BRONNENBUNDELS
 


De Accademia del Disegno in Florence

Vasari heeft een beslissende rol gespeeld bij de totstandkoming van de eerste academie voor de beeldende kunsten. Hieronder wordt beschreven hoe de opleiding van jonge kunstenaars een steeds belangrijker taak werd voor de academies.

Als theoreticus spande Leonardo da Vinci zich vooral in om de schilderkunst te verheffen van puur handwerk tot wetenschap. In zijn geschriften wil hij het principe duidelijk maken dat schilderkunst wetenschap is. Hij prijst de schilderkunst aan als 'kostbaar en uniek' en 'verwant met God', omdat zij de kunst van het 'disegno' is. Zonder 'disegno' heeft geen van de wetenschappen bestaansrecht. Wetenschappen zijn volgens hem alleen de wetenschappen die te werk gaan 'volgens wiskundige bewijzen' en berusten op 'experimenten zonder welke geen zekerheid wordt verkregen'. Het voor de schilderkunst opeisen van een plaats tussen de artes liberales betekent echter wel een afscheiding van het vakmanschap en het welomschreven sociale systeem, waardoor de kunst in de Middeleeuwen tot bloei was gekomen. Leonardo was zich hiervan bewust en verheugde zich daarover. 'Met de verschuldigde klaagzang', schrijft hij, 'treurt de schilderkunst dat zij daaruit verjaagd is door de vrije kunsten'.

Uit: N. Pevsner, Academies of Art Past and Present. New York 1973

Dat de schilderkunst was terechtgekomen tussen de 'arti meccaniche', de technische kunsten, lijkt hem een verfoeilijke misstand en alleen al het woord handwerk toegepast op kunst getuigt van minachting. Een logische consequentie van deze opvatting is zijn weigering om beeldhouwkunst in steen te accepteren als een wetenschap. Deze kunst noemt hij een 'arte meccanicissima', een wel heel technische kunst, omdat 'deze bij de werkman zweet en fysieke vermoeidheid veroorzaakt.' (...) Zijn eerste advies aan beginners, welbewust tegengesteld aan alles wat toen gebruikelijk of voorstelbaar was, luidt als volgt: 'Bestudeer eerst de wetenschap en volg dan pas de praktijk die uit diezelfde wetenschap is voortgekomen. Want zij die dol zijn op de praktijk zonder wetenschap, zijn als de stuurlieden die een schip betreden zonder roer en zonder kompas'. Hij stelt een nieuw en voor die tijd uiterst revolutionair leerplan voor, dat daar logisch uit voortvloeit. Perspectief is het eerste onderwerp dat wordt onderwezen. Hierna krijgt de student theorie en praktijk van de proportieleer en dan leert hij tekenen naar tekeningen van zijn leermeester, naar reliëfs, naar de natuur en tenslotte krijgt hij les in de praktijk van zijn kunst. (...)

De door Leonardo opgestelde theorie lijkt heel duidelijk te pleiten voor een academische opleiding. Want hiermee is de basis gelegd voor alle toekomstige systemen van academische opleidingen tot in de 19de eeuw. Men kan veilig aannemen dat de totstandkoming van de eerste kunstacademie bijna uitsluitend te danken was aan één man: Giorgio Vasari. Op zijn suggestie werd de Accademia del Disegno gesticht door Cosimo de Medici. (...) Als voornaamste doel moet worden beschouwd de oprichting van een leidinggevend genootschap van vooraanstaande Florentijnse kunstenaars onder het speciale beschermheerschap van de groothertog. Dit zuiver representatieve doel moest worden bereikt door algehele veronachtzaming van het oude gilde. Aan een select gezelschap van uitverkoren kunstenaars werd de benaming 'Accademia del Disegno' verleend. Het feit dat de leden van deze Accademia met allerlei verschillende materialen werkten en daarom tot verschillende gilden hadden behoord, werd nu opzij gezet, omdat ze allemaal bezig waren met 'disegno'.

Prent van een 'kunstacademie' anno 1578 naar Stradanus

Deze uitdrukkingsvorm en verheldering van het idee dat in de ziel was geboren', was het allerbelangrijkst. Een tweede oogmerk van de nieuwe academie was echter ook al vanaf het eerste begin een punt van discussie. Dit betrof het onderwijs aan beginners. Aangezien dit de meest essentiële en meestal ook de enige taak van de huidige kunstacademies is geworden, dient zorgvuldig te worden nagegaan hoever Vasari's plannen in dit opzicht reikten. Op 17 maart 1563 deelde hij Michelangelo in een brief mee dat de groothertog de kunstenaars van Florence had verenigd om 'een sapienza voor jongeren op te richten en hen te onderwijzen'. Dit is duidelijk genoeg; vooral het gebruik van het woord 'sapienza', dat in die tijd universiteit betekende, laat zien dat een soort kunstuniversiteit werd overwogen. Een brief van 3 februari 1563, waarin een zekere Borghini de leden van de Accademia in 'hoofden en jongens' verdeelt, leidt tot dezelfde conclusie.
 
