen, organiseert de locatie de waarneming en geeft zij daar vorm aan. De beste monumenten, zoals de Arc de Triomphe in Parijs, ziet men reeds van verre. Het kost veel tijd om het monument te bereiken. | ||
Als men nadert, tekent het monument zich steeds meer af tegen de horizon
en komt nauwelijks dichterbij. De aanwezigheid ervan wordt drukkend. Dit
maakt het monument tot een dramatisch object: een nauwkeurig georkestreerd
vertoon van een historisch verleden als een tijdloze waarde. Het publiek
is de natie. Een waarlijk groots monument is nooit alleen maar een absolutistisch
gebaar van een heersende klasse in de richting van zijn onderdanen. Het
weerspiegelt ook hoe een volk of een gemeenschap zichzelf wenst te zien
-een collectieve droom van nationale vervulling en eergevoel. Toen de
Arc de Triomphe werd ontworpen en de bouw ervan in 1809 begon, was het
niet alleen Napoleon die zich superieur waande. Het Franse volk was er
evenzeer van overtuigd dat zij de wereld een geschenk van onschatbare
waarde had geschonken: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, die nu, na
de beroeringen van de revolutie, een nieuwe orde onder een gelijke wet
inhielden. Veel mensen buiten Frankrijk, vooral in Duitsland, zagen Napoleon
als de uitvoerder van de idealen van de revolutie, die hen bevrijdde van
de overheersing door autocratische vorstjes onder verouderde wetten. Dit
alles, het gevoel van een nieuwe wereld, wordt ook aangeduid door de Arc
de Triomphe. |
||
Een criticus heeft eens over Oldenburgs monumenten opgemerkt dat zij een 'metafoor voor schaal' zijn. Ik heb tegen deze opmerking geen bezwaar, hoewel deze slechts een klein stukje van hun kwaliteit dekt. Deze monumenten zijn niet zomaar grote beelden. Zij gedragen zich heel anders ten opzichte van hun locatie. Eigentijdse grootschalige sculptuur heeft de neiging om zich plezierig te gedragen ten opzichte van de locatie, zich erbij aan te passen en er in vorm en schaal enigszins een echo van te zijn. Maar Oldenburgs monumenten verstoren de locatie. Het feit dat zij storend en buitensporig zijn maakt ze dramatisch en zelfbewust - even dramatisch of zelfs theatraal als een fontein van Bernini. Dit is minder het resultaat van de schaal dan van het specifieke karakter van een locatie als ook van hun beeldvorm. Vorm wordt identiek met voorwerp. Het voorwerp zelf is niet verrassend maar wel zijn identificatie met vorm en schaal. En omdat het voorwerp zo normaal, zo banaal is, identificeert het de vorm niet met stijl. De vorm valt niet te identificeren behalve met het voorwerp. Deze vormen worden vervolgens op een specifieke plaats geïntroduceerd, waar zij als iets dat volkomen anders is, gaan werken. Zij dragen zelf geen betekenis; zij staan open voor elke eigentijdse betekenis die gevoel en kennis eraan kunnen verlenen. |