This is tomorrow

In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog vormde zich langzamerhand een samenleving waarin gemak en luxe voor zoveel mogelijk mensen bereikbaar moeten zijn: het begin van onze welvaartsstaat. In 1956 was op de tentoonstelling “This is tomorrow” de eerste kleine Pop Art collage te zien van Richard Hamilton, waarin hij met plaatjes uit reclamefolders en tijdschriften een fictief toekomstbeeld samenstelde.
David Hockney Roy Lichtenstein
Peter Blake Andy Warhol
Robert Rauschenberg James Rosenquist
Jasper Johns Tom Wesselman
Jim Dine Niki de St. Phalle
Claes Oldenburg Daniel Spoerri
George Segal

Arman

Jean Tinguely Christo

POP ART

 ENGELAND

Richard Hamilton: “Just what is it that makes todays homes so different, so appealing?” 1956

Dit complexe beeld, met een verhalend karakter, is kenmerkend voor de Engelse Pop Art, maar bevat ook alle elementen die in de Amerikaanse Pop Art uitgangspunt waren: populair, consumptief, oppervlakkig en goedkoop.

Hamilton maakte deze collage voor de catalogus van de tentoonstelling "This is tomorrow".  Het woord POP komt erop voor, en de wereld van de popkunstenaar komt tot uitdrukking: de moderne, gecommercialiseerde samenleving. Stripverhalen, televisie, reclameborden en merknamen, het absurd geïdealiseerde echtpaar. De pop art kunstenaar kiest zijn onderwerpen uit het leven van alledag. In het moderne stadsbeeld zijn bijvoorbeeld overal merknamen en afbeeldingen van filmsterren te zien. Dit zijn de symbolen van welvaart. De Pop Art kunstenaars zetten zich niet af tegen deze opkomende welvaart. Ze maken juist gebruik van die clichés uit de consumptiemaatschappij. Daarom is pop art ook populair bij het gewone publiek. Het werk is herkenbaar en ongecompliceerd: geen ingewikkelde theorieën meer.

David Hockney
Na zijn eerste tentoonstelling in 1961 was de Engelsman David Hockney op slag beroemd: hij maakte een reis naar New York, verfde zijn haar blond en hulde zich in een gouden colbert. In zijn werk onderzocht hij 'conventies': de manieren (cliché's) waarop kunstenaars bijvoorbeeld kabbelend water in een zwembad weergeven. Later werk, vaak met een verhalend element in zijn kenmerkende, ogenschijnlijk kinderlijke stijl, heeft het leven van rijke mensen tot onderwerp. Een luilekkerland met palmen, zwembaden en moderne gebouwen met veel glas. Toch vindt Hockney zelf dat hij geen pop art maakte.

David Hockney: portret van een artiest; twee figuren bij een zwembad  1971

 

David Hockney: model met niet afgemaakt zelfportret

 

David Hockney: het gras wordt gesproeid

 

Peter Blake

Peter Blake: zelfportret met badges (met Elvis)

 

Peter Blake: Alice in Wonderland  1970

 

Het werk van Peter Blake is een beetje nostalgisch, vaak in een traditionele schilderstijl, maar hij verwerkt in zijn schilderijen ook badges, scrabble- of plakletters, poëzieplaatjes en speelgoed. Zijn grote bewondering voor popidolen en filmsterren als Elvis Presley en James Dean is goed te zien op de hoes van het Beatles-album Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band:

Peter Blake: hoes voor de beatles-LP "Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band"  1967

Naast de Beatles (in flitsende kostuums) zijn o.a. Marilyn Monroe en Charlie Chaplin in de vrolijke groep figuren te ontdekken. Blake plaatste zijn idolen op een voetstuk, een eerbetoon, zonder de ironische afstandelijkheid van Warhol.

 

Peter Blake: meisje in papaverveld

 

De Engelse Pop Art is schilderachtiger, meer associatief, anekdotisch en ook autobiografischer dan de Amerikaanse Pop Art. Zo schilderde Peter Blake in 1983 een ontmoeting in Amerika met David Hockney:

Peter Blake: have a nice day, mr. Hockney   1983

 

A m e r i k a  

Robert Rauschenberg

Robert Rauschenberg Bed 1955

Rauschenberg's 'combines' houden het midden tussen schilderijen en sculpturen. Hij verklaarde dat hij Bed uit pure noodzaak was gaan schilderen: zijn doek was op en hij had geen geld om nieuw materiaal te kopen. De combinatie van alledaagse voorwerpen, nagellak, tandpasta, verf en een schilderstijl die abstract-expressionistisch aandeed zorgde voor een schandaal in de New-Yorkse kunstwereld. 

Sommigen vonden het een beangstigend werk, omdat men het gevoel had dat het de plek van een moord voorstelde. 

Maar Rauschenberg zelf vond het "een van de vriendelijkste schilderijen die ik ooit gemaakt heb. Ik ben nog steeds bang dat iemand er een keer in zal kruipen".

