BRONNENBUNDELS
 


Atelier '63 als carrièrebepalers

De schrijfster van het volgende artikel probeert na te gaan in hoeverre studenten van de Ateliers '63 een andere behandeling ten deel valt.

Zelden valt jonge kunstenaars, en dan nog wel als groep, zo'n officiële ontvangst in de kunstwereld ten deel als de deelnemers van 'Ateliers': het is bijvoorbeeld geen gewoonte om, laten we zeggen de eindexaminandi van de Rietveldacademie, of de academies inDen Bosch, Rotterdam of Enschede direct in het museum te presenteren. Afstudeerprojecten zijn meestal even ter plaatse te zien en verder moeten de jongelui zelf hun weg maar zien te vinden. Dat ligt niet altijd aan de kwaliteit, zoals ik in Rotterdam bijvoorbeeld aan het werk van Piet Dieleman heb kunnen constateren, dat wat mij betreft zo naar de Biennale had gekund. Twee van de exposanten van de nieuwe lichting van 'Ateliers' hebben inmiddels een tentoonstelling gehad bij de gerenommeerde avantgarde galerie Art en Project, anderen waren op de jongerenbiennale in Parijs.


Uit: Marianne Brouwer, Het alternatieve model van Ateliers '63. in: Museumjournaal 1980/7

Hun werk wordt aangekocht door verzamelaars. De catalogus van de tentoonstelling presenteerde de dertien deelnemers in de omlijsting van een vraaggesprek met de directeur van het Stedelijk en een nawoord van de directeur van het van Abbemuseum. Die voorkeursbehandeling is te danken aan de bijzondere positie die de Ateliers in de academiewereld innemen, dankzij een onderwijssysteem dat noch onderwijs, noch systeem wilde zijn en dat in zijn soort langzamerhand even befaamd is als indertijd hetBauhaus. Er wordt geen les gegeven, een programma is er niet, er wordt alleen, volgens de in de jaren '60 opgekomen, alternatieve term 'begeleid'. 'Iedere andere vorm van ...overdracht van kennis ... betekent in zichzelf altijd een autoritaire relatie tussen docent en student'. (Brochure Ateliers) Het is een vorm van kunstonderwijs die zich richt op persoonlijke ontwikkeling via kritiek en zelfkritiek, gebaseerd op de gedachte dat de integratie van kunst en leven een 'existentiele, geen logische eenheid (is)'. 'Kunst is geen vak. Je wordt geen kunstenaar, je bent het'. Woorden die een echo vinden in de catalogus: 'Verbeelding valt niet te onderwijzen'. (E. de Wilde)

Eens per week komen de begeleiders langs, om met de deelnemers over hun werk te praten. Wanneer die daar, om wat voor reden ook, geen zin in hebben, kunnen ze de toegang tot hun atelier weigeren. Men eist van de deelnemers dat ze minimaal 40 uur per week in hun atelier aan het werk zijn. Een verblijfsperiode van twee jaar is gebruikelijk. Zoals zoveel experimentele workshops in de jaren zestig, ontstond ook Ateliers '63 uit onvrede met de bestaande instellingen. Om te voldoen aan de grote vraag van jongeren om (ook na hun studie) met kunstenaars ter plaatse in hun atelier te mogen werken, richtten Wessel Couzijn, Mari Andriessen en Edgar Fernhout in Haarlem 'Academie'63' op, een instituut waar iedereen die iets voor de kunst voelde naar toe kon komen: amateurs, zondagsschilders of jonge kunstenaars, om met de docent van hun keuze te werken. Het instituut wilde alles zijn, behalve een academie in de traditionele zin. Met de naam veranderde in 1966 ook de aanpak: een twintigtal ateliers verving de oorspronkelijke klaslokalen. Kandidaten werden voortaan uitsluitend op kwaliteit geselecteerd.

Aan de oorspronkelijke opzet is verder weinig veranderd, ook al worden de docenten/begeleiders nu wel bezoldigd en krijgt iedere Nederlander die door Ateliers '63 wordt aangenomen nu automatisch een beurs. Wat vroeger principieel geweigerd werd, 'dat zou de instelling officieel maken en vermoedelijk onderhevig aan allerlei condities, waar we niets mee te maken wilden hebben. Om dezelfde redenen konden we ook geen diploma's of certificaten uitreiken' (R. Fuchs in de catalogus). De deelnemers ontvangen nu wel diploma's en er wordt ze geleerd hoe hun werk te presenteren. Ateliers '63 is langzamerhand een model geworden, zelfs een subsidiemodel, want C.R M. heeft de reorganisatie van de Amsterdamse Rijksacademie naar het voorbeeld van de Ateliers gepland.

Moet de geschiedenis van Ateliers '63 gezien worden als het zoveelste schoolvoorbeeld van de inkapseling van een oorspronkelijke kritische positie dankzij het 'Réveil' of juist de 'Matheid'? Slagen of falen alternatieve modellen wanneer ze officieel worden? De kunstwerken op de tentoonstelling, uitgestald als fraaie bijoux, leken alleen te wachten op de hoffotograaf. (De technische reproduceerbaarheid als voorwaarde voor het moderne kunstwerk). De kritische vernieuwing (de Verbeelding aan de Macht) van de jaren zestig, waarop ook Ateliers '63 zijn bestaan en zijn internationale faam baseert, is nooit iets anders geweest dan de zoveelste successtory van de burgerlijke bevrijdingsmythe. Altijd al heeft de protestcultuur aan de wieg gestaan van het nieuwe, officiële kunstwerk.