Canto 5


 

 

Gravure van Gustave Doré uit 1861, Paolo en Francesca illustraties van Dante's Inferno uit A Doré Treasury van James Stevens

Sulle note di Serenata Rap di Jovanotti ecco la parodia romantica e divertente della storia di Paolo e Francesca by Oblivion

Paolo en Francesca

73


76


79


82


85


88


91


94


97


100


103


106


109


112


115


118


121


124


127


130


133


136


139


142
Dan hief ik aan: 'O 'k zou zo gaarne, dichter,
eens spreken met die twee , daarginds te samen,
die 't stormgeweld zo licht schijnt voort te dragen.'
En hij tot mij: 'Wanneer ze ons zijn genaderd,
zult gij hen zien en vraag 't dan bij de liefde,
die hen geleidt; en zij, zij zullen komen.'
Zodra de wind hen nader had gedreven,
nam ik het woord:'O gij gekwelde zielen,
komt, spreekt met ons, als niet die Ene 't weigert.'
Als duiven, door verlangen opgeroepen,
met wijde en vaste vlucht de lucht doorklieven
naar 't zoete nest, als door hun wil gedragen,
zo kwamen beide uit de schaar van Dido
tot ons gevlogen door de boze luchten.
Zó dringend was mijn liefdevolle bede.
'O gij gevoelvol en welwillend wezen,
dat in deez' helle-nacht ons komt bezoeken,
- ons, die de wereld met ons bloed bevlekten -
was ons de Koning van 't heelal goedgunstig,
wij zouden Hem voor u om vrede vragen,
omdat gij deernis toont met onze ellende.
Wij zullen luistren, als gij wenst te spreken,
wij zullen spreken, als gij wenst te luistren,
zolang het stormgeloei, als nu, blijft zwijgen.
Het oord, waar 'k ben geboren, is gelegen
aan 't zeestrand, waar de Po komt neergezonken,
om rust te vinden met zijn stroomgenoten.
De liefde, ras een edel hart ontvlammend,
ontvlamde ook deze voor mijn heerlijk lichaam,
mij zo ontrukt, dat 'k nog de smaad voel branden.
De liefde, steeds om wederliefde vragend,
deed mij in hem zo'n welgevallen vinden,
dat, als ge ziet, zij nog niet van mij scheidde.
De liefde was 't, die tot é én dood ons voerde;
Kaïna wacht hem die ons 't leven roofde.'
Dit zijn de woorden, die zij tot ons richtten.
Terwijl ik die gefolterden aanhoorde,
boog ik het hoofd en hield het diep gebogen,
tot mij de dichter zei: 'Waar peinst gij over?'
'Helaas,' zeide ik, mijn meester antwoord gevend,
'wat lieflijke gedachten, wat verlangen
bewoog hen toch tot deze droeve schrede?'
Weer wendde ik mij tot beiden en ik zeide:
'Francesca, de aanblik van uw martelingen
doet mij van smart en mededogen schreien.
Maar zeg mij toch: ten tijde der zoete zuchten,
waaraan en hoe deed u de liefde kennen
uw weiflende begeerten en verlangens?'
En zij tot mij: 'Daar is geen groter lijden
dan aan het uur der vreugd terug te denken
in 't uur der smart; dit weet ook hij, uw meester.
Maar voelt ge in u zo vurig een verlangen,
te kennen de eerste wortel onzer liefde,
dan zal ik doen als hij, die spreekt in tranen.
Wij lazen op een dag voor ons genoegen
van Lanceloot, hoe hem de liefde omstrikte;
we waren heel alleen en zonder argwaan.
De lezing van het boek deed meerdre malen
ons de ogen opslaan en van kleur verandren;
maar één plaats was 't, die ons heeft overwonnen.
Want toen we lazen hoe 't begeerde lachje
werd weggekust door zulk een vurig minnaar,
bedekte hij, die nooit mij wordt ontnomen,
al bevend mij de mond met zoete kussen.
Een koppelaar was 't boek, maar ook zijn dichter.
Niet verder hebben wij die dag gelezen.'
Terwijl ons de ene geest dit alles zeide,
brak de andere uit in zulk wanhopig snikken,
dat ik van smart bezwijmde als ging ik sterven.
En ik sloeg neer, zoals een lijk zou neerslaan.

Deze tekst is overgenomen uit de vertaling van de Goddelijke Komedie door Christinus Kops O.F.M.. Opnieuw uitgegeven door Gerard Wijdeveld. Uitgeverij Pelckmans Wereldbibliotheek.

04-16-2010CKV-1 De onmogelijke liefde