 

Robert Rauschenberg: Canyon  1959

De Pop Art kunstenaars haalden hun onderwerpen soms letterlijk uit het dagelijks leven, door foto's uit kranten en tijdschriften te scheuren en er een collage van te maken. Er werden zelfs echte voorwerpen, 'ready mades', in het kunstwerk gebruikt. Het combineren van schilderen met collage en concrete voorwerpen noemt men combine painting. Deze term is uitgevonden door Robert Rauschenberg omdat hij die techniek voor het eerst toepaste. 

Het combineren van alleen driedimensionale voorwerpen heet 'assemblage' . Het wordt dan een 'schilderij' van echte voorwerpen.

 

Robert Rauschenberg: straatafval assemblage

Elke morgen ging Rauschenberg een blokje om, op zoek naar bruikbaar afval: hij verzamelde bijna al zijn materiaal op straat.

 

Robert Rauschenberg: Rebus  1955

In zijn combines groepeerde Rauschenberg associatief allerlei beeldmateriaal rond één thema. In Rebus uit 1955 stond bijvoorbeeld het thema 'vliegen' centraal:  foto's van een bij, een libelle, een muskiet, het oog van een vlieg, gecombineerd met de 'winden' uit "de geboorte van Venus" van Botticelli. 

 

Robert Rauschenberg: Odalisk  1958 

Odalisk, de titel van dit werk, is het Turkse woord voor haremslavin: dit onderwerp kom je in de kunstgeschiedenis regelmatig tegen. Steeds een mooie vrouw, meestal naakt, in een bevallige houding op de kussens van een bank. Soms heeft ze een veren waaier in haar hand. Maar hier zie je een aanplakzuil of totempaal; deze kist op de fallische sokkel doet wel wat aan een vrouwenfiguur denken: een torso, krachtig in een kussen geplant, de haan (op) het hoofd. 

De voor- en achterkant van deze assemblage plakte Rauschenberg vol met plaatjes van filmsterren, pin-ups en reproducties van klassieke naakten, die gedeeltelijk onder abstract-expressionistische verfspatten schuil gaan. Rechtsonder is een plaatje te zien van een huilende wolf, zijn kop opgeheven naar het meisje bovenaan. Op de andere kant is een cartoon geplakt van een vrouw die in paniek "help" schreeuwt, foto's van een stierengevecht en gebalde, mannelijke vuisten. Er zijn ook religieuze afbeeldingen aangebracht van engelen, het laatste avondmaal en een knielende man.

Odalisk, een van de 'sluiers' is voor deze foto omhoog gehaald

Voor de twee open zijkanten van de kist hangen halfdoorzichtige, voile 'gordijntjes' die aan een haremsluier doen denken. Je kunt een beetje door de voile heen kijken: boven behang met organische motieven zijn 4 lampen gemonteerd: 2 witte en 2 blauwe, die elke paar seconden aan of  uit gaan. Binnenin ligt een raadselachtige veer. Bovenop staat een opgezette haan: symbool van mannelijke viriliteit. Rauschenberg componeert al die beeldende fragmenten zo, dat het lijkt alsof ze door iets oneigenlijks worden bezield. Odalisk verwijst naar de combinatie van erotiek en geweld, en zet je aan het denken over mannelijke en vrouwelijke rolpatronen in onze cultuur.

Robert Rauschenberg: Monogram

Toen een welgestelde verzamelaar in 1959 aanbood om Monogram voor het Museum of Modern Art te kopen, weigerde het museum de schenking. Maar hoewel veel critici Rauschenberg afdeden als een 'grappenmaker', groeide zijn populariteit bij zowel kunstenaars als het publiek gestaag. In 1964 noemde een Londense krant hem de belangrijkste New-Yorkse kunstenaar sinds Jackson Pollock, en kreeg Rauschenberg op de Biënnale in Venetië de grote prijs voor de schilderkunst. Hij wordt nu gezien als een van de inventiefste en invloedrijkste kunstenaars van de tweede helft van de twintigste eeuw.

Jasper Johns

Jasper Johns: stencil

Johns was een boezemvriend van Rauschenberg; toch gooide hij het als kunstenaar over een andere boeg. Hoewel ze hetzelfde huis en atelier deelden, en in tijden van armoede gezamenlijk als etaleurs voor chique winkels in New York werkten, was er een fundamenteel verschil tussen de uitbundige aanpak van Rauschenberg en de filosofische aanpak van Johns. Maar ze probeerden ook allebei om los te komen van het Abstract Expressionisme.

 

Jasper Johns: vlaggen  1958

Nadat Jasper Johns had gedroomd dat hij de Amerikaanse vlag schilderde, maakte hij van dit nationale symbool een schilderij in encaustiek, een traditionele techniek met was. Dat gaf een zacht oppervlak dat contrasteert met het vlakke, prozaïsche beeld. Johns begon ook met het schilderen van schietschijven, en werken waarin cijfers en letters het uitgangspunt vormden... zijn onderwerp is een gegeven, een soort objet trouvé. Landkaarten, vlaggen, schietschijven, cijfers en letters worden door iedereen onmiddellijk herkend.

