![]() |
BRONNENBUNDELS |
Warhol en zijn factory Popart-kunstenaars baseerden hun werk op het principe van de collage en de assemblage, als een manier om gebruik te maken van de overvloed aan algemeen beschikbare beelden uit de massamedia. Door de objets trouvés in hun oorspronkelijke vorm te gebruiken, of door ze met de hand te kopiëren of te reproduceren als foto of zeefdruk, vestigden zij juist de aandacht op het feit dat ze bestaande motieven en artefacten recycleden. Hun iconografie ontleenden ze aan de alomtegenwoordige advertenties en billboards, foto's, stripverhalen, tijdschriften en kranten, de film en de televisie. Op deze manier maakten zij democratische, toegankelijke kunst die functioneerde als een spiegel van de cultuur waaruit ze voortkwam. Pas achteraf lijkt de verbluffend simpele strategie van Warhol en zijn geest-verwanten zo vanzelfsprekend, dat hij onvermijdelijk was. (...) |
Uit: Marco Livingstone, Popart, An International Perspective. Royal Academy of Arts London 1991 | |
Andy Warhol, Brillo,
Delmonte en Heinzdozen. 1964 |
|
|
De impact van de ready-made op de conventionele opvattingen over artistieke uitingen en creativiteit werd door de Popkunstenaars met wild enthousiasme opgepakt. Vooral door hun absolute weigering tot het nemen van elke verantwoordelijkheid, noch voor hun voorstellingswereld, noch voor hun werkwijze, krenkten zij de gevoelens van diegenen die waren opgevoed met het idee dat een kunstwerk een subjectieve, puur individuele bijdrage aan de wereld levert.(..) Hun pertinente weigering nog iets nieuws toe te voegen aan het scala van prikkels werd ingegeven door de veronderstelling dat de wereld niet zat te wachten op nog meer bedenksels en dat het zinvoller was het verbijsterende stuwmeer van sensaties te herordenen. Paradoxaal is natuurlijk dat ze hun doel nastreefden door het creëren van nog meer objecten en zodoende dus zelf bij te dragen aan de koortsachtige productie en het consumentisme dat karakteristiek is voor de na-oorlogse industriële samenleving. |
||
De houding van de Amerikaanse popkunstenaars ten opzichte van hun bronnenmateriaal was zo ambivalent dat critici en publiek erin konden lezen wat ze wilden. Warhol, die afwisselend gezien kan worden als een zorgeloze verheerlijker van de consumptiecultuur of als een milde satiricus, en zelfs volgens een van de eerste monografieën over hem als een marxistisch ingestelde criticus, was ook in dit opzicht een uitstekend voorbeeld. Consequent verklaarde hij dat hij geen maatschappelijk commentaar wilde geven: 'Ik schilder slechts de dingen die ik het beste ken: de symbolen van de grove, onpersoonlijke producten en de brutale, materialistische objecten waaruit Amerika bestaat'. Deze opzettelijk neutrale houding lijkt dicht bij de werkelijkheid, al zijn er dertig jaar later nog critici die Popart liever zien als politiek en sociaal correct, of integendeel als een belichaming van al het verderfelijke van de cultuur waar ze uit voortkwam. |
||
In onze tijd dreigt de kunst op te gaan in marketing en
in de media, en het onderscheid met design en consumentenartikelen is
steeds moeilijker te maken. (...) Warhol, geboren in Pittsburgh als zoon
van arme Tsjechische immigranten, begon zijn loopbaan in de jaren vijftig
als reclametekenaar voor bladen als Vogue en Vanity Fair in New York met
kleurige tekeningen van pumps met naaldhakken en van vlinders. (...) Hoogtepunten
zijn de Brillo Boxes uit 1964, exact nageschilderde kartonnen dozen met
Brillo zeepsponsjes en de Kellogg's Cornflakes Boxes, werken die de status
van iconen hebben in de kunst van de tweede helft van de twintigste eeuw.
Met de gezeefdrukte Celebrity-portretten, de series Disasters en Flowers,
de films en videofilms, video-interviews, geluidsinstallaties van The
Velvet Underground, de popgroep waar Warhol mee samenwerkte (...) ontstaat
een duidelijk beeld van het reilen en zeilen van The Factory, zoals Warhol
de twee opeenvolgende studio's noemde die hij vanaf 1963 runde. (...)
Ook al hield Warhol van mode en design, hij was niet uit op perfectie.
Het was hem eerder te doen om het onvolmaakte en lelijke en om cliché-beelden
van schoonheid. Aan de ene kant belijdt hij zijn liefde voor de wereld
die hij laat zien; aan de andere kant spreekt uit de opzettelijke slordigheid
en uit de mechanische herhaling van beelden en woorden een evenzo grote
onverschilligheid jegens die wereld.
|
Uit: Janneke Wesseling, Een werel van geweld, talkshows en reclame in: NRC Handelsblad 18 juni 1999 |