 

Bovendien noemt Vasari zelf als doel van de academie dat 'wie geen kennis heeft, lere en dat wie wel kennis heeft, bewogen door eervolle en prijzenswaardige mededinging, beter worde door nog meer te verwerven'. Meer gedetailleerde informatie geven de regels van januari 1563. Daar staat in de artikelen 32 en 33 te lezen: 'Elk jaar zullen drie meesters worden gekozen als visitatori of inspecteurs. Hun taak is om een bepaald aantal uitverkoren jongens te onderwijzen in de kunst van het disegno, of in de academie of in hun eigen ateliers. Ze moeten ook de diverse werkplaatsen afgaan waar jongeren aan het werk zijn en hun aandacht vestigen op fouten die verbeterd moeten worden, voordat de studenten toestemming krijgen om schilderijen, beelden etc. naar buiten te brengen. Zodra een jongeman genoeg is gevorderd, zal de inspecteur hem voordragen als lid van de Compagnia. De stemming moet gebaseerd worden op een tekening die door de kandidaat is voorgelegd.' Dit alles houdt ongetwijfeld de invoering in van onderwijsverplichtingen binnen de academie, maar het betekent geenszins georganiseerd onderwijs of een systeem van klassen. Het idee lijkt meer te wijzen naar een soort vriendelijke, maar wel verplichte consultatie van een paar belangrijke kunstenaars door beginners.

1) kort pauselijk schrijven, vergelijk ons woord brief

De Accademia di San Luca in Rome

Net als in Florence behoorden de kunstenaars in Rome tot verschillende gilden. De bevrijding van de kunstenaar begon hier bij de beeldhouwers en niet bij de schilders, dankzij de overweldigende persoonlijkheid van Michelangelo. (...) De eerste stap voor een kunstacademie is een Breve 1) van paus Gregorius XIII, die vindt dat jonge kunstenaars om economische redenen veel te vroeg en zonder de juiste opleiding grote opdrachten aannemen. De resultaten van deze gang van zaken zijn zo bedroevend dat de paus heeft besloten 'in deze stad één academie van de voorgeschreven kunsten op te richten'. (...)In de Breve staat niet veel over de organisatie en activiteiten van de academie. Een 'congregatie onder het patronaat van San Luca' moest worden opgericht in een kerk van de stad met daarnaast een onderkomen voor buitenlandse kunstenaars die zich nog niet bij een locale meester hadden ingeschreven. In de tweede helft van de 16de eeuw was de reis naar Rome voor kunstenaars uit Noord-Italië en van boven de Alpen bijna verplicht, maar de middeleeuwse traditie van werken onder één meester in plaats van zelf te studeren was nog onaangetast. Van de aanbevolen onderwijsmethoden horen we alleen dat de beste en zeldzaamste voorbeelden van de kunstenaars zelf, waarin Romes superioriteit ligt, een prominente rol moesten spelen. Bedoeld zijn de Oudheid en de Hoog-Renaissance, die door allen die naar Rome kwamen werden bewonderd. Er wordt niets vermeld over een opleiding in de techniek. (...)


 

In november 1593 werd de Accademia di San Luca geopend met een plechtige dienst in de kerk van Santa Martina. De essentiële vernieuwing betreft het onderwijs. Uit de regels van 1593 en 1596 blijkt dat de opleiding het voornaamste doel van de academie is. In 1593 staat er: 'nog een uur zal men besteden aan de praktijk om jongeren te leren tekenen door aan hen de methode en een goede manier van studeren duidelijk te maken en tot dit doel hebben wij reeds 12 'Academici' aangewezen die in het bijzonder zorg zullen dragen en elk een maand de opdracht hebben om op die dagen en op de belangrijkste feesten genoemde jongeren bij te staan'. De regels van 1596 bevatten zelfs nog gedetailleerder instructies. De 'censori', dat is nu de benaming van de 12 bezoekende docenten, moeten beslissen wie tekeningen met de hand zal maken, wie kartons, wie reliëfs, wie hoofden, voeten en handen zal tekenen, wie binnen een week zal gaan tekenen naar de Oudheid, naar gipsen, wie landschappen, uitzichten of gebouwen zal afbeelden, wie dieren en andere dergelijke zaken; wie verder op gezette tijden naakten zal mogen opstellen en ze met gratie en intelligentie zal tekenen, en modellen maken van gips, van was, ze aan zal kleden en ze op een goede manier zal tekenen; wie architectuur en wie vergezichten zal ontwerpen.'
De nadruk die hier wordt gelegd op landschap en onderwerpen met dieren wijst vooruit naar de zeventiende eeuw. Belangrijker nog is de vaststelling dat in hun programma de moderne kunstacademie als opleidingsinstituut in één keer lijkt te zijn bedacht en gerealiseerd, compleet met tekenen naar gipsafgietsels en naar het leven, met professoren, hoewel die benaming pas in de regels van 1607 opduikt, die belast zijn met correctie en met het toekennen van prijzen in de vorm van tekenmaterialen. Van de leden en van de voorzitter zelf wordt gevraagd om aan de academie werken van eigen hand te schenken. Een monopolie om kunstwerken te beoordelen en op waarde te schatten was al in 1595 aan de academie verleend.