BRONNENBUNDELS
 


De marktpositie van Rembrandt

Voordat Rembrandt als schilder van bijbelse taferelen faam had verworven, prees Constantijn Huygens hem al uitbundig om zijn creaties in dit genre. Het citaat is ontleend aan een door Huygens geschreven boek over zijn jeugd.

De een van wien ik zeide dat hij de zoon is van een borduurder, heet Joan Lievens, de ander, wiens afkomst ik van de molen heb afgeleid, Rembrandt. Beiden zijn nog baardeloos en, als men op het uiterlijk van hun gestalte of gelaat let, nog eerder opgeschoten jongens dan jongemannen. Het gaat mijn krachten te boven en het strookt ook niet met mijn bedoeling om de schilderstukken en de werkzaamheid van ieder afzonderlijk onder de loupe te nemen. Ik zou wel willen, dat, wat ik van Rubens wenste, ook door hen in de eerste plaats werd ter harte genomen, dat zij namelijk een boekwerk van hun werken, een lijst van hun schilderijen zouden opstellen. Daarin moest ieder, na een bescheiden mededeling omtrent zijn manier van werken, dit laten zien, tot bewondering zowel als tot nut van alle tijden, om welke reden, op grond van welk overleg hij elk onderdeel zo had ineengezet, gerangschikt en uitgewerkt.

Uit: Rudolph Rasch, Een raadsman voor de kunsten. In: Kunstenaars en opdrachtgevers (red. H.Hendrix en J.Stumpel) Amsterdam 1996

Ik voor mij zal het wagen over ieder van hen dit oppervlakkige oordeel te vellen, dat Rembrandt in smaak en levendigheid van gevoel boven Lievens staat, maar deze boven hem in een zekere grootsheid van vinding en van vermetele onderwerpen en figuren. Want terwijl de laatste ook alleen in zijn jong hart streeft naar al wat verheven en prachtig is, schildert hij de vormen, die hij voor zich heeft, levensgroot en bij voorkeur nog groter; de ander, geheel in zijn eigen arbeid opgaand, houdt ervan in een kleiner schilderij te concentreren en in een kort bestek een effect te bereiken, dat men op de kolossale doeken van anderen te vergeefs zou zoeken.( ...) Ik sta verstomd van alles, wat een jongmens, een Nederlander, een molenaar, een baardeloze, aan verschillende aandoeningen in één figuur heeft samengevat en als een geheel heeft uitgedrukt. Bravo, Rembrandt! Het was niet van zoveel betekenis Ilium, of zelfs geheel Azië naar Italië te hebben overgebracht, als dat de hoogste roem van Griekenland en Italië door een Nederlander, die tot nu toe nauwelijks buiten de muren van zijn geboortestad is geweest, in de Nederlanden is overgeplant.

Constantijn Huygens, ons bekend als dichter, amateurmusicus, polyglot, geïnteresseerde in alle vormen van kunst, cultuur en wetenschap van zijn tijd en middelpunt van een uitgebreid netwerk van medegeïnteresseerden in binnen- en buitenland. Huygens' kennis van en belangstelling voor de kunsten moesten aan Frederik Hendrik goed bekend zijn geweest. Tevens kon hij vertrouwen op Huygens' virtuositeit en accuratesse in het onderhouden van briefcontact met personen van velerlei slag. (...) Uit de tweede helft van de jaren '30 is een zevental brieven van Rembrandt aan Huygens bewaard gebleven die betrekking hebben op het uitvoeren van schilderopdrachten door Rembrandt voor het hof van Frederik Hendrik. (...) Deze brieven van Rembrandt aan Huygens gaan vooral over productie en leveringstechnische kwesties: Rembrandt houdt Huygens op de hoogte van de vorderingen, wil weten waar hij de doeken naartoe moet sturen, doet een prijsvoorstel, suggereert een betalingswijze enzovoort. Het genoemde presentje is de voornaamste aanwijzing dat Huygens in het leveringsproces misschien ook nog meer was dan alleen maar secretaris. Uit het presentje mogen we afleiden dat Huygens -tenminste in de ogen van Rembrandt- verantwoordelijk was voor de opdracht om de doeken te schilderen.

