Andrea Palladio: I Quattro Libri Dell' Architettura

Boek II, hoofdstuk II. Over de indeling van de vertrekken en van andere ruimtes

Opdat de huizen gerieflijk zijn en tot het gebruik van de familie dienen, zonder welke gerieflijkheden ze hoogst laakbaar zouden zijn - want zo weinig waren ze in dat geval te prijzen -, dient men veel zorg te besteden niet alleen aan de voornaamste gedeelten, zoals daar zijn loggia's, zalen, binnenhoven, schitterende vertrekken en ruime, lichte en gemakkelijk te belopen trappen, maar ook dat de kleinere en lelijke gedeelten worden ingericht op plaatsen ten dienste van de grotere en waardigere gedeelten.

Want zoals het menselijk lichaam is samengesteld uit een aantal edele en schone delen en daarnaast delen die eerder onaanzienlijk en lelijk zijn, zien wij niettemin dat eerstgenoemde delen laatstgenoemde delen ten zeerste van node hebben en daarzonder niet zouden kunnen bestaan; zo ook dienen in gebouwen sommige aanzienlijke en achtenswaardige gedeelten te bestaan naast sommige minder elegante gedeelten, zonder dewelke die eerste gedeelten evenwel niet vrij zouden kunnen blijven, maar juist hun waardigheid en schoonheid voor een deel zouden verliezen.

Maar zoals de Gezegende Schepper onze lichaamsdelen zodanig heeft geschapen dat de schonere delen zich bevinden op voor het oog toegankelijker plaatsen en de minder fatsoenlijke op heimelijke plaatsen, zo ook zullen wij bij het bouwen de voornaamste en aanzienlijke gedeelten situeren op openlijke plaatsen en de minder schone gedeelten op plaatsen die zoveel mogelijk aan ons oog onttrokken zijn; daar immers zullen alle aanstootgevende zaken worden opgeborgen van het huis, alsmede alles wat een obstakel zou kunnen vormen en de schonere gedeelten ten dele lelijk zou kunnen maken.

Daarom prijs ik aan dat in het laagst gelegen gedeelte van het gebouw, dat ik enigszins onder het aardoppervlak bouw, de kelders, opslagplaatsen voor brandhout, provisiekamers, keukens, dienstvertrekken, poets- en was- ruimtes, ovens en andere soortgelijke vertrekken die voor het dagelijks bestaan onontbeerlijk zijn, ingericht worden; dit levert twee voordelen op: ten eerste dat de hoger gelegen verdiepingen geheel vrij blijven en ten tweede, wat niet minder belangrijk is, dat de genoemde ordening van het bovengedeelte de gezondheid van de bewoners ten goede komt, omdat de vloer zich ver boven de vochtige aarde bevindt; en buitendien wordt, doordat het huis zich verheft, het uiterlijk en het uitzicht ervan schoner en bekoorlijker. [...]

Bron De oorsprong van de moderne architectuur. L Lefaivre, A Tzonis. Uitg. SUN