![]() |
BRONNENBUNDELS |
Claes Oldenburg Oldenburgs eerste tentoonstelling was geënt op de volgestouwde winkels in de immigrantenbuurten. Hij noemde de expositie 'The Store'. The Store deed ook denken aan deze wijze van handeldrijven waarbij etenswaren, autobanden en kleding naast elkaar werden verkocht en gelijkwaardig werden behandeld. Vrij snel echter veranderde de kunstenaar zijn werkwijze volledig in verband met een tentoonstelling in de Green Gallery in 1962. Hij begon met het op spectaculaire wijze tentoonstellen van reusachtige voorwerpen losgemaakt van hun directe omgeving. In tegenstelling tot het schilderachtige uiterlijk van de dingen in 'The Store', toonden deze enorme kledingstukken en etenswaren duidelijk Oldenburgs gevoel voor geometrische basisvormen en de relatie tussen kunst en het menselijk lichaam. (...) Schaal, dat wil zeggen de relatie tussen kleine dingen en grote formaten, stond centraal in bijna alles wat Pop-art kunstenaars onderzochten. |
Uit: Kirk Vamedoe and Adam Gop-nik, High and Low, New York 1991 | |
Maar voor niemand was het zo belangrijk als voor Oldenburg: vanaf zijn groter-dan-normaal objecten in de Green Gallery werd het zijn handels-merk. Met deze formule verruimde hij de wereld van het atelier en van het menselijk lichaam tot de wereld van de stad en van de samenleving als geheel. (...) Oldenburg heeft dit idee van objecten op architectonische schaal gemeen met een eerbiedwaardige traditie van opzienbarende reclames. De skyline van Baltimore bijvoorbeeld werd vroeger gedomineerd door het Bromo-Seltzer gebouw, een grove kopie van het Palazzo Vecchio in Florence, waarvan de torenspits bestond uit een enorme Bromo-fles die verlicht werd. En de firma Heinz plaatste in 1906 een 26 meter hoge augurk op de kruising van Fifth Avenue en Broadway. (...) De behoefte aan heldere en leesbare borden leidde tot gigantische objecten zoals scharen of schoenen of wijnflessen, die al ver voor 1900 een ver-trouwd beeld waren in de stad. (...) |
||
Toen rond de eerste wereldoorlog reclamedrukwerk stelselmatig gebruikt begon te worden als een middel om te kunnen concurreren, begonnen adverteerders oog te krijgen voor de vanzelf optredende verschillen in grootte zoals ze op een pagina met advertenties voorkwamen: hotels en schoenen werden op hetzelfde formaat naast elkaar afgedrukt. (...) Toen Oldenburg een uitvergrote close-up uitknipte uit een reclamefoto van koffiemelkpoeder en ernaast schreef 'rainstorm at sea', reageerde hij daarmee op de fundamentele mogelijkheid van het menselijk voorstellings-vermogen om beelden anders te interpreteren.(...) De plakboeken van Oldenburg laten duidelijk zien dat hij reclame zag als een enorme vergaarbak van mogelijkheden die slechts een zetje hoefde te krijgen om een eigenzinnige kracht te onthullen. (...) Wat Oldenburg als beeldhouwer interesseerde was dat door het retoucheren, vergroten en afdrukken van reclamefoto's basisstructuren konden worden benadrukt of nieuwe beelden konden worden opgeroepen die zijn gevoel voor vorm en voor tastzin boeiden. (...) |
||
De lichtpartijen op frites of op waterdruppels, konden wanneer ze wat extra waren benadrukt door een contourlijn, volledig van karakter veranderen: vloeibaar werd vast, zacht werd hard. In zijn tekeningen van projecten voor monumenten laat hij al deze mogelijkheden duidelijk zien. Lang voordat in de beeldhouwkunst werd gesproken over de relatie van het beeld met de omgeving, waren deze kolossale beelden al bedoeld als een symbolische verwijzing naar de plek waarop ze stonden: bijvoorbeeld reusachtige knieën voor het Londen van de minirok, of als reactie op de directe omgeving: bijvoorbeeld de drijvende toilettank in de Thames die de bewegingen van eb en vloed veranderde in een spectaculaire en openbare gebeurtenis. De monumenten vertelden iets van de waarheid van de grote stad: van de bowling ballen voor Park Avenue of ruitenwissers voor het Ontariomeer en scharen voor het Washington monument ging ook een dreiging uit, die was bedoeld om temidden van het vermaak de mensen ook met hun neus op het gevaar te duwen. |
