Uit: Jacobus de Voragine, Legenda Aurea, circa 1260

En eens toen Joachim en zijn verwanten opgingen naar Jeruzalem voor het Inwijdingsfeest, naderde hij met hen tot het altaar om zijn offerte brengen. Een priester zag hem en joeg hem boos weg met het verwijt dat hij het altaar van God durfde naderen. Hij noemde het onbetamelijk dat iemand die volgens de Wet vervloekt was aan de Heer van de Wet een offer zou brengen of dat een kinderloze man, die niet voor aanwas van Gods volk had gezorgd, zou staan tussen mannen die zonen hadden voortgebracht. Hierop was Joachim in verwarring gebracht en schaamde hij zich om naar huis terug te keren en om de minachting van zijn familie, die alles had gehoord, te moeten verdragen. Hij ging daarom weg en verbleef enige tijd bij zijn schaapherders.

Maar toen hij op een dag alleen was, verscheen hem een engel, omgeven door verblindend licht. Hij was bang bij dit visioen maar de engel vroeg hem geen angst te hebben en zei: Ik, de engel des Heren, ben gezonden om u te verkondigen dat uw gebeden worden verhoord en dat uw offeranden zijn opgestegen voor het aangezicht van de Heer. Ik heb uw schaamte gezien en het verwijt van kinderloosheid gehoord dat u onterecht voor de voeten is geworpen. Want God straft niet de natuur maar de zonde; en daarom is het, als hij een schoot gesloten houdt, slechts om die later des te wonderbaarlijker te openen, zodat allen zullen weten dat wat daaruit geboren wordt niet de vrucht van de lust is maar van de goddelijke goedertierenheid.

Droeg niet Sarah, de eerste moeder uit uw geslacht, tot aan haar negentigste jaar de schande der kinderloosheid en baarde zij toen niet Isaak, aan wie de zegening van alle volken werd beloofd? Bleef ook Rachel niet lang kinderloos en kreeg zij toch niet Joseph, die heerser over heel Egypte werd? Wie was sterker dan Simson en heiliger dan Samuel? Toch waren zij zonen van kinderloze moeders. Geloof daarom mijn woorden en deze voorbeelden: zij die na lang wachten werden verwekt en voortkwamen uit onvruchtbare moeders plegen des te bewonderenswaardiger te zijn. Aldus zal uw vrouw Anna u een dochter baren en u zult haar Maria noemen. In overeenstemming met uw gelofte zal zij vanaf haar kindheid de Heer gewijd zijn en zij zal vanaf de moederschoot vervuld zijn van de Heilige Geest. Zij zal niet vertoeven onder het gewone volk maar in de Tempel van de Heer opdat in geen enkel opzicht kwaad van haar zal worden gedacht.

En terwijl zij uit een kinderloze moeder zal worden geboren, zal zijzelf op wonderbaarlijke wijze de Zoon van de Allerhoogste voortbrengen, Wiens naam Jezus zal zijn en door Wie voor alle volken verlosssing zal zijn. En dit zal u een teken zijn: als u bij de Gouden Poort van Jeruzalem zult komen, zal uw vrouw Anna u daar tegemoet komen, die nu verdriet heeft om uw afwezigheid en dan zich zal verheugen om u te zien. En met deze woorden verliet de engel hem.
Onderwijl weende Anna bitter, daar zij niet wist waarheen haar man was gegaan. Toen verscheen dezelfde engel aan haar en openbaarde haar dezelfde dingen die hij aan Joachim had aangekondigd, eraan toevoegend dat zij als teken naar de Gouden Poort van Jerualem moest gaan om haar man bij zijn terugkomst te begroeten. Zo was het dat zij overeenkomstig het bevel van de engel tegenover elkaar kwamen te staan en hun vreugde deelden over het zojuist door hen beiden aanschouwde visioen en over de zekerheid dat zij een nakomeling zouden krijgen. Toen baden zij tot God en gingen op weg naar huis in afwachting van de belofte van de Heer met vreugde in hun hart. En Anna werd zwanger en baarde een meisje en zij noemden haar Maria.