De Mezquita van Córdoba

Deze horizontale ruimte, waarvan de onzichtbare begrenzingen de onmetelijkheid nog benadrukken, dit ware bos van zuilen en de onveranderlijke rimpeling van boven elkaar uitrijzende bogen waarvan de tweekleurige welfstenen al naar gelang het binnenvallende licht lijken te beven, door dit alles kan de zuilenmoskee van Córdoba beschouwd worden als een van de oorspronkelijkste scheppingen van de islamitische kunst. Nog nooit werden met zulke simpele middelen als zuilen die bogen van geringe afmetingen ondersteunen, zulke weidse ruimten ontworpen. 

Met de komst van Abd ar-Rahman, die in 755 de macht in Córdoba overnam, werd Spanje een onafhankelijk emiraat. Maar de troon van de laatste nakomeling van de Omajjaden van Damascus werd nog steeds bedreigd: de heerser moest verscheidene couppogingen van zijn geloofsgenoten bloedig smoren en moest bovendien het hoofd bieden aan de plannen van Karel de Grote, die een expeditie naar Zaragoza had ondernomen en Pamplona had verwoest.
In zijn 32-jarige regeerperiode maakte Abd ar-Rahman Córdoba tot zijn hoofdstad. In 785 begon hij met de bouw van de Grote Moskee, die twee eeuwen later, en na verscheidene uitbreidingen, een meesterwerk van de klassieke islamitische architectuur werd. Eerst werd dit vierkante gebouw met zijden van 70 m (en een op- pervlak van ca. 5000 M2) naar islamitische traditie gevormd door een rechthoek in de breedte, met daarvoor een voorportaal, ook in de breedte. De zuilenzaal bevat elf beuken met bogen die haaks op de kibla-muur staan. De ruimte is onderverdeeld in12 traveeën die op110 hergebruikte antieke of West-Gotische zuilen rusten. Net als in Damascus is het hergebruik van zuilen bepalend voor de bouw van de moskee, waarin zuilen en kapitelen van ruďnes uit antieke steden verwerkt werden die tijdens de volksverhuizing verwoest waren. De door massieve pijlers gesteunde gevels aan de kant van de hof bevatten grote raamopeningen die licht in de met hout overdekte gebedszaal laten vallen.

kibla= muur van de moskee, die haaks op de richting van Mekka gericht is

In de regeerperiode van Hisjam I (788-796) en vervolgens die van al-Hakam I (796-822) veranderde er nauwelijk iets aan de moskee van Córdoba. Bij de komst van emir Abd ar-Rahman II (822-852) kwam de eerste uitbreiding tot stand, waarmee het aantal zuilen in de hypostylzaal toenam tot 200. Bij deze operatie, die tussen 832 en 848 plaatsvond, werd de ruimte verdubbeld, de kibla verder naar het zuidoosten opgeschoven en zoals gewoonlijk op de Ka'ba gericht. Maar het aantal beuken van de moskee bleef gelijk.

Zestig jaar later vond een tweede uitbreiding plaats onder Abd ar-Rahman III (912-961), die zich in 929 tot kalief had uitgeroepen. De uitbreiding was weer naar het zuidoosten en langs de hof verrees een vierhoekige minaret van 34 m hoog. Vlak daarna, onder Hakam II (961-976), begon men weer te bouwen. Onder deze kalief kreeg het monument vrijwel het aanzien dat het tot nu nog steeds heeft. De gebedszaal kreeg een langwerpige vorm en is niet langer breder dan lang: hij is nog steeds 70 m breed, maar is nu 115 m lang en telt maar liefst 320 zuilen 