||
Deze visioenen zijn een echo van een harde, verstopt geraakte, concurrerende omgeving waar de schaal van reusachtige reclames de maat aangeeft waartegen men zich moet afzetten. (...) De vraag of deze voorstellen voor monumenten ironisch of heroïsch zijn bedoeld is niet relevant: Eerder zijn ze buitengewoon satirisch. Op dezelfde manier als in 'Gullivers reizen' 1) worden bekende dingen vreemd. Hierdoor treden we buiten onze conventies en bereiken een kritische objectiviteit ten opzichte van de samenleving. In 1965 had Oldenburg in een van zijn plakboeken een knipsel van een advertentie van lipstick geplakt. Deze was buitengewoon groot en sexistisch. Zijn 'Lipstick', een beweegbare lippenstift geplaatst op een legertank die hij vervolgens ontwierp, speelde wel met de in dit soort advertenties gebruikte Freudiaanse wijze van verbeelden. De schacht van het monument deed nadrukkelijk denken aan een fallus. 1) Satirische vertelling uit 1726 van Jonathan Swift waarin de hoofdfiguur terecht komt in het land van de Lilliputters en vervolgens bij de reuzen |
||
Claes Oldenburg, Lippenstifttank, 1969/1974 |
![]() |
|
Het monument de 'Lippenstifttank' werd voor het eerst opgericht op de campus van de Yale universiteit. Dit object, bedoeld als eerste monument voor de 'Tweede Amerikaanse Revolutie' heeft een voorgeschiedenis. Eind jaren zestig was Oldenburg ook politiek actief. Op de partijdag van de Democraten in Chicago in 1968, die hij aanvankelijk als toeschouwer wilde bijwonen, raakte hij slaags met de politie. Deze gebeurtenis vormde voor hem persoonlijk de reden om een gedenkteken te maken. In een interview uit 1968 zei Herbert Marcuse 1) : 'Wanneer zoiets onuitvoerbaars en onwerkelijks als Oldenburgs'Good Humor Bar' daadwerkelijk zou worden opgesteld op Park Avenue of de 'Banana' midden op Times Square, dan zou dat inderdaad subversief zijn. 1) Amerikaanse filosoof, bekend om zijn kritische maatschappijbeschouwing |
Uit: Hans Rellecke, Der Glaselefant Wiesbaden/Berlin 1986 |
|
|
Volgens mij heeft deze samenleving dan haar eindpunt bereikt
omdat dan niemand meer iets nog serieus kan nemen. In een bepaald opzicht
is dit soort satire, dit soort humor werkelijk dodelijk. Ik bedoel, dit
zou een manier zijn om een radicale verandering te bereiken zonder bloedvergieten.'
Vervolgens stelde een groep Yale-studenten Oldenburg voor een monument
voor de studenten- en burgerrechtenbeweging van 1968/69 uit te voeren.
Studenten, oud-studenten en de faculteit zorgden voor de financiering.
Op 15 mei 1969 werd 'Lipstick op rupsbanden' opgesteld in de buurt van
het classicistische universiteitsgebóuw en de glanzende marmeren
bibliotheek. In de periode erna was het monument veelvuldig op tournee
van de ene universiteit naar de andere.
|
|
Toen Oldenburg zich meer ging toeleggen op projecten van
grote afmetin-gen, veranderden de monumenten van karakter. Eerst waren
het zomaar ergens in een landschap geplaatste reusachtige voorwerpen maar
later werd de relatie tussen object en plek meer beredeneerd. Oldenburg
betrok er nu de geschiedenis, gewoonten en geografie bij van de plaats
waar de objecten voor bedoeld waren. Omdat de monumenten een aspect van
een bepaalde plaats vastleggen en als brandpunt werken voor Oldenburgs
gedachten over die plek, is de blijvende samenhang tussen de te maken
objecten en de plek belangrijk voor hem. Pas nadat hij al ontwerpen voor
verschillende monumenten gemaakt had, begon Oldenburg zich bezig te houden
met de vraag wat nu eigenlijk een monument is. Toen pas realiseerde hij
zich dat het een of ander herdenkingsteken is. (...) Van een gebouw van
12 meter hoog kijkt niemand op, maar een troffel van 12 meter lijkt enorm.
De beschouwer vergelijkt de hem bekende normale afmetingen met de nieuwe
kolossale maten en is zich daardoor meer bewust van de nieuwe schaal.
|
Uit: Barbara Haskell, Claes Oldenburg. Object into Monument; Pasadena Art Museum, 1974 |