 

Jasper Johns: Numbers

Jasper Johns: schietschijf met vier gezichten  1955

 

Jasper Johns: bierblikjes 

Deze blikjes uit 1964 bestaan uit een bronzen afgietsel van twee bierblikjes op een sokkel. Op de blikjes zijn de etiketten zeer zorgvuldig nageschilderd. De banaliteit van de oorspronkelijke objecten krijgt hier een strenge formele nadruk in het bronzen oppervlak, de geschilderde etiketten en de kompositie: de oorspronkelijke identiteit wordt verwisseld met een esthetische identiteit.

Johns' banale, versleten thema's benadrukken dat hij aan een schilderij geen betekenis geeft, behalve wat het publiek erin ziet. Over het bronzen afgietsel van twee bierblikjes gaat het verhaal dat het gemaakt zou zijn nadat Johns zijn galeriehouder had horen beweren alles te kunnen verkopen, zelfs een paar bierblikjes. Het illustreert de wending in het denken over kunst. Het geeft weer hoe de kunsthandel met Pop Art in die jaren evolueerde tot big business. 'Populair' en 'triviaal' waren niet langer scheldwoorden, maar werden de kernpunten van een nieuwe kunstopvatting die de grenzen tussen de kunst en het  leven op wilde heffen  

 

Roy Lichtenstein

Roy Lichtenstein: brushstroke

Het onderwerp van dit schilderij -woeste kwaststreken- illustreert de reactie van de Pop Art op het Abstract Expressionisme. Lichtenstein schilderde ze in stripstijl minutieus na..

 

Roy Lichtenstein: Vicky

Roy Lichtenstein haalde zijn inspiratie uit kranten en tijdschriften: fragmenten uit stripverhalen waarin stereotiepe emoties verbeeld werden. Die kopieerde hij uitvergroot op enorme doeken. Deze blow-ups van Lichtenstein van banale strips met sentimentele, kitscherige onderwerpen zijn ook een echo van de onpersoonlijke cultuur: heldensymboliek en bakvissensentiment in een nauwkeurig gekopieerde onpersoonlijke stijl.

 

je ziet een gerasterde foto, waarvan dit een uitvergroot detail is. (Bekijk ook maar eens een krantenfoto door een vergrootglas.) Lichtenstein schilderde de oorspronkelijke rasterdruk van zijn strips minutieus in olieverf na. Hij maakte van de strenge stilistische beperkingen die hij zichzelf oplegde, zijn handelsmerk

Roy Lichtenstein: meisje met haarband

Roy Lichtenstein zocht zijn motieven dus ook in de consumptiemaatschappij. Zijn kunst is gewoon herkenbaar voor iedereen:  

"Sinds Cézanne is de kunst onrealistisch geworden, uitsluitend op zichzelf betrokken. Maar Pop Art houdt zich bezig met de moderne wereld en accepteert ze zoals ze is." 

Andy Warhol

Andy Warhol beleefde het klassieke Amerikaanse succesverhaal: 'van bedelaar tot miljonair'. Geboren in de sloppenwijken van Pittsburgh, als kind van arme Tsjechische immigranten en begonnen als reclametekenaar, groeide Warhol uit tot een succesvol kunstenaar. Hoewel hij rijk en beroemd werd, cultiveerde Andy Warhol een beeld van zichzelf als non-personality. Als cult-hero droeg hij de onechte en oppervlakkige wereld van filmsterren en andere societyfiguren met zich mee. 

Andy Warhol: Campbells soup

 

Andy Warhol ontwikkelde een volstrekt emotieloze, afstandelijke stijl: blikjes Campbell’s soep, coca-colaflessen en vooral (veel) dollarbiljetten, omdat hij daar het meest van hield. 

Hij trok zich niets aan van alle waarden die tot op dat moment de beeldende kunst haar status hadden gegeven: individualiteit, emotie, eeuwigheidswaarde en uniciteit waren niet aan hem besteed. Andy reproduceerde gewoon cultuurindustriële producten. Kunst werd een consumptieartikel.

Andy Warhol: campbells soup 4x

Andy Warhol haalde zijn afbeeldingen niet letterlijk uit zijn omgeving door ze uit tijdschriften te scheuren en op te plakken, zoals Hamilton en Rauschenberg dat deden, maar hij reproduceerde het onderwerp door het te zeefdrukken. Meestal fotografeerde hij zijn onderwerpen zelf. Hierna kon hij het reclameartikel (of de filmster) door middel van de zeefdruktechniek in grote oplage afdrukken.

 

Warhol maakt in 1964 een grote serie dozen, die exacte kopieën zijn van verpakkingsdozen van Brillo zeep: Brillo Boxes. Het zijn deels kartonnen dozen, deels massief houten blokken, waarop in zeefdruk de originele opdrukken zijn geïmiteerd. Warhol imiteert het massaproductieproces en de reclametaal door het effect van de herhaling van de Brillo-opdruk. Warhol ontkent daarmee elke visie of bedoeling in de dozen. Het een uiting van pure acceptatie van de maatschappij

Warhols 'Box Show', een tentoonstelling in 1964, bestond uit stapels houten kisten die een nabootsing waren van dozen uit de supermarkt, met verschillende merken in zeefdruk op de zijkanten (Brillo, Heinz, Del Monte, Campbells). Het idee, zowel 'dom' als complex, was het meest belangrijk. 

