BRONNENBUNDELS
 


Versluis & Uyttenbroek

Is die slager met zijn nette stropdas misschien de vader van zo'n Young Executive wiens stropdas veel te lang en te volwassen tot ver in zijn kruis reikt? Wordt die Gameboy met zijn lekkere wollen kinderharen later zo'n rare kale Gabber? En is die Allah Girl onder haar hoofddoekje wellicht een Dread? Hoe langer je naar de foto's van Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek kijkt, hoe minder zekerheden je overhoudt. Exactitudes, een samentrekking van 'exact' en 'attitudes', zo noemde zij de zesentwintig fotoseries van bekende en onbekendere subculturen met hun nauw omschreven kledingcodes die nu in de Rotterdamse Kunsthal zijn te zien. Als ondertitel gaven zij de expositie 'Uniformed Identities' mee. Op het eerste gezicht lijken de geportretteerde Ruitjesnichten, Deftige Dames en Kabo's (Kaap-Verdiaanse schonen) inderdaad volkomen identiek. Ze staan allemaal met hun handen in hun zij, of juist in hun zakken, hebben hun armen over elkaar en blikken met dezelfde half verlegen, half ongemakkelijke blik de camera in. Wat doe ik in godsnaam hier, lijken zij de toeschouwer plotseling te vragen en: Wie ben ik eigenlijk?

Uit: Dana Linssen, Portret van subculturen in de Kunsthal. in: NRC Handelsblad 2 maart 1998

Met wetenschappelijke precisie hangen ze daar uitgelicht, in series van steeds drie bij vier portretten, de Marokkies, de Skaters, Oma's en Tattoo Babes, met hun gekke gekleurde truien of juist veel te groteTshirts, vale regenmantels en hand op de knip of trotse blote torsen. Hun overeenkomsten zijn zo nadrukkelijk dat het griezelig is. Bij de Bimbo's bijvoorbeeld, opdringerig zonnebankbruin, flubberborsten en hun haren touwblond van de vele waterstofperoxydebehandelingen. Ze houden allemaal hun adem in zodat hun buikje wat platter wordt. Het lijken wel twaalf tweelingzusjes uit een science-fiction film, blauwdrukken van hun eigen schoonheidsideaal, een slecht argument voor klonen. Weten hun vriendjes eigenlijk nog wel wie van hen ze 's avonds mee naar huis moeten nemen? Voor de Chickies, schattige tienermeisjes in hippe kostschooloutfits en barbiejurkjes van glimspul, gekke bloemetjes en toffe truitjes, is dat weer heel anders.

Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek, Exactitudes, 1998

Zij willen zo graag anders zijn dat ze weer allemaal hetzelfde zijn geworden. Het begon allemaal in 1995 met een serie van veertig Gabbers, de 'United Gabbers of Rotterdam'. Jongerentijdschrift Blvd. drukte de rijtjes geschoren koppen af en ik weet nog dat ik ongeveer een uur naar die pasfotoportretjes heb zitten staren. Zoek de verschillen. Had die ene jongen met dat Australian trainingsjackie tot aan zijn kin dichtgeritst nou een blauw oog of een litteken? Na de Gabbers fotografeerden Ari Versluis en voormalig stiliste Ellie Uyttenbroek in rap tempo en met fascinerend oog voor detail andere subculturen als Smatjes (Surinaamse meisjes die glimmen van gezichtsolie, nepleer en satijn, zelfs hun tanden schieten bliksemschichten), Combat Girls (stoere meiden in legerbroeken) en Gabberinnetjes (met rood-wit-blauwe elastiekjes om hun scalperend strakke paardenstaarten). Het zijn de moderne archetypen van de Grossstadt: de Vagebonden, de Supporters en de manipulators (body-builders). Je ziet ze lopen, weet met één oogopslag waar ze uitgaan, op welke muziek ze dansen, wat hun favoriete geurtje is en hun lievelingseten.

