![]() |
BRONNENBUNDELS |
Kunstenaarsbiografie: Vasari over Alberti Hieronder volgt de visie op Alberti van Giorgio Vasari. Deze Italiaanse
schilder en architect is het meest bekend geworden door zijn verzameling
kunstenaarsbiografieën die in 1550 voor het eerst verscheen. Het leven van Leon Battista Alberti, Florentijns architect Kunstenaars die van lezen houden, hebben daar veel voordeel van en dit
geldt in het bijzonder voor beeldhouwers, schilders en architecten, die
door veel te lezen vindingrijker worden in hun werk. Hoeveel talent ze
ook hebben, het juiste inzicht komt door de theorie goed te bestuderen.
(...) |
Uit: Giorgio Vasari, Vite etc. 155 | |
Het is dan ook geen verrassing dat de beroemde Alberti bekender is door zijn geschriften dan door de bouwwerken van zijn hand. Alberti werd in 1404 in Genua geboren, waar de voorname Florentijnse familie Alberti om politieke redenen heen was gevlucht. Hij besteedde veel tijd aan het onderzoeken van de wereld en het opmeten en bestuderen van antieke bouwwerken, maar- zijn natuurlijk aanleg volgend - concentreerde hij zich meer op het schrijven dan op de praktijk. Hij was een uitstekend wis-en meetkundige en schreef in het Latijn een tiendelig werk over architectuur: De Re aedificatoria (verbreid in 1452, gedrukt in 1485), dat men tegenwoordig in een vertaling in het Florentijns kan lezen. Over de schilderkunst schreef hij drie, thans in het Toscaans vertaalde, delen: De Pictura. (...) Alberti was niet alleen de belangrijkste theoreticus van de Renaissance architectuur, hij paste zijn ideeën (over de perfecte harmonie van de gevelindeling) ook toe in de door hem ontworpen bouwwerken, zoals de gevels van de Santa Maria Novella en het Palazzo Rucellai in Florence. Op het gebied van de schilderkunst bracht hij niets tot stand dat bijzonder belangrijk of mooi was. |
||
De weinige werken van zijn hand zijn verre van volmaakt, maar dat is niet verwonderlijk want hij was meer geïnteresseerd in studeren dan in tekenen. Maar hij kon wel in zijn tekeningen goed duidelijk maken wat hij bedoelde. In een aantal schetsen van zijn hand zien we de brug van Sant'Angelo in Rome, voorzien van een overkapping die hij ontwierp als een soort loggia om in de zomer bescherming te bieden tegen de zon en in de winter tegen de regen en wind. (...) Leon Battista was een bewonderenswaardige en zeer ontwikkelde man, een vriend van een ieder met talent en open en hoffelijk tegen iedereen. Hij leefde achtenswaardig als de heer die hij was. Hij werd zeer oud en ging tenslotte rustig en tevreden over naar een beter leven, een eervolle naam en reputatie achterlatend. |
||
Leon Battista Alberti, Zelfportret |
|
|
Alberti geeft in zijn De Pictura een theoretisch fundament voor
het maken van schilderijen. Hieronder volgt een fragment waaruit blijkt
aan hoeveel aspecten een goed historiestuk moet voldoen. 1. Wat is compositie? Compositie is in de schilderkunst de opbouw van een kunstwerk waarbij de onderdelen op de juiste manier bij elkaar passen. Het belangrijkste werk van de schilder is een 'historia', (een voorstelling van een verhaal) uit te beelden, omdat deze een grote beroep doet op het intellect. Lichamen zijn een onderdeel van een 'historia', ledematen zijn onderdelen van het lichaam en ledematen bestaan uit vlakken. Het schilderen van vlakken is derhalve belangrijk in de schilderkunst. De goede compositie van vlakken heeft die sierlijkheid in lichamen tot gevolg die wij schoonheid noemen. Een gezicht dat is opgebouwd uit grote en kleine vlakken, die op de ene plek naar voren komen en elders terugwijken (denk bijvoorbeeld aan de gezichten van oude vrouwen), zou er nogal lelijk uitzien. Gezichten waarvan de vlakken vloeiend in elkaar overlopen, zonder harde overgangen in het 'reliëf' - die mogen we met recht mooi en fijnbesneden noemen. (...) |
Uit: Leon Battista Alberti, De Pictura. 1435/6 | |
2. Zie er op toe dat alle delen van het lichaam 'passend'
zijn. Dat zijn ze als ze door hun afmetingen, houding of beweging en door
hun kleur'mooi' genoemd kunnen worden. Als je op een schilderij bij één
en dezelfde figuur een groot hoofd ziet en een kleine borstkast, grote
handen en opgezwollen voeten, en ook nog een opgeblazen lijf, dan zou
dat werkelijk heel lelijk zijn. Je begrijpt: je hebt regels nodig voor
de omvang die lichaamsdelen mogen hebben. Die moeten naar behoren zijn.
Het kan handig zijn om eerst de botten stuk voor stuk als het ware te
isoleren, aan die botten de spieren toe te voegen een daaroverheen vlees
aan te brengen. Iemand zou hier kunnen opmerken dat ik eerder in deze
tekst heb gezegd, dat de schilder alleen met het zichtbare te maken heeft.
