![]() |
BRONNENBUNDELS |
De marktpositie van Rubens Rubens belichaamde in allerlei opzichten het ideaal van de Renaissancekunstenaar
en kon aan het eind van zijn leven terugzien op een geslaagde carrière.
Bellori legt uit waaraan hij die te danken had. Rest ons nog iets te zeggen over de gewoonten en gaven van deze meester, die zeker meer dan enige andere moderne schilder aan het penseel adeldom heeft verleend. Er stak in hem een ernstige en slimme aard en hij was zo wijs als de besten van zijn tijd. Hij genoot van zijn natuurlijke gaven, van zijn goedheid en van zijn scherpe voorzichtigheid in de omgang met de groten der aarde aan de verschillende hoven. Vandaar dat er geen andere schilder in onze dagen zo hoog in de achting stond vanwege zijn allergrootste inachtneming van het decorum. Bovendien stond hij zijn mannetje in de letteren en in de wetenschappen met veel geleerdheid en welsprekendheid en hij was zeer bedreven in de geschiedenis en in de poëzie. Hij beheerste veel talen; zeer vertrouwd waren hem het Latijn en het Italiaans, waarin hij schreef en zijn aantekeningen over de schilderkunst opschreef. Zulke deugden wekten voor hem niet alleen de achting en de liefde op van zijn gelijken, maar zorgde er ook voor dat de groten zeer welwillend tegenover hem stonden, omdat zij hem in grote en belangrijke zaken handig vonden. Zodat hij op aanraden van markies Ambrogio de Spinola werd gekozen als ambassadeur in Engeland ter wille van de vrede en nadat hij daartoe naar Spanje was afgereisd, werd hem de opdracht voor het gezantschap gegeven, dat voor hem een gelukkige afloop had met de totstandkoming van de vrede. |
Uit: Giovan Pietro
Bellori, Le Vite de' Pittori Scultori e Architetti Moderni. 1672 |
|
Koning Karel van Engeland was zeer tevreden over Rubens komst en daar hij zeer geïnteresseerd was in de schilderkunst, ontving hij hem en behandelde hij hem met ongewone eer in Londen, waar hij ook verbleef om te schilderen en negen schilderijen maakte voor de ontvangsthal van de ambassadeurs, aangebracht in de lambrizering van het plafond, met de daden van koning Jacobus, toen hij vanuit zijn koninkrijk Schotland als overwinnaar Engeland binnentrok. Voordat hij deel uitmaakte van het hof, wilde de koning hem eren en beloonde hem buitengewoon en maakte hem tot zijn ridder. Daartoe nam de koning in het Parlement het zwaard van zijn zijde en gaf dat aan hem en als geschenk gaf hij hem een diamanten ring van zijn eigen vinger en voegde daar nog een honderdtal andere diamanten aan toe ter waarde van 10.000 scudi. Nadat Rubens daarna in Spanje was teruggekeerd tot tevredenheid van het hof, maakte de koning hem kamerheer met de eer van de gouden sleutel. Na de portretten van de koning en de koningin te hebben gemaakt, bracht hij vorstelijk beloond vele rijkdommen mee terug naar Vlaanderen, waarmee hij schitterend leefde, geëerd door de aartshertog en de kardinaal-infant. Aartshertogin Isabella Eugenia maakte hem ook nog tot haar edelman, zoals hij in openbare acten werd betiteld: edele van het huis van de doorluchtige infante. |
||
|
Peter Paul Rubens, Het plafond van Banqueting Hall in Londen | |
Uit. The Letters of Peter Paul
Rubens. Transl. and edited by Ruth Saunders Magurn. Harvard University Press
1955 |
Ondanks zijn faam blijkt Rubens problemen te hebben met zijn graveur. Brief van Rubens aan Pieter van Veen van 30 april 1622 Zeer doorluchtige en vereerde heer, (...) Het doet mij genoegen dat u meer prenten van mij wilt hebben. Jammer genoeg hebben we gedurende een paar jaar bijna niets gemaakt, dankzij de kuren van mijn graveur die zichzelf op non-actief heeft gesteld, zodat ik niet langer zaken met hem kan doen of tot een vergelijk met hem kan komen. Hij houdt staande dat alleen zijn graveertechniek en zijn beroemde naam deze prenten enige waarde geven. Hierop kan ik alleen naar waarheid zeggen dat de tekeningen meer finesse hebben dan de prenten en met meer zorg gemaakt zijn. Ik kan iedereen deze tekeningen laten zien, want ik heb ze nog steeds in mijn bezit. U zou mij een plezier doen als u mij een lijstje stuurt van de prenten die u al heeft, zodat ik kan zien wat ontbreekt; en zo gauw als ik dit weet, zal ik u de rest toesturen. |
