![]() |
BRONNENBUNDELS |
Alchymia en Memphis Net als vele van zijn collega-ontwerpers is Ettore Sottsass van origine architect. Hij lijkt de ontwikkelingen die de twintigste eeuw cultureel bepaalden bijna allemaal persoonlijk beleefd te hebben. (...) Rond zijn persoon verzamelden zich in de opstandige jaren zestig de alterna-tieve ontwerpers, de jonge zoekers die in Sottsass hun voorloper herkenden. Zo ontstond in Florence, Milaan, Turijn en Rome de 'Architettura Radicale', ook anti-design'of' contra-design' genoemd. De ontwerpers van deze stroming lieten in zorgeloze, chaotische, soms bizarre happenings hun jeugdige fantasie de vrije loop. Onbekommerd gebruikten ze beelden uit de populaire cultuur, met opzet zondigend tegen de zogenaamde Goede Smaak. Hiermee probeerden ze hun protest tegen de steriele, zakelijke en daarom doodse design-praktijk, die toch alleen maar functioneerde als instrument om (nog) hogere winsten te maken, kracht bij te zetten. Overigens werkten veel radicale ontwerpers overdag zonder problemen in dienst van bestaande design-bureaus. (...) |
Uit: Ghislain Kieft en Peter Kester, Memphis. Den Bosch 1984 | |
Studio Alchimía is het antwoord van een aantal radicale, linkse ontwerpers op de crisis in het design. Ze verzetten zich tegen het functionalisme dat allang niet meer de idealistische stroming was, die goede en voor iedereen betaalbare meubelen wilde maken. Het functionalisme is volgens hen de stijl geworden waarmee de heersende klasse zich ging identificeren en die opgedrongen werd aan de arbeidende klassen. Deze echter begrepen de hun esthetisch-vreemde stroming niet. Omdat het functionalisme niet beantwoordde aan behoeften die in de ogen van Studio Alchimía fundamenteel menselijk zijn (decoratie, sensualiteit en humor), kochten en kopen de onderdrukte klassen gebruiksvoorwerpen die wél versierd en sensueel zijn. De heersende smaak (zogenaamde Goede Smaak) doet deze producten echter af als kitsch. Tegen deze praktijk ageert Studio Alchimía. |
||
|
Alessandro Mendini,
Redesign: Kandinskydressoir. 1978 |
|
Als middeleeuwse alchemisten lijken de ontwerpers scheikundige proeven te nemen, met elementen als massa-cultuur, mode, erotiek, kitsch, geschiedenis, decoratie, politiek en beeldende kunst, in de hoop het 'levenselixer' te vinden. In 1979 maakte Mendini bijvoorbeeld een serie buffetten, waarin hij tegen geldende design-normen zondigde. Hij nam meubelvormen zoals die in het gemiddelde interieur rond 1940 voorkwamen en beplakte die met motieven ontleend aan Kandinsky. Op deze manier lijkt Mendini te willen aanknopen bij de vormentaal van de doorsnee-consument en maakt hij de meubels sensueler door de versiering. Het utiliteitsprincipe (de functie bepaalt de vorm) wordt door de beeldende kunst verzacht terwijl de consument eindelijk lijkt te krijgen waar hij om vraagt. Het zijn vooral experimenten, die de Studio uitvoert, niet zozeer kant-en-klare eindproducten. Tevens proberen de ontwerpers via manifestaties en tentoonstellingen aandacht te vragen voor hun ideeën en stof voor discussie te leveren. |
||
![]() |
Ettore Sottsass, Carlton. 1981 |
|
Uit: Jaap Huisman, Memphis.
in: de Volkskrant 6 december 1989 |
In 1981 verliet Sottsass Alchymia en begon samen met een
aantal vrienden een nieuwe groep: Memphis. De Memphis-ontwerper moest
bereid zijn alle vooringenomenheid te laten varen. Alles, maar dan ook
alles stond ter discussie. De materialen alsook de betekenis. Een boekenkast
is niet zomaar een boekenkast. De 'Carlton' van Sottsass uit 1981 is symbolisch
voor de manier van denken bij de groep. De 'Carlton' steunt op een voetstuk,
is vervolgens opgebouwd uit een soort nachtkastje en waaiert uiteen als
een boom om te eindigen in een cubistische kruin. De boodschap is onmiskenbaar,
deze kast dient niet het boek, maar dient zichzelf. Het is een dominant
meubelstuk dat een totem wil zijn in de kamer. Memphis predikte een creatieve
bandeloosheid, waarin een kast geen kast meer hoefde te zijn en marmer
zich niet hoefde te schamen gecombineerd te worden met kunststof en triplex.
De persoonlijke expressie van de designer ligt er duimendik bovenop. De
meubels dulden elkaar ook moeilijk, narcistisch en egoïstisch als
ze zijn. (...)
|
|
Memphis vonden Sottsass en de zijnen, moest niet alleen lak hebben aan functionaliteit, maar ook aan de industrie die de macht naar zich had toegetrokken. Die industrie hield maar met twee dingen rekening: de behoefte van de consument en rendement. De meubels van Memphis waren dan ook niet bedoeld voor massaproductie. Ze ontsnapten aan de mechanische alledaagsheid van de meeste producten. Toch werd de industrie ook weer niet buiten de deur gezet. De industriële technologie bleek uitstekend samen te gaan met het handwerk; de toepassing van zoiets industrieels als laminaat zou nooit hebben gewerkt als een fabriek zich niet in het neocommerciële avontuur had gestort. Dat laminaat. De Milanese groep haalde het soort formica terug dat in de jaren vijftig voornamelijk gebruikt werd voor keuken- en cafétafeltjes en combineerde dat provocerend met een duur materiaal als wortelhout of marmer. |
|
|
|
Het laminaat beleefde een tweede jeugd: het bleek technisch
mogelijk verschillende prints te maken, bijvoorbeeld nephout en nepmarmer
(er wordt momenteel zelfs gestudeerd op een nep-alumimum), en die met
hoge druk op meubelplaat te lijmen. Het brengt die ongebruikelijke combinaties
tot stand waar het Sottsass om begonnen was. De groep putte voor haar
inspiratiebronnen uit allerlei vaatjes: uit de art-deco, uit de streamline-stijl
van Hollywood, uit het oude Egypte, de jaren vijftig, terwijl het kleurgebruik
en de wilde dessins weer refereren aan de popart van de jaren zestig.
Voor de decoratie ging Nathalie de Pasquier te rade bij Indiaanse en Afrikaanse
motieven. (...) Het is de eerste stroming in de 20ste eeuw die zich onttrekt
aan het begrip toegepaste kunst. Memphis zocht willens en wetens de vaargeul
tussen sculptuur en design.
|