Je ziet aan de lengte van hun broekspijpen waar ze wonen, aan de kleur van hun veters waar ze op school gaan, hun kleding roept oerkreten uit, zingt liefdesliedjes en vraagt om veiligheid. Mag ik je vriendje zijn? Het knappe van de foto's van Versluis en Uyttenbroek is echter dat zij al deze stereotypen niet gevangen hebben in hun ingewikkelde spel van signalen en tekens, maar eruit bevrijd. Hun uniformen worden vermommingen, schutkleuren om bij een bepaalde groep te horen en erin te overleven, de gangkleuren van de onschuld. Het veelzeggendste is daarom de fotoreeks die bijna niemand te zien heeft gekregen, maar die - hors concours - werd afgedrukt op de uitnodiging voor de opening van de tentoonstelling. Zes Bouncers (uitsmijters) zijn het, maar nu niet in die semi-neutrale pose die de rest van de portretten stileert, maar op een betrapt moment, giechelend, een beetje uit balans. Opeens worden zij weer zichzelf. Net zoals al die anderen trouwens, als je maar net zo lang en liefdevol als hun chroniqueurs naar ze kijkt.

Uit: Thomas Weski, Plaats om fezel te ontplooien. in: A6out the world. Cat. Hannover 1997

Rineke Dijkstra

Rineke Dijkstra maakt haar portretten met een groot formaat camera die niet zonder statief kan worden gebruikt. De kinderen en volwassenen die zij op het strand portretteert, gaan een stilzwijgende overeenkomst met de fotografe aan dat zij voor de camera komen als gelijke partners. Zij zijn er zich van bewust dat ze worden gefotografeerd, zij nemen poses aan die ze
zelf kiezen. (...) Opgehangen in een opeenvolging van individuele beelden, vormen deze foto's met elkaar een complex portret van jeugd en adolescentie. Zo'n algemene interpretatie doet echter geen recht aan Rineke Dijkstra's feitelijke artistieke concept. Wat vorm betreft sluit Rineke Dijkstra's toepassing van de fotografie aan bij de tradities van August Sander. In zijn langlopende project 'Mensen van de 20ste eeuw', een buitengewoon veeleisend en ambitieus encyclopedisch overzicht, legde August Sander de maatschappij van de Weimar Republiek in portretfoto's vast. Sander koos mensen uit diverse beroepen, ambachten en het zakenleven en ook uit verschillende lagen van de maatschappij en fotografeerde ze als typische vertegenwoordigers van hun sociale klasse of beroep.

Zijn foto's laten deze mensen zien in hun woon- of werkomgeving en identificeren hen door hun kleding, lichaamstaal, attributen en de gekozen achtergrond. De foto's waren gebaseerd op een concept dat duidelijk de maatschappelijke plaats en positie definieerde van de proto-typen die zij weergeven. Om hun universele geldigheid te bewaren stonden de portretten geen enkele psychologische interpretatie toe - elke kans op individualiteit moest onderdrukt worden ter wille van het artistieke idee. Rineke Dijkstra's portretten laten daarentegen mensen zien die wat uiterlijke verschijning betreft alles gemeen hebben. Daardoor leggen ze juist de nadruk op de individualiteit van elke afzonderlijk geportretteerde persoon. Als we deze foto's met elkaar vergelijken - wat erg gemakkelijk wordt gemaakt door de uniformiteit van formaat en presentatie - merken we de verschillen op, hun persoonlijke gebaren, gezichtsuitdrukking, al die hele kleine details, die ons onmiddellijk voor zich innemen, of niet. Rineke Dijkstra toont ons deze personen op momenten die existentieel lijken. Haar foto's hebben een openheid die zulke menselijke interpretaties toelaten. Wel moeten we erop bedacht zijn dat portretten in de regel zuiver werken als projecties van onze eigen kennis en associaties. Als alle goede kunstwerken zijn de foto's van Rineke Dijkstra voor verschillende uitleg vatbaar, trotseren ze iedere heldere uitleg en geven ze hun geheim nooit prijs.