Tot aan Warhol en Duchamp behoorde het tot het wezen van de kunst om niet zozeer een afbeelding van de werkelijkheid te zijn, maar om bij jou en mij een illusie van werkelijkheid op te roepen. Aan deze geschiedenis komt een eind, wanneer werkelijkheid en denken over de werkelijkheid in elkaar opgaan. Zet je bijvoorbeeld een Brillo-doos of een urinoir in het museum, dan maakt het denken (of een theorie over kunst) van de Brillo-doos/urinoir kunst.

Claes Oldenburg bewonderde deze tentoonstelling. Het was volgens hem: 'een heldere manier om iets duidelijk te maken; ik bewonder dat .... er is sprake van vervreemding van de echte dozen; zij worden een object dat niet echt een doos is, en dus vormen zij op een bepaalde manier de illusie van de doos en dat brengt ze binnen het terrein van de kunst.'  

Maar niet iedereen dacht er zo positief over: de eigenaar van een galerie in Toronto moest voor Warhols dozen flink wat omzetbelasting betalen: de werken werden niet als kunst beschouwd. De woedende galeriehouder beschuldigde de regering ervan Canada tot mikpunt van spot te maken in de kunstwereld. Maar de directeur van de National Gallery in Canada, die een certificaat moest afgeven waarmee kunstwerken belastingvrij konden worden ingevoerd, bleef op zijn stuk staan. Volgens deze professor aan de universiteit konden de gereproduceerde kartonnen en blikjes echt niet als beeldhouwwerk worden geclassificeerd. 

Warhols kunst betekent óf niets óf heel veel: je loopt er aan voorbij, of het zet je aan het denken. Maar zijn eigen uitspraken hierover moedigen daar niet toe aan: "Mijn schilderinstinct zegt: Als je er niet over nadenkt, is het goed. Zo gauw je moet gaan beslissen of kiezen, gaat het fout. Ik weet dat mijn denktijd niets waard is. Ik ga er vanuit dat ik alleen word betaald voor mijn doe-tijd".

 

Andy Warhol: Bankbiljet, Dollartekens, Venus, Herman Hesse, Goethe, 

 

      

 

prinses Diana, Ingmar Bergman, Beethoven, Mohammed Ali, Superman, Man Ray en Mickey Mouse

Andy Warhol vond het moderne leven, de consumptiemaatschappij en de wereld van de media met haar sterren aantrekkelijk, en bracht in beeld waar hij zelf het meest van hield: geld, Campbellsoep, kunstenaars, filmsterren... 

 

Andy Warhol: Marilyn Monroe

In Warhols vergrotingen van tot idool gemaakte filmsterren versterkte de zeefdruktechniek het anonieme en clichématige karakter van de voorstelling. De ware Marilyn Monroe met haar werkelijke levensloop, met haar eigen identiteit, hoorde daar niet in thuis. Zoiets paste niet in de schappen van een beeldende instant-supermarkt. 

 

Andy Warhol in the silver factory

Warhol kocht een groot atelier dat hij the Factory noemde. Met behulp van vrienden produceerde hij zeefdrukken in grote oplagen. Elke maand konden er zo'n 100 kunstwerken worden verkocht. Hij begon ook films te maken, die saaiheid als belangrijkste onderwerp leken te hebben: de camera was soms urenlang op een voorwerp of een bepaalde persoon gericht... 

"Ik hou van saaie dingen. Het is prettig om gewoon voor het raam te zitten en naar buiten te kijken... mijn films zijn gewoon een manier om de tijd te vullen"

Na verloop van tijd werd de Factory bewoond door een gezelschap van weggelopen meisjes uit 'keurige' families (waaronder Nico), muzikanten (the Velvet Underground) travestieten, louche figuren en drugsverslaafden. Warhol filmde het gezelschap: "Ik laat de camera net zo lang lopen tot de film opraakt, want op die manier kan ik de mensen betrappen als ze zichzelf zijn".

"Iedereen zou 15 minuten lang beroemd moeten zijn"

 

Andy Warhol: 5 doden 17 maal in zwart en wit 1963

Warhol kopieerde krantenfoto's van verkeersongelukken, vergrootte ze, en drukte ze in veelvoud af. Deze Disaster- zeefdrukken zijn een zinspeling op sensatiezucht en voyeurisme. Door de herhaling en  het snapshotkarakter ontstaat er een koele, ironische afstand tussen de kijker en het onderwerp. Het vestigt de aandacht op onze morele onverschilligheid wanneer we in de krant met dagelijkse calamiteiten worden geconfronteerd. 'Als je een gruwelijk schilderij steeds maar weer opnieuw ziet, heeft het geen enkel effect meer'.

