BRONNENBUNDELS
 


De originaliteit van Cobra

De Cobrabeweging behoorde typisch tot die heel enkele jaren vlak na de tweede wereldoorlog waarin de koude oorlog zich nog nauwelijks deed voelen. Cobra verbeeldde en verwoordde in haar spontaniteit en utopische denkbeelden het korte moment dat er nog een naïef optimisme kon bestaan, dat er nog buitensporige en romantische verwachtingen van een nabije toekomst konden worden gekoesterd. Toen in november 1951 Cobra werd beëindigd met het tiende en laatste nummer van haar tijdschrift, was het besef van het bestaan van de koude oorlog al diep en hevig doorgedrongen, en was Cobra al geworden tot een eiland van dromen, tot een kortstondig naïef verleden. Op dat eiland van dromen dat Cobra in feite maar anderhalf jaar lang is geweest, in de jaren 1948 - 1949, werden de simpele speelgoedachtige of volkskunstachtige mythewezens gemaakt, die later in het dramatische verfgeweld verloren zouden gaan. Op dat eiland van dromen werden ook verschillende, door het surrealisme meer als onder-zoeksexperiment of als gezelschapsspel voorgestelde bezigheden werkelijk creatief doorleefd.

Uit: Geurt Imanse (red.), De Nederlandse identiteit in de kunst na 1945. Amsterdam 1984

Niet alleen automatisme werd tot spontaniteit, ook het in anonimiteit, collectief, dat wil zeggen met een of meer partners samen-werken werd in plaats van een intrigerend gezelschapsspelletje - het surrealistische 'Cadavre exquis' 1) -tot een creatieve belevenis. Dit soort samenwerking werd zelfs door sommigen een van de belangrijkste kenmerken of doelstellingen van Cobra geacht. Schilders kwamen met schilders, of met dichters, tot spontaan samenwerken op wanden van huizen, of op één doek of op papier. (...) De essentie van de Cobra-boodschap was dat in ieder mens de behoefte leeft aan creatieve uiting en dat aan die uiting geen beperkingen of regels moeten worden opgelegd. Zelf waren deze kunstenaars ras-individualisten. Hun werkwijze en hun spontane instelling hebben echter wel degelijk iets los gemaakt bij velen. Het waarlijk bevrijdende effect van Cobra werd teweeggebracht door het werk van haar schilders en niet door de woorden van haar theoretici of organisatoren. (...)

1) tekening door 3 of 4 personen gemaakt, waarbij men door het omvouwen van het papier niet ziet wat de vorige tekenaar heeft gemaakt

Door een samenloop van omstandigheden vond de meest spectaculaire gebeurtenis in het korte bestaan van de Cobragroep in Nederland plaats. Dit was de grote Cobratentoonstelling die van 3 tot 28 november 1949 in het Stedelijk Museum te Amsterdam werd gehouden. Dat directeur Willem Sandberg erin toestemde dat Cobra zich binnen de muren van het meest vooraanstaande museum voor moderne kunst in Nederland mocht manifes-teren, was voor de Nederlandse verhoudingen op dat moment op zichzelf al een revolutionaire daad. (...) In de Nederlandse pers brak een storm van verontwaardiging los. De tentoonstelling en het provocerend optreden van de kunstenaars hadden tot gevolg dat men in de pers alle registers opentrok om aan zijn afschuw lucht te geven, waarbij in één moeite door ook met het beleid van Sandberg de vloer werd aangeveegd. 'Waanzin tot kunst verheven', 'Geklad, geklets, geklodder', waren kreten die de koppen sierden van artikelen waarin men ervan getuigde absoluut niets begrepen te hebben van de kunst die hier werd getoond, maar waardoor de tentoonstelling wel grote belangstelling kreeg. In het werk van deze kunstenaars brak een nieuw levensgevoel naar buiten.

Het zich overgeven aan de materie, waarin allerlei toevalligheden als het druipen, vlekken, spatten van de verf de kunstenaar niet hinderen, daaren-tegen nieuwe scheppende handelingen uitlokken, was een nog nauwelijks op een dergelijke schaal naar voren getreden nieuwe opvatting van de creatieve uiting. Het materiaal wordt hier in zijn eigen waarde gelaten en krijgt in feite een actieve rol toegekend in het scheppingsproces. (...) Dat men daarnaast kinderkunst, kunst van primitieven, naïeven en geestesgestoorden aanwees als belangrijke inspiratiebronnen, geschiedde enerzijds omdat men meende daar gebieden aan te treffen waar nog direct werd gewerkt uit een nog niet door opgelegde regels verminkte drang tot expressie. De grootste aantrekkingskracht van deze gebieden lag echter ongetwijfeld hierin dat plotseling bij vele kunstenaars de ogen werden geopend voor de ongehoorde rijkdom aan schitterende vormen en kleuren, lijnpatronen en vlakindelingen die verborgen bleken te liggen in deze door de beschaving tot onvolwaardig gebrandmerkte creatieve uitingen.

Bij (...)de kunstenaars van Cobra ziet men een poging tot regressie, een drang in zichzelf terug te keren naar vroegere ontwikkelingsstadia, op zoek naar de eigen originaliteit. Buitenstaanders die deze bewuste regressie niet onderkenden, konden inderdaad menen met werk van gestoorden te maken te hebben. In dezelfde periode ontstonden zowel bij verschillende galeriehouders en museummensen als onder psychologen vergelijkbare inzichten. Het is opmerkelijk hoeveel exposities van kindertekeningen vlak na 1945 rondreisden en hoe psychiatrische inrichtingen er steeds meer toe kwamen het werk van hun patiënten aan de buitenwereld te tonen. Dit alles had in de loop van de jaren vijftig een totale vernieuwing van het kunstonderwijs tot gevolg, waarbij men aan de spontane creativiteit van de leerling in relatie tot alle mogelijke materiaalexperimenten vrij baan gaf.

Jorn, Appel, Constant, Corneille en Nyholm, Cobramodification. 7949

De 'Cobrataal'

De gemeenschappelijke kenmerken zijn: een directe spontane werkwijze met meestal felle onvermengde kleuren. Deze werden in de naoorlogse jaren -bij de Denen reeds gedurende de oorlog - opgebracht in kleurvlakjes die tot één geheel werden samengebonden door enkel duidelijke of vele warrige lijnen. Bij deze wijze van componeren was het werk van de speelse surrealist Juan Miró een belangrijk voorbeeld. Binnen de composities van kleurvlakjes en lijnen worden fantasiewezens zichtbaar die vaak een tussenvorm schijnen te zijn tussen mens, dier en plant. Men zou deze wezens op kunnen vatten als symbool van het verlangen dat in de Cobrabeweging leefde, dat de mens, net als de dieren en de planten, weer op vanzelfsprekende wijze opgenomen zou zijn in het gebied waar ook zijn oorsprong ligt, de natuur.