Goed opgemerkt! Maar bedenk: we schetsen altijd een persoon eerst naakt,
pas daarna tekenen we de kleding er overheen. Ook tekenen we bij het naakt
eerst de botten en de spieren en die bedekken we vervolgens met vlees,
zodat het begrijpelijk is hoe daaronder de spieren lopen. (...) Iets om
te onthouden: als je een lichaam (hetzij van mens of dier) moet opmeten,
neem dan één onderdeel, waarmee je de maat van de andere
delen kunt vaststellen. De Romeinse architect Vitruvius drukte de lengte
van de mens uit in voeten. Ik vind dat je de rest van het lichaam, qua
lengte, beter met het hoofd kunt vergelijken. Ik heb namelijk bemerkt
dat het hoofd van de mens, gemeten van kin tot bovenkant, precies evenlang
is als de voet. (...)
|
||
3. Let er in elk schilderij goed op dat lichaamsdelen hun functies vervullen: 'levende' figuren moeten tot in het kleinste detail leven en bewegen en doden moeten tot zelfs in hun nagels dood zijn. Draag er als schilder zorg voor dat alles wat levend moet zijn, ook levend en in beweging is en dat deze bewegingen sierlijk en gracieus (en daarom bij voorkeur naar boven gericht) zijn. 4. Ik stel het ook op prijs als onderdelen van een lichaam niet al te zeer van kleur verschillen - het zou immers niet erg kloppen als iemand met een rossig-wit en vriendelijk gezicht lelijke en vuile armen en benen had. Dus: bij het bijeenvoegen van de lichaamsdelen geldt ook datgene wat ik hiervoor aan de orde stelde over afmeting, houding, beweging en kleur. |
|
|
|
5. Het belangrijkste aspect van het kunstschildersvak
is dat de schilder in staat is (menselijke) lichamen bij elkaar te zetten.
In een verhalende voorstelling immers moeten lichamen met elkaar harmoniëren
wat betreft grootte en activiteit. In een schilderij van een Centaurengevecht
na een feestmaal zou het vreemd zijn als er temidden van het tumult een
wijnkruik rechtop staat. Het is bepaald zwak als twee figuren, die beiden
even ver af staan, aanzienlijk in lengte van elkaar verschillen of als
honden even groot lijken als paarden. Of wat ik nogal eens zie, iemand
die zo klein in een ruimte is weergegeven dat hij er ternauwernood kan
zitten. Dat zijn zo de redenen waarom lichamen behoren te harmoniëren,
qua omvang en activiteit, met wat er in het afgebeelde verhaal gebeurt.
|
|
Een 'historia' die lof en bewondering verdient, zal er
zo aangenaam en aantrekkelijk moeten uitzien dat ze de aandacht trekt
van iedereen -geletterd of ongeletterd - die er naar kijkt en hem tot
in zijn ziel zal beroeren. De zaken, waardoor een 'historia' ons bij eerste
aanblik aangenaam treft, zijn overvloed en variatie. Zoals we bij voedsel
en muziek behagen scheppen in 'nieuw' en 'veel' omdat dat verschilt van
'oud' en 'gewoon', zo wordt vergelijkenderwijs de ziel geroerd door overvloed
en door variatie. Daarom houden wij bij schilderijen daar ook van. De
overvloedigste 'historia' zijn die waarin je een mengeling ziet van oud
en jong: meisjes, vrouwen, jongemannen en jongens; pluimvee, honden, vogels,
paarden en schapen; gebouwen en landschappen en zo meer. Een dergelijke
overvloed zal ik in een 'historia' altijd lovenswaardig vinden.
|
|
|
|
(...) Een 'historia' zal de beschouwer tot in zijn ziel raken wanneer iedereen, die erin is afgebeeld, zijn of haar zielenroerselen duidelijk toont. In werkelijkheid is dit ook zo: we huilen mee met hen die huilen, we lachen mee met iemand die lacht en hebben verdriet met hen die verdrietig zijn. Zulke zielenroerselen zijn zichtbaar door beweging en houding van het lichaam. Zorgelijke gedachten, bijvoorbeeld, wegen zo zwaar dat iemand die bedroefd is en wiens kracht en gevoel verdoofd zijn, zich slechts moeizaam en trillerig op de been kan houden. Een zwaarmoedig mens heeft zijn voorhoofd gefronst, hij houdt zijn hoofd gebogen en laat zijn ledematen moedeloos hangen. En wat boosheid betreft - boosheid die de ziel diep raakt - : men krijgt er uitpuilende ogen van en gezicht en ledematen lopen rood aan. Dat kan allemaal aan de woede toegeschreven worden. Vrolijke en gelukkige mensen zijn vrij in hun bewegingen en gedragen zich plezierig.(...) |
|
Ik wil graag nog wat toevoegen over houding en gebaar, zoals ik die in het echt heb waargenomen. Uit wat ik heb gezien, valt op te maken dat we van één en ander een matig gebruik moeten maken. Een voorbeeld: zie hoe de mens, in alle (normale) standen, die hij kan aannemen, zijn hele lichaam gebruikt om zijn hoofd - het zwaarste onderdeel van het menselijk lichaam -te torsen. Als je op één voet staat, staat die voet altijd precies verticaal onder het hoofd, alsof het de basis van een zuil is en als iemand rechtop staat, wijst zijn gezicht dezelfde kant op als zijn voeten. Het is me opgevallen dat bewegingen van het hoofd door een aantal ledematen in evenwicht moeten worden gehouden, zo zwaar is het hoofd. Het is beter een ledemaat, dat ongeveer even zwaar is als het hoofd, in de tegenovergestelde richting van het hoofd te maken, als een soort arm van een weegschaal. Wanneer een uitgestrekte arm een gewicht vasthoudt en de voeten naast elkaar staan - als de naald van een weegschaal -, dan zullen al andere lichaamsonderdelen zich zo voegen dat het geheel in balans is. (...) |
|