Een portret van de verf- en schilderijenhandelaar

Père Tanguy

Er was in de 19de eeuw wel een zekere bekendheid met Japan. In Nederland was er de collectie Japanse kunst en etnografica, die was meegebracht door employees van de Oost Indische Compagnie en die al vanaf 1837 in Leiden te zien was. Maar, het waren vooral de wereldtentoonstellingen die de bewondering voor alles wat Japans was deden groeien. Op 1 mei 1862 woonden 30.000 bezoekers de ope­ningsfestiviteiten bij van de ‘International Exhibition of Industry and Art’ in Londen. Met grote belangstelling keek de menigte naar de aankomst van de Japanse ambassadeur en zijn gevolg, die met groot vertoon van oriëntaalse schittering opzien baarde, zelfs tussen de kleurrijke en met goud versierde uniformen van de Europese gezagdragers. De ‘Japanese Court’ op de tentoonstelling trok extra aandacht van bezoekers en pers, omdat de afdeling ‘ongewoon schilderachtig’ was. Kunstenaars als de gebroeders Rossetti en hun vriend James Mc NeilI Whistler deelden dat enthousiasme. Ook op de Parijse wereldtentoonstelling van 1867 maakte de Japanse inzending diepe indruk.
Daarmee begon een ware Japanrage in Parijs. Kunstenaars gingen Japanse objecten en prenten verzamelen. De eerste, die de Japanse houtsneden ontdekte, was waarschijnlijk de graficus Felix Bracquemond, een vriend van de lmpressionisten, die deze prenten in 1856 bij zijn drukker vond. Ze waren gebruikt als pakpapier voor het uit Japan geïmporteerde porselein. Zo kwam ook Vincent van Gogh ze tegen in de haven van Antwerpen in 1885; hij schrijft erover aan zijn broer Theo in Parijs: “Zeker is het dat Antwerpen voor een schilder zeer curieus en mooi is. Mijn werkplaats is nogal dragelijk, vooral omdat ik een Partij Japanse prentjes tegen de muur heb gespeld, die mij erg amuseeren. Ge weet wel van die vrouwenfiguurtjes in tuinen of aan ‘t strand, ruiters, bloemen, knoestige doorntakken...”
Het geschematiseerde perspectief, de subtiele kleuren, in vakken naast elkaar gezet en verbonden door vloeiende, haast kalligrafische lijnen, boeiden de kunstenaars, voor wie zij nieuwe inspiratie voor hun techniek en compositie betekenden. De zogenaamde ‘Japonaiseries’ trokken vooral de Impressionisten aan. In hun schilderijen werden zij vaak gebruikt als decor om de sfeer te bepalen.

 

Van Gogh gebruikt zijn eigen collectie Japanse prenten in een portret van de verf- en schilderijenhandelaar Père Tanguy. Diens winkeltje in Parijs was een trefpunt van kunstenaars als Vincent van Gogh, Emile Bernard, Paul Signac en ook Paul Cézanne, allen moeilijk te verkopen schilders. Van Gogh kon er zijn verf en doek op krediet kopen. Hij schilderde twee portretten van de ruige werkmanskleren gestoken Tanguy, het eerste in de herfst van 1887, het tweede vlak voor zijn vertrek Parijs. De man zit als een Boeddha, rustig, stevig en vierkant voor een achtergrond geheel gevuld met Japanse prenten; links bovenaan op de eerste versie van het portret is een gedeelte van één van Van Goghs eigen schilderijen te zien, een stilleven. Anders dan bij man zijn de prenten niet zorgvuldig weergegeven, om ze duidelijk te laten zien, maar zijn op een schilderachtige manier verwerkt. Voor Van Gogh zijn de houtsneden vooral belangrijk als bron van inspiratie.

Al deze prenten uit zijn eigen bezit schilderde Van Gogh als achtergrond van het portret van Tanguy.

GOTOTEI KUNISADA, Portret van de courtisane Taka-o. ICHIRYUSAI HIROSHIGE, l4de pleisterplaats in de serie: voorstellingen van beroemde gezichten op de 53 pleisterplaatsen langs de Tokaido. VINCENT VAN GOGH, Japonaiserie: Oiran, 1887, Rijksmuseum Vincent van Gogh, Amsterdam.

Daarnaast toont de kleurrijke weergave van de prenten op Tanguys portret zijn warme genegenheid voor de geportretteerde. Rechts onderaan op het tweede portret van Père Tanguy heeft Vincent van Gogh de figuur van een Geisha geschilderd. Dit is een weergave van zijn schilderij ‘Japonaiserie: Oiran’ (= courtisane), het grootste van een drietal kopieën naar Japanse prenten. Dit werk is opgebouwd uit verschillende elementen. Eén ervan de omslag van het tijdschrift ‘Paris illustré’ en wel het speciale nummer ‘Le Japon’ van mei 1886. Het toont Kesai Eisens ‘Oiran’, dat door Van Gogh op in ruitenverdeeld papier overgetrokken werd en daarna vergroot op het doek geschilderd. De decoratieve omlijsting, bamboe en waterplanten, is eveneens geïnspireerd Japanse voorbeelden. De kikker op de voorgrond is te vinden in Yoshimaru’s ‘Een nieuw boek van insecten’.

Samenstelling bronmateriaal ten behoeve van het nieuwe vak ckv-2 uit het profiel C & M voor havo en atheneum en tehatex vwo.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. 

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij niet geven Geraadpleegde literatuur onder andere: Openbaar Kunstbezit 83/3

02/04/2010 CKV-2  tehatex vwo digitale school