Diana en Actaeon:

een onmogelijke liefde

Vanaf ca. 1550 verschenen steeds meer vertalingen van klassieke geschriften, vooral van Ovidius, Vergilius en Homerus, in het Nederlands, zodat deze schrijvers ook voor een groter publiek bereikbaar werden

Het zal geen verrassing zijn welke episodes het meest geliefd waren bij de zeventiende-eeuwse schilders: de vrijages van Aphrodite, het oordeel van Paris, en Artemis en Aktaion. Al deze drie onderwerpen bieden namelijk het nodige drama, én de gelegenheid tot het schilderen van schaars gekleed vrouwelijk schoon.

Rembrandt, 'Diana en Callisto, Diana en Aktaion', 1634,

Rechts wordt ontdekt dat een van Diana's nimfen, de arme Callisto, zwanger is. De andere nimfen lachen haar uit. Links Aktaion, die tijdens een jachtpartij onverwacht de schone naaktheid van Diana aanschouwt en daarvoor streng gestraft wordt. Hij wordt onmiddellijk in een hert veranderd. Een gewei ontspruit al op zijn hoofd en spoedig zullen zijn honden hem verscheuren. Evenals Callisto wordt hij gestraft voor het feit dat hij onnadenkend aan zijn zinnelijke lusten heeft toegegeven.

Paulus van Vianen zilveren schaal met Diana en Aktaion 1613
[te vergroten]

Alleen al om de hoeveelheid bekoorlijke dames spant het verhaal van Artemis en Aktaion de kroon, maar ook de dramatische handeling liegt er niet om. Artemis, door de Antwerpenaar Hendrik van Balen (1575-1632) in het midden van de voorstelling geschilderd met een halve maan op haar voorhoofd, was de maagdelijke godin van de jacht. Hoe streng zij haar kuisheid bewaakte mocht de jager Aktaion tot zijn schade ondervinden. Hij werd door Artemis in een hert veranderd en door zijn eigen honden verscheurd, toen hij haar, vergezeld van een hele schare nimfen, toevallig betrapte bij het baden. Terwijl Aktaion uiterst links is afgebeeld, het hertengewei al uit zijn voorhoofd groeiend, besteedt Van Balen het grootste deel van het oppervlak van het schilderij aan de nimfen die geschrokken uiteen stuiven, op zoek naar iets om zich mee te bedekken.

Nederlandse uitgave van Ovidius/Diana en Aktaion [vergroten]

 

Diana & Actaeon  Larissa Lezhnina

Ovidius, Metamorfosen 3:173-252

En zie: terwijl Diana zich daar baadt en laat bespoelen,
dwaalt Cadmus’ kleinzoon, nu de jachtarbeid is stilgelegd,
zonder een doel te hebben door het onbekende bos
en komt bij die gewijde plek. Zo leidde hem het toeval ...
Nauw’lijks bevond hij zich binnen de druppende gewelven
of al die nimfen - en ze waren naakt! - zagen de man
en maakten luid misbaar, het hele bos werd opgeschrikt door
hun plots gegil, terwijl zij met z'n allen snel een kring
ter dekking rond Diana vormden. De godin was echter
langer, zij stak met hoofd en schouders boven allen uit.
Een kleur - zoals je ziet bij wolken die door kaatsend zonlicht
beschenen worden, of als van Aurora's purpergloed -
trok langs Diana's wangen, toen ze naakt door hem gezien werd.
Hoewel zij dicht omstuwd werd door haar nimfenschare, hield
zij zich toch afgewend van hem' maar keek over haar schouder
wel naar hem om... Het liefst had zij haar boog ter hand gehad;
nu greep ze wat ze wél had: water, smeet dat midden in zijn
mannengezicht, plensde zijn haar nat met een douche van wraak
en voegde woorden toe, die op een naderend onheil duidden:
'Nu mag je rondvertellen dat je mij geheel ontkleed
gezien hebt, áls je nog vertellen kunt!' - Zij dreigt niet verder,
maar siert zijn natte voorhoofd met een levensgroot gewei,
geeft hem een hertenek en maakt de ooruiteinden puntig,
vormt hoeven van zijn handen, slanke poten van wat eerst
zijn armen waren en omkleedt hem met een vacht vol spikkels.