Uit. Constantijn Huygens, De jeugd van Constantijn Huygens door hemzelf beschreven. Uit het Latijn vertaald door dr.A.H.Kan Rotterdam/ Antwerpen 1946
Uit: Gary Schwartz, Rembrandt; zijn leven, zijn schilderijen. Maarssen 1984

Rembrandt aan Huygens, de derde brief, 12 januari 1639

Mijn heer
Door de grote lust en toewijding waarmee ik gewerkt heb bij het goed uitvoeren van de twee stukken die Zijne Hoogheid mij heeft laten maken, het een waarop het dode lichaam van Christus in het graf wordt gelegd en het ander waarop Christus uit de dood opstaat en dat tot grote verschriktheid van de wachters, deze bewuste twee stukken zijn door studieuze vlijt nu ook voltooid, zodat ik nu dan ook bereid ben om ze te leveren om Zijne Hoogheid daarmee te vermaken, want het zijn deze twee waarop de meeste en de natuurlijkste emotie (Rembrandts woorden: de naetuereelste beweechgelickheijt) geobserveerd is, hetgeen ook de grootste oorzaak is van het feit dat zij zo lang onder handen geweest zijn. Daarom verzoek ik u of u Zijne Hoogheid daarvan op de hoogte wilt brengen, en of u het prettig vindt wanneer de twee werken eerst bij u thuis besteld worden, zoals de vorige maal is geschied. Hierover zal ik eerst een briefje ten antwoord afwachten. En omdat u in deze zaak voor de tweede maal lastig gevallen bent, zal ik u uit erkentelijkheid een stuk bijvoegen, 10 voet lang en 8 voet hoog, dat het huis van mijn heer waardig zal zijn. En hierbij u allen geluk en voorspoed voor al uw levensdagen wensend, amen.
Uw dienstwillige en toegenegen dienaar Rembrandt den 2den januari dezer 1639

Mijnheer, ik woon op de Binnen Amstel. Het huis is genaamd de Suikerbakkerij.

Rembrandt, Kruisafneming, 1637-39
 

Brief bij een geschenk van Rembrandt aan Huygens (gewoonlijk de vijfde brief genoemd) 27 januari 1639

Mijn heer.
Met buitengewoon genoegen heb ik uw vriendelijke brief van de veertiende dezer gelezen. Ik vind erin uw goede gunst en genegenheid, zodat ik van harte graag aan u verplicht blijf om u te vergelden met dienst en vriendschap. Daarom, omdat ik dat zo graag wil, zend ik u, tegen uw wens, dit bijgaande doek, in de hoop dat u mij in dezen niet zult afwijzen, want het is het eerste aandenken dat ik u schenk. Mijnheer de ontvanger Wtenbogaert is bij mij geweest toen ik bezig was met het pakken van deze twee stukken. Hij moest die nog eerst eens zien. Hij zei dat als het Zijne Hoogheid belieft, hij mij vanuit zijn kantoor de betaling wel wil doen. Daarom zou ik u willen verzoeken om dat wat Zijne Hoogheid mij voor de twee stukken wil toekennen, dat ik dit bedrag hier zo snel mogelijk zou mogen ontvangen, omdat dat mij op dit moment bijzonder goed uit zou komen. Graag verwacht ik, als het u belieft, hierop antwoord en wens u en uw familie allen geluk en zegen, naast mijn groeten, Uw dienstwillige en toegenegen dienaar Rembrandt

In haast, heden 27 januari 1639

Mijn heer hangt dit stuk het beste in sterk licht, en zo dat men er ver vanaf kan staan, zo zal het het beste uitkomen.

Rembrandts etsen

De etsen van Rembrandt bleken al heel snel een geliefd verzamelobject voor vele liefhebbers.

De Engelse schrijver John Evelyn maakte in 1662 melding van de 'onvergelijkelijke Reinbrand (sic) wiens etsen en gravures bijzonder verdienstelijk zijn'. Tijdens zijn leven en tot ruim een eeuw later was Rembrandts internationale roem niet zozeer op zijn schilderijen als wel op zijn prenten gebaseerd. Ze werden over heel Europa verspreid. In tegenstelling tot de grote, uiterst fraai afgewerkte gravures (vaak reproducties van schilderijen) die bedoeld waren om te worden ingelijst en opgehangen, waren Rembrandts prenten meestal klein, sommige zelfs heel klein, en ze werden gewoonlijk in een album bewaard. Ze vroegen om bijna microscopische bestudering, maar waren die aandacht zozeer waard dat ze een steeds groter publiek van verzamelaars aanspraken, die grote waarde hechtten aan de individuele toets van de kunstenaar en aan zeldzaamheid -bijvoorbeeld proefdrukken en vroege staten, waarvan sommige afdrukken uniek waren. Zulke verzamelaars waren vaak kunstenaar, zoals Rembrandt zelf die een opmerkelijke collectie prenten en tekeningen bijeenbracht. Aan tekeningen werd dezelfde waarde gehecht en ook zij werden verzameld vanwege het inzicht in het creatieve proces dat ze boden, aangezien hun spontaniteit vaak verloren ging in de voltooide schilderijen waarvoor ze voorstudies waren. Veel van Rembrandts prenten bezitten een zelfde directheid.


Uit: H.Honour en J.Fleming, Algemene Kunstgeschiedenis. Amsterdam 1996

Rembrandt, Twee staten van de ets De drie kruisen, 1653