![]() |
BRONNENBUNDELS |
Het Bauhaus Het onderricht werd in het Bauhaus steeds gegeven door twee meesters gezamenlijk: een ambachtsman en een kunstenaar. Dit geschiedde totdat er uit de aldus gevormde nieuwe generatie mannen zouden opkomen die in staat waren deze beide taken in één persoon te verenigen. De vorming omvatte twee fasen. De eerste heette de 'Vorkurs', de voorbereidende cursus. Deze bestond uit een aantal oefeningen in vaardigheid met materiaal, vorm en kleur. Door handwerk, artistiek werk en rechtstreeks contact met de natuur maakte de leerling zijn scheppende energie vrij en ontwikkelde hij zijn persoonlijkheid. In de tweede fase vormde hij, door zijn toenemende ervaring als ambachtsman, het beroepsbesef dat van hem een medewerker maakte met verantwoordelijkheidsgevoel voor de gezamenlijke arbeid. Op deze wijze wist Bauhaus het romantische ideaal van de terugkeer naar het ambachtelijke om te zetten in een middel om de kunstenaar te integreren in de werkelijkheid van het arbeidsleven en hem voor te bereiden op gemeenschappelijk werk in de industrie. |
Uit: Claude Schnaidt, Het 8auhaus. Unescokoerier nr 84/1980 | |
Contrastwerking van
verschillende materialen. Vorkurs van Itten |
|
|
Johannes Itten had in zijn kunstschool in Wenen ideeën ontwikkeld om de creatieve kracht van studenten te bevrijden en ze begrip bij te brengen voor de materialen uit de natuur. Iedere nieuwe student komt beladen met een hoeveelheid opgestapelde kennis die hij moet loslaten voordat hij kan komen tot waarneming en kennis die echt van hem zelf zijn. Hij moet het materiaal waarmee hij werkt door en door leren kennen en begrip ontwikkelen voor de verhouding tot andere materialen. (...) Studentenwerk uit de Vorkurs laat zien hoe grondig Itten deze idealen, deze complete anti-these van traditonele opleidingstechnieken, in praktijk wist te brengen. Omdat hij zo stond op directe ervaring en persoonlijke betrokkenheid van de ontwerper op zijn materiaal en op de intensieve bestudering van de eigenschappen van dat materiaal, zou Itten in theorie studenten hebben moeten afleveren die goed toegerust waren om de half-ambachte-lijke technieken, die in die eerste jaren het Bauhaus ter beschikking stonden, verder te ontwikkelen. In de praktijk echter leidde zijn nadruk op een intuïtieve benadering en de ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid door alle tevoren opgedane kennis af te zweren, de studenten af van de reële zaken die Gropius ze probeerde bij te brengen. (...) |
Uit: Gillian Naylor,
The 8auhaus. Londen 1968 |
|
Gropius bleef ervan overtuigd dat hij door het bij elkaar
brengen van kunstenaars en technici de juiste formule had om betere standaarden
te scheppen voor architectuur en design. Hij beperkte Ittens invloed tot
het voorberei-dende jaar waar zijn unieke methode tot positieve resultaten
kon leiden. (...) Gropius leerde zijn studenten dat het eerste waarvoor
de ontwerper verant-woordelijk is, zijn cliënt is. Hij kan niet proberen
nieuwe levenspatronen op te leggen die gebaseerd zijn op revolutionaire
designoplossingen, voordat de maatschappij bereid is die te accepteren.
Deze essentiële gerichtheid op de mens met begrip voor zijn psychische
en fysieke behoeften, is de belang-rijkste bijdrage van het Bauhaus aan
de architectuur en het design van de 20ste eeuw. (...) Gropius probeerde
de collectieve benadering van design en architectuur, dat |
||
Het realistische en praktische programma was erop gericht
de traditionele scheiding tussen kunstenaar, architectuur, ambacht en
industrie op te heffen. Studenten van allerlei leeftijd en nationaliteit
werden uitgenodigd zich voor de opleiding, die volledig onacademisch zou
zijn, in te schrijven. Om de verschillen tussen deze en alle vroegere
kunstopleidingen te benadrukken, werd de beroepsmatige titulatuur afgeschaft
en werden de termen van de middeleeuwse gilden in ere hersteld. Er zouden
geen studenten en geen docenten zijn in de school, maar meesters, gezellen
en leerlingen. Ze zouden samen werken aan gezamenlijke projecten en tegelijk
zou elke student worden aangemoedigd zijn individuele capaciteiten te
ontdekken en te ontwikkelen.(...) Door Klee en Kandinsky tot 'Formmeister'
te benoemen had Gropius zich verzekerd van twee kunstenaars die in hun
theoretische lessen de studenten wilden leren hun ogen en hun hersens
op een geheel nieuwe manier te gebruiken. Ze probeerden beide de basis
van de artistieke scheppingskracht te analyseren en die te relateren aan
alle niveau's van de menselijke ervaring. (...)
|
||
In de volgende fase (toen het Bauhaus van Weimar naar
Dessau verhuisde) werden de idealen en methodes die in Weimar zo moeizaam
waren ontwikkeld door studenten en staf algemeen aanvaard. In plaats van
het tweeledige systeem van de werkplaats met instructie werden de cursussen
uitgebreid en werd de onderwijsmethodiek flexibeler, zodat de staf meer
ruimte kreeg de individuele talenten van de studenten te ontwikkelen.
De Vorkurs werd nu gegeven door Moholy-Nagy en Josef Albers, die elk zes
maanden voor hun rekening namen. Zij concentreerden zich op de verkenning
van vormen, materialen en structuren. Albers was vooral bezig met de basiselementen
bij het ontwerpen die hij 'structuur, fractuur en textuur' noemde. Moholy-Nagy
verkende met zijn studenten het ruimtelijk ontwerpen, wat hij in die tijd
aanduidde als 'de onderlinge verwevenheid van vormen, de ordening van
vormen in bepaalde welomschreven maar onzichtbare ruimtelijke relaties
en vormen die een fluctuerend spel van spanning en krachten uitdrukken.
(...)
|
||
De overgang van driedimensionale beelden naar design kwam
tot stand in Dessau, waar de werkplaatsen veel beter waren uitgerust en
waar veel actievere contacten met de industrie bestonden. Er kwamen technische
en esthetisch doorbraken tot stand, bijvoorbeeld in de schrijnwerkerswerk-plaats
die nu meubelwerkplaats ging heten. Die naamsverandering is veelzeggend,
want Marcel Breuer startte in 1925 zijn onderzoek naar de toepassing van
stalen buizen voor meubilair. Zijn eerste ontwerp op dat gebied werd eind
1925 geïntroduceerd en is nog steeds in productie. Volgens de verhalen
kwam hij op het idee om metaal voor meubels te gebruiken uit bewondering
voor het gebogen stuur van zijn fiets terwijl hij Dessau rondfietste.
Toen hij eenmaal van een fabrikant wat van dit materiaal had losgekregen,
werkte hij samen met een smid aan een hele reeks ontwerpen voor stoelen
en tafels, waarbij hij het staal combineerde met leer, stoffen, glas en
hout. Door dit gebruik van staal bereikte hij de lichte structuur, veerkracht
en anonimiteit, waar hij in hout naar gestreefd had. Terwijl zijn op Rietveld
geïnspireerde houten ontwerpen iets statisch hebben, zijn zijn metalen
meubels strak, licht en bijna transparant en daarmee in overeenstemming
met zijn overtuiging dat meubels 'tekeningen in de ruimte' moeten zijn.
|
|