BRONNENBUNDELS
 


de eerste kunstacademies in Florence en Rome

De zestiende eeuw wordt wel de eeuw van de academies genoemd. De tijd was rijp voor een echte kunstacademie. De academische stroming was begonnen in de tweede helft van de vijftiende eeuw met de informele bijeenkomsten over allerlei filosofische onderwerpen in de villa van de Medici in Careggi. (...) AI in de eerste helft van de zestiende eeuw begon deze veelzijdigheid af te brokkelen. Ervoor in de plaats kwamen aparte instellingen met een vaak nauw omschreven programma. Historisch gezien is het misschien logisch dat de eerste kunstacademie die die naam waard is, werd opgericht in Florence door niemand minder dan Vasari. Voor deze man van de wereld waren professionele status en academische normen altijd het belangrijkste oogmerk geweest. Vasari wist precies hoe hij in deze zaak te werk moest gaan om er het juiste cachet aan te geven. In 1563 lanceerde hij de Accademia del Disegno onder het gecombineerde beschermheerschap van hertog Cosimo de' Medici en Michelangelo.

Uit: R. en M.Wittkower, Bom under Satum. NewYork 1963

In verschillende opzichten waren de oude gilden gelijk aan onze vakbonden. Net als deze hielden ze een wakend oog over de economische belangen van hun leden en beschermden hen tegen competitie van buitenaf. De nieuwe stichting verwelkomde daarentegen alle kunstenaars, ongeacht hun nationa-liteit, mits zij zich onderscheidden in talent en oordeel. De deuren van de Accademia stonden meer open voor artistieke competentie dan voor collectieve bescherming. Allerlei beroemde kunstenaars 1) meldden zich voor het lidmaatschap. Een plechtig hertogelijk decreet uit 1571 sloot alle leden van de Florentijnse Accademia uit van het lidmaatschap van de gilden. Dit was de scherpe kant aan de wig die officieel tussen kunst en ambacht werd gedreven.
(...) In Rome werd de volgende belangrijke stap gezet met de oprichting van de Accademia di San Luca. Evenals in Florence werden de aspiraties van de Romeinse oprichters niet geheel vervuld; integendeel, van het oorspronke-lijke programma was na een paar jaar nog maar weinig over.

1) zoals Titiaan, Tintoretto en Palladio

Maar net zoals de Italiaanse academies op het gebied van de literatuur, de muziek, de wetenschap etc. andere Europese landen inspireerden tot het stichten van
vergelijkbare instellingen, werd de Accademia di San Luca het prototype van alle Europese kunstacademies. Frankrijk was de eerste met de Académie Royale, die in 1648 werd gesticht. In Duitsland openden tussen 1650 en 1750 vijf academies hun deuren. Engeland was betrekkelijk laat: de Royal Academy dateert van 1768. Nergens verdrong de academie het oude systeem van de opleiding in het atelier helemaal, maar ze verving het wel steeds meer.
Het idee van een filosofische academie was zo populair, dat het zich met de Renaissance over Europa verspreidde. (...) Beeldende kunstenaars namen het begrip over, hoe weinig het ook in zijn oorspronkelijke platonische betekenis op hun activiteiten sloeg. In 1563 richtte Giorgio Vasari een 'Accademia del Disegno'op, met een drieledig doel: om de beste Florentijnse kunstenaars in één representatieve vereniging bij elkaar te brengen, om beginnelingen in de kunst door de raadgevingen van deze meesters verder te helpen en tenslotte als een soort 'Raad van de Kunst' voor de stadsregering van Florence.

afbeelding 1

(bij afbeelding 1) De verschillende typen oefening en studie van het ideale leerprogramma van de Academie' zijn zeer uitvoerig in beeld gebracht in deze gravure. De beginnende leerling moest zich bezighouden met 'het alfabet van de tekenkunst': het tekenen van lichaamsdelen. Na het tekenen van ogen, oren, neuzen en monden uit voorbeel-denboeken volgde het natekenen van gipsen armen en benen. Daarna kon de leerling zich gaan oefenen in de verdere studie: de anatomie, de geometrie en de leer van het perspectief. Ter meerdere kennis van de anatomie werd naar skelet getekend en werd af en toe een anatomische les bijgewoond. Als dit programma was afgerond, volgde het beoefenen van de eigenlijke kunst: de architectuur, hier verbeeld in de jongeman die een architectonisch ontwerp maakt, de beeldhouwkunst, vertegenwoordigd door de twee figuren die in was of klei modelleren en de schilderkunst, aangeduid met de schilderijen aan de muur.


 
De onderwijskant was bedoeld als theoretisch supplement op de training in de werkplaats, niet als een vervanging daarvan. Dit aspect van de eerste kunstacademie was het minst succesvol en werd vrij spoedig gestaakt. (...) Als vereniging doorbrak ze de grenzen van de gilden. Beeldhouwers zaten namelijk samen met de metselaars in één gilde, de schilders samen met de doktoren in een ander. Het is duidelijk dat het bezit van een academie bijdroeg aan de status van de kunstenaars. En ook dat de niet tot academieleden uitverkoren kunstenaars in de gilden de academies waar zij konden bestreden als onbehoorlijke concurrentie. De in 1593 opgerichte Accademia di San Luca in Rome stelde het onderwijs voorop. Twaalf 'censori' zouden bij toerbeurt, elk een maand lang, het praktische onderwijs verzorgen. Dit onderwijs bestond uit het tekenen naar voorbeelden (d.w.z. naar tekeningen of prenten), naar gipsafgietsels en naar levend model. Verder stonden landschap- en dierstudies op het programma en zouden er ook theoretische lessen in de vorm van voordrachten worden gegeven. Het zou nog jaren duren voor dit ambitieuze programma gerealiseerd werd, maar de opzet ervan werkte bij vele later gestichte kunstacademies door. (...)
Eigenlijk heeft het hele academische opleidingssysteem, zoals het in 1593 in Rome werd bedacht, een grote mate van vanzelfsprekendheid. Men ging er van uit dat het belangrijkste voor schilders en beeldhouwers om uit te beelden de mens is en dat het tekenen de grondslag is voor schil-deren en beeldhouwen. Bij het kopiëren van prenten en tekeningen leer je je materiaal kennen, verhoudingen in onderdelen zien, schaduwen zetten. Dan werd je toegelaten tot het natekenen van onderdelen van de mens: handen, voeten, neuzen en oren, naar vergrote gipsafgietsels hiervan. Vervolgens koppen, bustes, torso's en daarna hele figuren, alweer naar het gips. Van het gipstekenen leerde men de weergave van drie dimensies op het platte vlak. En als men dat allemaal onder de knie had, kon men beginnen met het tekenen naar levend model. Wij zijn heden ten dage geneigd om in de exacte weergave van de zichtbare wereld om ons heen op het platte vlak slechts een praktische vaardigheid te zien, zonder veel artistieke betekenis. Maar het is begrijpelijk dat vóór de uitvinding van de fotografie juist deze vaardigheid als de technische basis van de kunst wordt gewaardeerd. In deze techniek, die door de uitvinding van het perspectief nog aan betekenis won, kwam de ambachtelijke herkomst van de kunstenaar naar voren.