James Rosenquist

James Rosenquist: ingepakte pop

Net als Andy Warhol werkte Rosenquist aanvankelijk in de reclame als billboard schilder. Hetzelfde enorme formaat gebruikte hij later voor zijn schilderijen. Ook nam hij vrijwel klakkeloos beelden uit de reclame-industrie over. Hij 'verknipte' deze beeldfragmenten tot nieuwe composities in enorme environmental paintings.

 

Tom Wesselman

Tom Wesselman: great american nude  1962

Het oeuvre van Tom Wesselmann bestaat eigenlijk uit één grote serie: Great American Nude. Hij brengt in beeld hoe in reclame, maar ook in pornografie, het “kunsthistorische” naakt uit de klassieke schilderkunst gebruikt wordt. Daarin worden Titiaan, Giorgione, maar ook Matisse, geschikt gemaakt voor de genotindustrie. Zijn figuren liggen, net als op pornofoto's, in clichématige interieurs. Soms worden de vrouwen in stillevens geplaatst met afbeeldingen van voorwerpen die bepaalde associaties oproepen: sigaretten of flessen en vazen als fallische symbolen, gecombineerd met fruit als vruchtbaarheidssymbool.

 

Tom Wesselman: nude 1968

Hoewel Wesselmann kunst als uitgangspunt nam en niet zoals andere Pop Art kunstenaars uitging van beelden uit de media, waren zijn schilderijen het brutaalst, en aanstootgevend. 

 

Tom Wesselman: great american nude  1964

 

Tom Wesselman: great american nude

Wesselman werkt sterk met overlapping en 'plans'. Het één wordt voor het ander gemonteerd, zoals bij de coulissen van een toneelvoorstelling. Deze ruimtelijke scheiding, samen met de variatie in schaal (een sinaasappel op de voorgrond kan net zo groot zijn als een menselijke figuur op de achtergrond) geeft ieder element in het geheel een eigen identiteit. 

 

Tom Wesselman: badkamer no 3 1963  Museum Ludwig Keulen

 

Tom Wesselman: Badkamer 1963  detail

Zijn latere werken worden levensgrote decors met betegelde wanden, telefoons, spelende radio’s en ventilatoren. Beschilderd doek wordt gecombineerd met echte badkameraccessoires: een houten deur met een handdoekenrekje, een lichtknop, een wasmand, een badmat... Het douchegordijn doet denken aan een toneelgordijn dat aan de kant wordt geschoven om de scène op het toneel te laten zien aan het publiek. Het werk is een geschilderde 'vertaling' van een vrouw die in de douche staat en zich afdroogt. De figuur belichaamt het slanke, vrouwelijke prototype waar in reclameadvertenties de voorkeur aan wordt gegeven. In dit kunstwerk wordt ze gepresenteerd als een anoniem persoon met de nadruk op seksuele details. Omdat de vrouw geen gezicht heeft kan ze niet worden gezien als een portret. Het emotieloze karakter van de persoon correspondeert met de cleane, steriele sfeer van de badkamer. 

Het werk is een levensgrote assemblage. Het lijkt zelfs op een environment, maar Tom Wesselman zegt hierover: "Het is niet de bedoeling dat men over mijn vloerkleedjes loopt". Afstand houden is belangrijk.

Jim Dine

Het werk van Jim Dine is wat persoonlijker; hij schildert werken met titels als: ‘mijn atelier’ of: ‘mijn ervaringen als schilder’. Zelf zegt hij: “pop-art houdt zich bezig met de buitenkant, ik met de binnenkant”.

Jim Dine: de kardinaal 1976

Met assemblages en schilderijen van badjassen die in advertenties te koop werden aangeboden, verwees Jim Dine naar het begrip identiteit: kleren maken de man. 

 

Jim Dine: Met Nancy in Itaca 1969 stro

 

Beeldhouwkunst

Claes Oldenburg

Claes Oldenburg: gebaksetalage  1969

Claes Oldenburg wilde kunst maken "die niet op haar kont zit in het museum, maar aansluit bij de rotzooi van alle dag." Zijn onderwerpen zijn: kitsch, fastfood en alledaags gebruiksgoed.

Oldenburg maakt driedimensionale voorwerpen. Toch is het moeilijk hem een beeldhouwer te noemen, misschien omdat zijn werk altijd gepolychromeerd is, in een tijd waarin het niet de gewoonte is beeldhouwwerk te beschilderen. Zijn werk heeft iets weg van dat van Segal, die ook door hem gemaakte objecten vaak met kant-en-klare voorwerpen combineert: eten op een blad of in een oven, of kleren op een stoel. Maar in tegenstelling tot Segals figuren zijn Oldenburgs voorwerpen enorm vergroot. De meeste voorwerpen uit zijn begintijd bestaan uit eten. Hij maakt ze van gips en bedekt ze met een heldere verf. Zijn stijl is eigenlijk expressionistisch en de stukken zijn grof bewerkt, veel groter dan ze in werkelijkheid zijn: overdreven in afmeting en in kleur. Ze laten je het water in de mond lopen. Deze aanvechting is zo groot dat het onbehaaglijkheid oproept en vragen opwerpt over het verband tussen onze ingewanden en de aard van onze esthetische ervaring 