En dan komt ook zijn schichtigheid: met sprongen schiet hij weg,
de held uit Thebe, zelf verbaasd zo snel te kunnen rennen.
En als hij dan zijn kop in 't water ziet, met dat gewei,
wil hij gaan roepen: 'Help mij toch!' - helaas, hij heeft geen stem meer;
een droef geblaat, dat is zijn stem; zijn tranen stromen langs
een vreemd gelaat. Alleen zijn hart en ziel zijn nog als vroeger.

Diana en Actaeon door Titiaan 1556-1559

Wat moet hij doen? Naar het paleis gaan? Zich verbergen in
het bos? Hij schaamt zich voor het eerste, huivert voor het tweede
en aarzelt..., tot zijn honden hem ontdekken! Zwartpoot eerst,
díe en de slimme Speurder sloegen aan met schrille blaftoon
- Speurder, een hond uit Knossos; Zwartpoot van Spartaanse stam -
en toen stoof heel die meute aan, suizender dan een windvlaag:
Slokop en Klimmer en Gazelle, drie Arcadiërs;
Deerhunter, sterke hond; de woeste Jager, Windhoos naast hem;
Vlieger, vervaarlijk om zijn snelheid, Snuffel om zijn neus;
Bossaart, nog onlangs door een woedend everzwijn verwond;
Tarzan, die afstamt van een wolf, en Herder, die de schapen
bijeenhoudt, daarna ook Harpij, haar beide jongen naast zich
en Windhond, slank van achterschoft, een Sicyonisch ras,
Snelvoet en Vlek en Bas; vlak na hen Tijgerin en Bokser,
en Blankert met een witte, Roethond met een zwarte vacht;
Spartaan, de allersterkste; Wervel, een uitstekend renner,
en Rappaart, en de snelle Wolfshond met haar broer uit Cyprus,
en Rover - zwarte kop met in het midden heel opvallend
een witte nop - en Neger; Ruighaar met zijn krullig lijf,
daarna twee telgen van Spartaanse moeder en een vader
uit Kreta: Quick en Wittand; Blaffer met zijn schel geluid,
enfin, te veel om op te noemen... Heel die meute vloog dus
belust op prooi van rots naar rots, langs ongenaakbaar steen,
langs al wat niet of nauw’lijks pad was, in hun meesters richting.

Hij vlucht. Juist daar waar hij zo vaak gejaagd had in hun spoor,
vlucht hij nu weg voor eigen trouwe helpers. Hij wil roepen:
'Ik ben Actaeon! Jullie meester! Kijk dan wie ik ben!' -
't is smeken zonder klanken en de lucht weergalmt van blaffen.
Zwarthaar bijt hem de eerste wonden in de rug, daarna
slaat Killer toe, Bergloper zet zijn tanden in zijn schouder.
Niet dat dit drieta1 sneller was, maar door het bergterrein
had het de kortste weg genomen; toen het hem daar vasthield,
kwam ook de rest, de kaken vielen op hun meester aan.
A1 gauw is er geen plek meer om te bijten; kreunend stoot hij
geluiden uit níet van een mens en ook niet wat een hert
normaa1 laat horen: droef geklaag, dat die vertrouwde bergen
vervult. Voorover, op zijn knieën richt hij nu zijn kop,
zoals een smekeling zijn handen, woordeloos ten hemel.
En als zo vaak hitsen zijn makkers, zich van niets bewust,
die prooibeluste meute op. Zij kijken of Actaeon
eraan komt, roepen steeds ‘Actaeon!’ - hij, die zo dichtbij is,
zijn kop knikt heftig bij die naam! - en vinden het maar jammer
dat hij zo laat is en dit jachttaf’reel hem nu ontgaat.
Hij zou graag weg zijn, maar hij ís er; graag zou hij ook toezien,
niet voelen, hoe zijn honden wreed tekeergaan met hun vangst.
Zij dringen om hem heen, een en al bek rukt aan dat lichaam
dat van hun meester is, in de vermomming van een hert.
Pas toen zijn levensgeest uit al die wonden was verdwenen,
bekoelde ook de wrok van de jageres Diana, zag men.


Vertaling: M. d'Hane-Scheltema (Atheneum-Polak, Amsterdam 1993) Ovidius: Metamorphosen.

11-11-2010 CKV-1 De onmogelijke liefde