de onveranderlijke
schoonheid van deze schilderijen der natuur waarvan de glazen lens van
de camera een beeld werpt in zijn brandpunt... lieflijke beelden,
scheppingen van het moment en gedoemd om vlug te verdwijnen. (Talbot) |
![]() |
Tussen 1829 en 1833 deden Joseph Nicephore Niepce en Louis Daguerre experimenten met lichtgevoelige materialen. Niepce was lithograaf, hij woonde in midden Frankrijk. Daguerre was een Parijzenaar. In de woonplaats van Daguerre ontmoetten zij elkaar in augustus 1827. Twee jaar later maakten ze de afspraak samen te gaan werken. | |
Nièpce
komt op het idee de camera obscura te combineren met lichtgevoelige
platen; hij gebruikt daarvoor een plaat die bestaat uit een legering
van tin en lood. In de zomer van 1827 –volgens andere bronnen
1826– maakt hij zijn eerste heliogram, een foto van zijn tuin,
vanuit een raam in zijn huis. Ook dit is geen kwestie van
klik-klak-klaar: de belichtingstijd bedraagt acht uur. Omdat de
schaduwen in die tijd van plaats veranderen, is het beeld onduidelijk.
De plaat die hij gebruikt, is bestreken met een vernis op basis van
asfalt. Op de belichte plaatsen verhardt het asfalt en Nièpce wast de
onverharde vernis weg met blanke petroleum en lavendelolie. Het
verkregen beeld is een positief: het lichte deel in de foto is
afkomstig van het asfalt, de donkere delen zijn het metaal. Niepce
overleed in 1833 waarna Daguerre het werk alleen voortzette.
|
|
Hij maakte
gebruik van gepolijste en aan één kant verzilverde koperen platen.
Het zilver werd lichtgevoelig gemaakt door het bloot te stellen aan
jodiumdampen. Daarna werd zo'n plaat in een camera gezet en belicht. Na de belichting werd de plaat ontwikkeld met kwikdampen. Dit is een gevaarlijk werkje want kwikdamp is erg giftig. In ieder geval vormde de kwikdamp met de zilverjodium verbinding amalgaam. Waar de plaat niet werd belicht bleef de zilverjodium verbinding bestaan. Deze werd opgelost in natriumthiosulfaat. Deze laatste stof was de lang gezochte fixeervloeistof. Wat overbleef was amalgaam tegen een achtergrond van koper. Dit was eigenlijk een negatief beeld maar door het glimmende effect van het koper kwam het over als een positief. Hieruit blijkt ook het nadeel van deze techniek want er ontstond een niet reproduceerbaar origineel. Deze vroege foto's worden daguerreotypieën genoemd. |
|
|
Fox Talbot experimenteerde met eenvoudige camera's, die zijn moeder "muizenvallen" noemde. Je ziet hier een replica, gemaakt voor een museum. |
Bijna
gelijktijdig was een Brit bezig het eerste moderne fotografische
systeem te ontwikkelen. Zijn naam was William Henry Fox Talbot.
Zijn werkwijze was als volgt: Hij doorweekte papier met een oplossing van zilvernitraat. Belichtte het papier, ontwikkelde het met een oplossing van kaliumjodide en fixeerde het met dezelfde stof die Daquerre gebruikte. Het aldus ontstane negatief werd op een tweede stuk lichtgevoelig papier gelegd en weer belicht. Het resultaat was een positief. Prettige bijkomstigheid was natuurlijk dat je dit proces kunt herhalen. Nadeel van de methode van Talbot was dat de foto's een beetje wazig werden. Dit werd veroorzaakt door de vezels in het papier.
Talbot noemde zijn foto 's calotypieën. Naar het Griekse woord kalos, wat mooi betekent en typos voor afdruk. De latere naam fotografie is bedacht door een vriend van Talbot. Photos betekent licht en grafos tekening. |
|
|