Claes Oldenburg: Soft toilet  1966

 

Claes Oldenburg: stempel 'FREE"  1991

 

Claes Oldenburg: schroef  Museum Boymans van Beuningen

 

George Segal

George Segal (1924-2000) plaatste levensgrote gipsfiguren in een omgeving van werkelijke voorwerpen: details van de normale wereld zoals tafels, banken, een kraampje, een gokautomaat, of een werkende Coca-cola automaat. Het realisme van deze voorwerpen schept een vervreemdende sfeer rond de figuren die, helemaal wit en nauwkeurig geplaatst, contrasteren met hun omgeving. De menselijke figuren zijn meestal neergezet in een houding die typisch is voor de gekozen ambiance. Het werk van Segal gaat soms over existentiële vragen en trauma's, maar laat ook situaties zien die je zelf misschien vaak meemaakt.

George Segal: koffiebar  assemblage

 

George Segal: paar onder de trap  1964

Segals figuren zijn gemaakt van gipsen afdrukken van echte mensen. Stukje bij beetje pakte hij het lichaam van zijn model in met vochtig gipsverband. Wanneer de uitgeharde gipsafdruk verwijderd was, voegde hij de verschillende onderdelen weer samen en bewerkte de buitenkant, waarbij hij de oppervlakte kon modelleren en verbeteringen aan kon brengen. 

 

  Segal aan het werk

Segal: busreizigers

Amerikaanse Pop Art laat ons producten en verworvenheden uit het vertrouwde, moderne leven zien, maar als je er wat langer naar kijkt krijg je wel het gevoel dat er in die wereld geen gewone mensen meer bestaan. In het werk van Segal lijkt de culturele vooruitgang onderweg ongemerkt slachtoffers te hebben gemaakt..

Het gips van Segals figuren maakt ze tot een soort geestverschijningen, gestolde, witte acteurs, stil gezet in onze concrete, echte wereld-van-alledag. Onder een TL-lamp drinkt een man koffie aan een bar, een vrouw draait zich af. Een man en een vrouw staan stilletjes in een omarming onderaan de trap, maar kunnen ze wel troost bij elkaar vinden? Busreizigers staren voor zich uit; door het witte gips lijkt de wereld nog donkerder. Iedereen lijkt in zijn eigen gedachten verzonken. En om het werk goed te kunnen zien moet je naast ze gaan staan, word je zelf ook deel van die wereld.

 

George Segal: Woman against black window  1990

Met gipsverband worden normaliter breuken geheeld. Gewonde mensen kunnen erdoor genezen. Misschien is het ook door deze materiaalkeuze van Segal dat je het gevoel hebt dat al zijn mensen ernstig gewond zijn, in 'zichzelf' zitten opgesloten, de situatie waarin zij zich bevinden lijdzaam verdragen.  

 

F r a n k r i j k

Nouveau Realisme

Parallel met de Pop Art zochten de Nouveaux Realisten hun inspiratie in de producten en beeldmiddelen van de moderne maatschappij. In de werkelijkheid zelf vonden ze alledaagse gebruiksartikelen als uitgangspunt voor hun kunst, die ze voornamelijk in driedimensionale objecten verwerkten. De gekozen middelen werden meestal destructief toegepast door aftakeling of gedeeltelijk vernietigen. 

Pop Art was een directe uiting van de Westerse consumptiemaatschappij, en 'esthetiseerde' het ideaalbeeld. Aangegeven door de massamedia pasten ze daar ook hun stijl bij aan... maar bij de Franse Nouveaux Realisten lag dat toch een beetje anders. Zij richtten zich juist op de vormentaal en schoonheid van afvalproducten. Ze verdoezelden die niet met een gladde afwerking: oude, aangetaste  materialen  weerspiegelden het maatschappelijk verbruik. Daardoor zijn hun werken moeilijker te begrijpen. 

Jean Tinguely

Jean Tinguely: Fata Morgana

Al in zijn kindertijd experimenteerde Tinguely met allerlei fantasieapparaten. Van het door de consumptiemaatschappij uitgebraakte afvalmateriaal construeerde hij anarchistische antimachines. 

 

Jean Tinguely bij zijn machine die de ballen weer uitwerpt die je in de trechter gooit. 1968

 

Kinetische kunst, die ook werkelijk beweegt, tekent, zich verplaatst, ballen uitspuugt of zichzelf vernietigt: 

Jean Tinguely: hommage a New York 1960

De beweging of actie ontstond soms door een mechaniek in het kunstwerk, of doordat de toeschouwer het werk in beweging zette.

Tinguely presenteerde ook een 'Métamatic', een met oud ijzer in elkaar geknutselde machine, die bij inschakeling van de motor een warrige tekening produceerde. Deze 'Métamatic' is een parodie op de abstract expressionisten.