Rineke Dijkstra, Kolobrzeg Polen, 26 juni 1992

Dijkstra heeft altijd mensen gefotografeerd, eerst in opdracht van snelle reclamejongens en voor tijdschriften zoals Elle en Quote, later vooral voor zichzelf. 'Misschien fotografeer ik omdat ik de eenzaamheid van de mensen die ik portretteer herken', heeft ze eens gezegd. De modellen die ze verkiest - of het nu schuchtere pubers op het strand (de beroemde reeks uit 1992 waarmee ze internationale faam verwierf), jonge moeders of Portugese stierenvechters zijn -, ze lijken allemaal een beetje op haar. Het zijn bescheiden mensen, die zich niet gemakkelijk geven. Vriendelijk maar gereserveerd. Alsof ze een geheim met zich meedragen. 'Een foto mag nooit te anekdotisch zijn', vindt Dijkstra en dus laat ze haar modellen zonder uitzondering tegen een neutrale achtergrond (de zee, een kale witte muur) poseren.

Uit: Paola van de Velde, Kracht van de kwetsbaarheid. in: De Telegraaf 10 april 1998

 


Ze mogen gaan staan zoals ze zelf willen. Lachen ' mag, maar hoeft niet. Alles staat vrij. Het verhaal achter de foto laat ze bewust open, dat is aan de bezoeker om in te vullen. Sommigen zullen zich geschokt afwenden van de zo confronterend getoonde menselijke kwetsbaarheid. Anderen daarentegen zullen de portretten juist aandoenljk vinden en alle details in zich opnemen: de ijdele maar onhandige filmsterrenpose van een Amerikaans meisje, de zwanger-schapsstrepen op de buik van een pas bevallen vrouw, de vegen bloed op het gescheurde jasje van de matador. Wie hen daarna in de ogen kijkt, begrijpt pas werkelijk hun schuwe, felle of innig tevreden blik. De eerste wacht onzeker haar toekomst af. De anderen zijn moe. Zij hebben een strijd gestreden - soms op leven en dood - maar ze hebben het gered. Ze hebben gewonnen.

Rineke Dijkstra portretteerde jongeren op hun finest hour: als ze gaan dansen in de disco. Ze maakte in Groot-Brittannië en Nederland korte video-filmpjes van de jongeren in hun vrolijke uitgaanskleding. Dijkstra nam telkens een of twee discogangers apart, plaatste ze voor haar camera in een ruimte met witte muren en hard licht, en liet ze vrij in wat ze vervolgens deden. De portretten worden getoond op twee grote videoschermen, terwijl uit boxen house bonkt. Een meisje met een aan de zijkanten kaalgeschoren hoofd beweegt haar armen, de vuisten gebald, op het ritme van de beat. Ze staart even in de lens, glimlacht verlegen en bepaalt zich weer tot de muziek. Een ander meisje, een kind nog, steekt een sigaret op en begint ook op de maat van de muziek te wiegen.


Uit Arno Haijtema, De onzekerheid belicht van pubers in de disco. in: de Volkskrant 24 september 199

 

Een derde staart verveeld voor zich uit en neemt nog maar eens een slok bier uit de halveliterfles. Een gabber steekt een sigaret op en kijkt nors en stoer in de lens. En lacht onzeker. Zo gaat het een klein half uurtje door, geen van de jongeren zegt een woord. Tamelijk hardhandig breekt Dijkstra door de facades waarachter jongeren zich gewoonlijk in de anonimiteit en het duister van de disco weten te verschuilen. Ze laat zien hoe ze kunnen opgaan in de muziek, hoe ze zich kleden en hoe ze dansen. Maar in hun eenzaamheid voor de camera onthullen ze ook hun onzekerheid, breekbaarheid, de angst niet serieus te worden genomen. In deze portretten valt het thema 'Constructing Identity' op zijn plaats: Dijkstra maakt de worsteling van pubers op zoek naar hun identiteit op een ook voor de toeschouwer soms ongemakkelijke manier tastbaar.