BRONNENBUNDELS
 


Goethes kleurenleer

In 1810 publiceerde de Duitse dichter Johann Wolfgang Goethe zijn boek Zur Farbenlehre, waarin hij Newton dacht te corrigeren. Zelf meende hij dat zijn kleurentheorie belangrijker zou blijken dan zijn dichtkunst. In elk geval heeft het werk grote invloed gehad op het denken over kleur, ook omdat hij zich uitliet over de beleving van kleur.

Menging

554. De schilderkunst berust eigenlijk op de menging van zulke specifieke, ja, afzonderlijke kleurlichamen en hun oneindige vermogen zich te verbinden, die alleen door het meest gevoelige en geoefende oog kunnen worden opgemerkt en oordeelkundig bewerkt.
555. De intense verbinding van deze mengingen geschiedt door de meest zuivere deling van de lichamen door wrijven en verzwelgen enz. niet minder door vloeistoffen die het stoffelijke bijeenhouden en het anorganische als het ware organisch verbinden; zulke vloeistoffen zijn oliën, harsen e.d.
558. Dat alle kleuren door elkaar gemengd wit maken is een absurditeit waaraan men naast andere absurditeiten al een eeuw geloof hecht en die men tegen alle blijken van het tegendeel steeds maar weer herhaalt 1).

1) Newton heeft het over licht en Goethe over pigmenten.

Uit: Johann Wolfgang Goethe, Zur Farbenlehre. 1810

Schaduwen

Waren er overdag, bij de geelachtige kleur van de sneeuw, al zachtviolette schaduwen te zien geweest, dan moesten die nu beslist diepblauw worden genoemd, waarbij een diepgeel afstraalde van de belichte gedeelten. Maar naarmate de zon tenslotte bijna was ondergegaan en haar stralen, grotendeels verzacht door de nogal dichte nevel, een schitterende rode kleur over het gehele landschap om me heen begonnen te verspreiden, veranderde de schaduwkleur in groen, in lichtheid te vergelijken met zeegroen, in schoonheid met smaragdgroen.
Blauw
778. Zoals geel licht met zich meebrengt, zo kan men zeggen dat blauw steeds iets donkers teweeg brengt. 779. Deze kleur heeft op het oog een bijzondere en bijna niet te benoemen werking. Ze is als kleur een energie; alleen staat ze aan de negatieve kant en is ze in haar hoogste zuiverheid als het ware een verrukkelijk niets. (...) 780. Zoals we de hoge hemel, de verre bergen blauw zien, zo lijkt een blauw vlak ook voor ons terug te wijken.

Philip Otto Runge, Kleurenbol, 1810

781. Zoals we een aangenaam voorwerp dat voor ons uitvliegt, achterna willen, zo zien wij ook graag blauw, niet omdat het op ons afkomt maar omdat het ons naar zich toetrekt. 782. Het blauw geeft ons een gevoel van koelte, zoals het ons ook aan schaduwen doet denken. Hoe het van het zwart is afgeleid is ons bekend. 783. Vertrekken die zuiver blauwe stoffering hebben, lijken in zeker opzicht groot, maar ook leeg en koud. 794. Blauw glas zet voorwerpen in een treurig licht.