Niki de St. Phalle

Niki de Saint Phalle begon haar carrière als model voor glossy tijdschriften als Vogue, Elle en Life. In haar latere sculpturen bracht ze op een kleurige, speelse manier een eigen visie op vrouwelijke kwaliteiten in beeld. De veelkleurige, mollige vrouwenfiguren die haar wereldberoemd maakten noemde ze Nana's: het zijn vruchtbaarheidsgodinnen, die later de functie van beschermengeltje kregen. 

Niki de St. Phalle: slangenvrouw

 

Niki de St. Phalle: slangenboom

Aan de ingang van het 'Moderna Museet' in Stockholm installeerde Niki de St. Phalle een monumentale sculptuur: een liggende 'Nana' van 28 meter lang, 9 meter breed en 6 meter hoog. Dagelijks betraden duizenden nieuwsgierige bezoekers het kunstwerk via de vagina van deze gigantische 'Hon'. Binnen waren een bioscoop en een bar; en overal stonden bewegende sculpturen en machines van haar vriend Jean Tinguely. 

Na bezoeken aan Gaudi's Parc Guell en het Palais Ideal van Ferdinand Cheval kreeg ze het plan voor een tuin, waarin kunst en natuur een geheel vormen. Als uitgangspunt koos ze symbolische figuren uit de Tarot. Op een terrein in Garavicchio (Toscane) kon Niki de St. Phalle het project realiseren: ze heeft er twintig jaar aan gewerkt. Een aantal van de reusachtige sculpturen in de tuin zijn bewoonbaar. In 1998 werd "Le Jardin des Tarots geopend.  

 

 

de Tarottuin in aanbouw

Daniel Spoerri       

Daniel Spoerri: vlinders

"....Tableau-piège: Ik maak toevallig gevonden voorwerpen vast zoals ik ze aantref (piège = strik). Ik probeer situaties, die door het toeval tot stand zijn gekomen, te vangen.. ik zal je vertellen waarom. Ik moet duidelijk maken dat ik niet veel geef om de individuele schepping. Kunst interesseert me alleen voor zover het een optische les inhoudt, en ik maak me er echt niet druk om of dat nu een individuele schepping is of niet. Ik geloof dat de toeschouwer meer recht heeft op een individuele reactie dan de kunstenaar. In mijn werk is de optische les dat de aandacht wordt gevestigd op situaties van ons dagelijks leven, die bijna nooit worden opgemerkt.
Met andere woorden: de expressieve bijzonderheid en de juistheid in de vorm van het toeval op elk willekeurig ogenblik.

Daniel Spoerri: tableau piege, eternal lunch 1994 brons

Hier zijn de resten van een maaltijd bijvoorbeeld op dezelfde tafel vastgemaakt als die waaraan de maaltijd is genoten, en deze tafel is aan de muur bevestigd...
Het toeval: ik ben slechts zijn ijdele en nederige dienaar. IJdel omdat ik zijn voorstellen waarvoor ik zelf niet verantwoordelijk ben, met mijn naam signeer; en nederig omdat ik mij ermee tevreden stel slechts zijn besturing te zijn.... 

 

Daniel Spoerri: tafel uit een restaurant 1965 Stedelijk Museum, Amsterdam

....en trouwens... wat is kunst eigenlijk? Misschien wel een manier van leven, een mogelijkheid om te leven." 

 

Arman

Arman: gemartelde viool 1969 

verbrande en verbrijzelde viool op paneel in polyester 

Arman maakte een reeks kunstwerken van kapot gesmeten of verzaagde objecten als typemachines, wekkers, of violen. Hij gaf het toeval ook vrij spel in een andere vorm van aantasting: verbranding. 

 

Arman: virtuosite 1961 verzaagde viool op paneel

Iets zorgvuldiger bewerkt zijn de Coupes, waarbij Arman verzaagde objecten hergroepeerde, met als gevolg dat de formele aspecten nadruk krijgen. Je moet even goed kijken voordat je de onderdelen herkent: in gedachten reconstrueer je dan de vorm en zoek je de relatie met zijn oorspronkelijke functie. Arman gaf dit werk vaak een poëtische titel, iets om over na te denken. ("Virtuositeit": de hoogste vaardigheid in een vorm van kunst) Van ons wordt ook enige creativiteit verwacht.

 

Arman: paradox du temps 1960

Een vroege accumulatie is Paradoxe du Temps; die bestaat uit een platte kast vol oude wekkers. De kast is letterlijk opgevuld; Arman heeft zoveel mogelijk wekkers, met de wijzerplaat boven, ingepast. Zo ontstond een ritmische compositie, waarbij de wekkers los zijn gemaakt van hun functie. Alle wijzerplaten geven een andere tijd aan, wat een vervreemdende werking heeft.

 

Arman: accumulatie van kannen 1961

Ook deze kannen vervreemdde hij van hun gebruiksfunctie. Het ging Arman om de esthetiek van toevallig ontstane structuren. 

De toepassing van 'dagelijkse' objecten weerspiegelt een gerichtheid op de leef­omgeving: de werkelijkheid wordt als direct vormmiddel gebruikt. De Nouveaux Realisten zagen de wereld als een tafereel. Het werk vraagt een actieve instelling van de toeschouwer: er wordt van ons een actieve verbeeldingskracht en denkkracht verwacht.   