|
Rubens' onderhandelingen: schilderijen tegen antiquiteiten Tijdens zijn verblijf in Italië was Rubens begonnen met het verzamelen van antieke beeldhouwwerken; zijn belangrijkste aanwinsten op dit terrein dankte hij aan een transactie met Sir Dudley Carleton. De meeste correspondentie die op deze ruilhandel betrekking had is gelukkig bewaard gebleven, en daaruit komt Rubens naar voren als een eerlijke, betrouwbare maar ook harde zakenman. Bij een andere gelegenheid verklaarde hij: 'Ik ben graag correct in de zaken die ik doe en streef ernaar dat alle partijen zich voldaan voelen.' (...) Rubens' optreden vormt een significante tegenstelling met de normale gang van zaken, waarbij niet de kunstenaar maar de patroon de prijs van het werk placht vast te stellen, en bewijst hoezeer zijn reputatie op de internationale markt reeds toen, rond 1620, gestegen was. Na deze eerste schermutseling schreef Rubens in 1618 een brief aan Carleton, waarin hij informeert naar diens 'unieke collectie van oudheden' en zijn bereidheid om die in te ruilen tegen schilderijen van Rubens. Enkele jaren daarvoor had Carleton als ambassadeur in Venetië gediend en daar voor iemand( ...)de aankoop verzorgd van 'negenentwintig kisten met antieke beelden en koppen, van marmer'. Carleton was met die beelden blijven zitten. |
Uit Christopher White, P.P.Rubens. Alphen a/d Rijn 1987 | |
'Door een ongelukkig toeval eigenaar gemaakt van zulke
curiositeiten', verscheepte hij die naar zijn nieuwe standplaats in 'sGravenhage
waar hij meer kans dacht te hebben ze te verkopen. De transactie tussen
de Vlaamse schilder en de Engelse diplomaat verliep nogal wonderlijk,
aangezien geen van beiden gezien had wat de ander aanbood; op een bepaald
moment stelde Carleton voor dat Rubens naar Den Haag zou komen 'alvorens
wij deze zaak verder afwikkelen, teneinde zoals men dat uitdrukt geen
kat in de zak te kopen'. Van zijn kant stuurde Rubens een lijst van de
schilderijen die hij in voorraad had, met de vermelding welke eigenhandig
en welke deels door medewerkers waren uitgevoerd. (...) Terwijl hij de
goederen eerlijk en accuraat beschreef, voelde Rubens zich blijkbaar niet
verheven boven enige verkooppraat om zijn cliënt over te halen: 'Ik
heb ontdekt dat zich momenteel het puikje van mijn oeuvre hier in huis
bevindt, en met name een aantal schilderijen die ik heb behouden om er
zelf van te genieten.' Carleton diende zijnerzijds mee te delen wat hij
voor de beeldencollectie had betaald: 'Wat dit betreft wil ik volledig
vertrouwen op uw woord als edelman.
|
||
Ik moet tevens aannemen dat u zulke aankopen met verstand en beleid hebt verricht, ofschoon', zo voegt hij er listig aan toe, 'hooggeplaatste personen bij koop of verkoop soms een zeker nadeel kunnen ondervinden, daar velen geneigd zijn de prijs af te stemmen op de rang van de koper een praktijk die ik allerminst goedkeur.' Na beleefde maar niettemin bikkelharde onderhandelingen werd de koop tenslotte bezegeld, waarbij Rubens de volgende eenzijdige voorstelling van de transactie gaf: 'in ruil voor marmeren beelden die één kamer vullen' (om precies te zijn: eenentwintig grote standbeelden, acht beelden van kinderen, vier torso's, zevenenvijftig koppen in diverse afmetingen, zeventien voetstukken, vijf urnen, vier basreliëfs en achttien borstbeelden van Romeinse keizers!) 'ontvangt Uwe Excellentie genoeg schilderijen ,om een heel paleis aan te kleden'. Carleton kreeg in feite zes schilderijen, al waren het wel grote stukken; maar ook hij zag de transactie als 'een goede zaak voor ons beiden, alleen krijg ik nu verwijten te horen van de schilders in dit land, die deze koppen en beelden tot idolen hebben gemaakt'. Enkele maanden later gaf Carleton zijn eigenlijke bedoelingen prijs; ervan uitgaande dat werken van Rubens beter in de markt lagen dan antieke beelden, probeerde hij de schilderijen aan de koning van Denemarken te verkopen. |
|