 
Binnen krijgt de Grote Moskee van Córdoba haar originele karakter door de 32 traveeën en de mihrab in de vorm van een achthoekig vertrek dat voor drie koepels met gekruiste gewelfribben staat, die weer omgeven zijn door meerlobbige bogen. Nu moet nog een laatste en aanzienlijke uitbreiding van de gebedszaal genoemd worden, die in 987 plaatsvond, ten tijde van al-Mansoer, grootkadi van sultan al-Hakam II en later almachtig minister van Hisjam II. Het bouwwerk dat tot nu toe altijd in zuidoostelijke richting werd uitgebreid door de kibla te verplaatsen om de symmetrie van het plan te behouden, kreeg toen aan zijn linkerkant (in het noordoosten) acht extra beuken over de hele lengte van de gebedszaal met in totaal 244 zuilen. Voortaan telde de moskee van Córdoba 544 zuilen en 18 pijlers in de gevel van de hof en 44 aan de binnenkant, in totaal 606 dragers. De afmetingen bedragen binnenin 130 bij 115 m, zodat het gebouw weer breder dan lang is en aan de ruimtenormen van de islam voldoet.

mihrab=gebedsnis, meestal versierd, in de kibla van de moskee, die aangeeft in welke richting Mekka ligt.

Een zo grote binnenruimte die de haram vormt, is niet voorstelbaar zonder passende hoogte. Maar de antieke of West-Gotische zuilen die de islamitische architecten uit heel Spanje en tot uit de Provence haalden, zijn niet zo hoog als de zuilen die in de Omajjaden moskee van Damascus werden hergebruikt. Om dit probleem te ondervangen, moest de architect een originele oplossing bedenken: het nieuwe van deze zuilenzaal ligt in het gebruik van twee boven elkaar geplaatste bogen die het vlakke plafond ondersteunen, waarboven in de lengte liggende parallelle zadeldaken geplaatst zijn.

haram=geweide ruimte voor het gebed

Bij deze ingewikkelde draagelementen die op de Romeinse aquaducten  geďnspireerd zijn, is de bovenste boog rond en de onderste licht hoefijzervormig; een bouwkundige oplossing die het geheel een indruk van gewichtloosheid geeft. Zowel de kapitalen als de zuilen zijn doorgaans hergebruikt, behalve bij de uitbreidingen van al-Hakam en vooral van al-Mansoer, waar het vaak kopieën betreft. 

De draagelementen zijn verhoogd met pijlers die de bovenste bogen dragen. De welfstenen van de bogen zijn afwisselend wit en rood, een Byzantijns gebruik dat dit tweebogige systeem optisch buitengewoon licht maakt. Deze afwisseling van lichte en donkere materialen wordt in het Arabisch ablak-versiering genoemd.

De hypostyl zaal

Onderaanzicht van de hypostyl zaal met zijn 600 zuilen. (detail)

In Córdoba toont de Grote Moskee, de grootste islamitische gebedsruimte in het Westen, op magistrale wijze de mogelijkheden van een zuilenzaal. Met zijn ruim 600 zuilen en een groot aantal beuken en traveeën op 1,5 ha is het gebouw door vermenigvuldiging en herhaling een synthese van alle vroegere oplossingen. Bij betreding van de zaal raakte de bezoeker in het halfduister diep onder de indruk van dit warrige net van zuilen en pilaren. Vanuit elke richting openden zich perspectieven die in de duisternis verloren gingen en in het oneindige leken te eindigen. Dit karakter is, ondanks het christelijke gebouw middenin de moskee, tot op heden grotendeels bewaard gebleven.

Deze horizontale ruimte, waarvan de onzichtbare begrenzingen de onmetelijkheid nog benadrukken, dit ware bos van zuilen en de onveranderlijke rimpeling van boven elkaar uitrijzende bogen waarvan de tweekleurige welfstenen al naar gelang het binnenvallende licht lijken te beven, door dit alles kan de zuilenmoskee van Córdoba beschouwd worden als een van de oorspronkelijkste scheppingen van de islamitische kunst. Nog nooit werden met zulke simpele middelen als zuilen die bogen van geringe afmetingen ondersteunen zulke weidse ruimten ontworpen. 

20-03-2010 CKV-1