Arman: accumulatie Renault 1967

Rond 1963 (hij had toen wat geld verdiend aan zijn kunst) ging Arman behalve oude, verbruikte spullen ook nieuw materiaal gebruiken, meestal onderdelen van industriële serieproducten die hij in plexiglas of polyester verwerkte. Hij ordende deze in een strenge regelmaat.

 

Arman: Poubelle 1 (prullenbak) 1960 

Als Arman afval in een doorzichtige kast tentoonstelt en dit tot kunstwerk verklaart, lijkt hij alle waarden die aan kunst worden toegekend te willen ontkennen. Houdt hij ons voor de gek? Maar met dit werk wil hij ons laten nadenken: afval is van zijn dagelijkse functie ontheven, opgehoopt materiaal. Door het afval onveranderd over te nemen in een plexiglazen kast maakt hij er een inhoudelijk aandachtspunt van:  het lijken wel toevallige vormen, maar welke rol heeft het materiaal heeft gespeeld voor degene die het weggooide? Arman wilde ons meeslepen in zijn fascinatie voor de identiteit en individualiteit die elk voorwerp heeft. Hij daagt je uit om zelf je fantasie te gebruiken.

Bij deze Poubelle is een kast van helder plexiglas bijna geheel gevuld met afvalmateriaal, waaronder melkflesdoppen, sigarettendoosjes, haar, een medicijndoosje, een brok stokbrood, stukken steen, schuimrubber, een lampje, plantenbladeren, resten golfkarton, zilverpapier, touw, stro, glas, een entreekaartje, de inhoud van een stofzuigerzak.... Er heeft geen kwalitatieve selectie plaatsgevonden, het is niet geordend: de rommel is gewoon in een bak gegooid. Dat dit als kunst werd gepresenteerd was voor veel mensen een onaanvaardbare provocatie. Een tentoonstelling van Arman in 1965 veroorzaakte dan ook een enorme rel.

De 'poubelles' staan haaks op het verwachtingspatroon van een museumbezoeker, en vormen een typerend voorbeeld van het autonome karakter van moderne kunst. Twintigste-eeuwse kunstwerken concentreren zich op aspecten die alleen met kunst zelf te maken hebben (L'art pour l'art). 

Arman transformeerde waardeloos materiaal tot een kunstwerk, alleen door een verandering van context

Arman: robot-portrait d'eliane 1961 poubelle

Soms benadrukte Arman individualiteit door de herkomst van het afval aan te geven. Allerlei voorwerpen, die hij veelzeggend vond voor een bepaald persoon, verzamelde hij in een doorzichtige kast en maakte zo een portret van de betrokkene. In een portret van zijn vrouw Eliane zijn handschoenen, een blonde haarlok, een papiertje met astrologische aantekeningen, een bandrecordertape, een fotootje van hemzelf, een tekstboek van Wagner's Parcifal en wit ondergoed verzameld, die een indruk geven van Eliane’s uiterlijk, gewoonten en liefhebberijen.

 

Christo

Ook Christo begon in de jaren '60 met het inpakken van objecten, maar hij wilde daarmee geen sfeer van geheimzinnigheid of taboe opwekken. Door het inpakken wees hij op de betekenis en vorm van die delen van de realiteit die hij bedekte. In 1958 verpakte hij eerst 'gewone' voorwerpen: flessen, blikken, meubels, en geheimzinnige vormen die door het verpakkingsmateriaal niet meer herkenbaar zijn.

Christo: ingepakte blikken en fles

Later pakte hij met duizenden vierkante meter textiel of nylon complete gebouwen, bruggen en zelfs eilanden in. Christo en zijn vrouw Jeanne-Claude werken inmiddels op zo'n grote schaal dat elk kunstwerk een project wordt waar honderden mensen aan meewerken. Met de opbrengst van (gesigneerde) tekeningen en foto's kunnen de Christo's steeds grotere, nieuwe projecten financieren.

Christo: ingepakte Rijksdag 1995

 

Christo: conceptdocument Rijksdag 1995

Je kan zeggen dat Christo Pop Art sculpturen maakt, omdat het werk een omschreven, aan de bestaande werkelijkheid ontleende vorm heeft. Anderzijds heeft het ook kenmerken van een performance, van conceptual art, minimal art en -waar hij in het landschap 'ingrijpt'- van land-art.

 

Christo: Valley curtain

 

Christo: Running Fence 1972

 

Christo ingepakte eilanden

 

Samenstelling bronmateriaal utsluitend en alleen ten behoeve van het nieuwe vak ckv-1/2 voor havo en atheneum.  Meewerken aan deze site? Opsturen via e-mail is voldoende. Samenstelling: Marjet Stamsnijder Udens College Uden.

Is er zonder uw toestemming en zonder bronvermelding gebruik gemaakt van uw teksten? Onze verontschuldigingen hierover. Laat het ons weten en wij geven een juiste bronvermelding of halen het materiaal van internet. Een financiele vergoeding kunnen wij helaas niet geven.


02/01/2003 last update